• Thema-artikel
Mettie de Braal-Prins

Gedreven zoeken naar passend en inclusiever onderwijs

Sinds de komst van passend onderwijs moeten samenwerkingsverbanden en gemeenten, onderwijs en jeugdhulp op elkaar afstemmen. Dat betekent in de praktijk een hele klus erbij. Hoe verhoudt zich dat tot de zorgplicht die scholen altijd al hebben?

Samen – gedreven - barmhartig zijn de kernwaarden waarmee het reformatorisch samenwerkingsverband Berséba gestalte probeert te geven aan haar opdracht onderwijs en zorg met elkaar te verbinden. Altijd op zoek naar een thuisnabije passende plek voor ieder (reformatorisch) kind.

Onderdak

Die uitdaging gaat Gert van Roekel graag aan. ‘Ik sta als regiomanager continu in verbinding met de aangesloten scholen en de verschillende gemeenten van regio Midden.’ In het gezelschap van wethouders en ambtenaren presenteert hij zich het liefst als kartrekker en ambassadeur van passend onderwijs. Verder functioneert Het Loket van die regio onder zijn verantwoordelijkheid. ‘Het Loket geeft scholen de gelegenheid maatwerk te bieden.’

Berséba is zowel een bureauorganisatie als een netwerkorganisatie van scholen. Van Roekel onderstreept de drie kernwoorden van het samenwerkingsverband als de leidraad voor het handelen. ‘We hopen dat anderen zien dat we op alle terreinen willen samenwerken. Dat we in die samenwerking bevlogen zoeken naar de juiste ondersteuning voor kinderen bij wie het schoolleven niet op rolletjes loopt. Tenslotte dat duidelijk is dat wij elkaar vinden in de Bijbelse opdracht om dienstbaar te zijn. Om als school barmhartig en herbergzaam onderdak te bieden aan de kinderen van ouders die behoren tot de achterban van de school.

‘Ik wil nog meer werk maken van de verbinding en samenwerking tussen de scholen onderling’

Gert van Roekel

Open binnen de kaders

Het laatste vormt volgens buitenstaanders een obstakel op weg naar inclusiever onderwijs.
De jaren geleden gelanceerde website inclusiefonderwijs.nl gaat over de aanmelding van een kind, ongeacht ondersteuningsbehoefte of de handicap van het kind. De maatschappij van nu trekt inclusie veel breder. De ambassadeur van passend onderwijs zegt daar niet over te gaan. ‘Onze schooldeuren staan wijd open, maar binnen de kaders van het toelatingsbeleid van desbetreffende scholen. In het kader van de zorgplicht – een wettelijke opdracht voor iedere school – zijn er twee opties om een kind niet toe te laten. Of ouders respecteren of onderschrijven de grondslag van de school niet of de school zit numeriek vol.’

Berséba kent scholen met een open toelatingsbeleid, waar elk kind van het dorp welkom is, mits ouders de grondslag respecteren. Maar er zijn ook scholen die een kind alleen toelaten op basis van onderschrijven van de grondslag.
Meldt een ouder een kind aan met een zeer specifieke ondersteuningsbehoefte, dan mag dat op zich geen reden zijn om te zeggen dat een kind niet welkom is. Op het moment dat het kind aangemeld wordt, hoeft de school hem nog niet direct in te schrijven. Het is wel wettelijk verplicht om de ondersteuningsbehoefte te onderzoeken. Ouders moeten hieraan hun medewerking verlenen. Kan de school het kind niet bieden wat het nodig heeft, ook niet met extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband, dan blijft het de verantwoordelijkheid van de school om samen met ouders te zoeken naar de meest thuisnabije passende plek.
Van Roekel constateert nuchter: ‘Niemand wordt er blij van als een kind na een half jaar (opnieuw) vastloopt.’

Getalsmatig bekeken is het landelijke samenwerkingsverband klein. Het is onmogelijk om een compleet dekkend netwerk te bieden voor alle reformatorische kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften. ‘We betalen als Berséba voor de kinderen vanuit onze achterban die gebruik moeten maken van bijvoorbeeld voorzieningen voor mytyl en tyltyl. Omgekeerd blijft, als een school van buiten ons samenwerkingsverband een kind verwijst naar een reformatorische voorziening voor gespecialiseerd onderwijs, dat samenwerkingsverband financieel gezien verantwoordelijk.’

Rem

Van Roekel signaleert in zijn eigen regio al geruime tijd een toename van verwijzingen naar het cluster 4-onderwijs. Dat tij wil hij graag keren. ‘Ik weet dat er op de basisscholen gemotiveerde leerkrachten werken die inclusiever onderwijs willen geven. Scholen zoeken onderling de verbinding om te kijken hoe zij dat met elkaar kunnen realiseren. Als het lukt om op de rem te trappen met betrekking tot verwijzing naar het speciaal onderwijs, dan levert dat in ieder geval meer financiële middelen op voor het basisonderwijs.’

Een school die veel verwijst kan een prima school zijn. En de school die nooit verwijst, hoeft niet per definitie een goede school te zijn. ‘Blijf na verwijzing naar het s(b)o daarmee in contact. Is deze leerling terug te plaatsen?’ (zie kader)
‘Ik wil nog meer werk maken van de verbinding en samenwerking tussen de scholen onderling, zowel regulier als speciaal. Gespecialiseerde scholen kunnen dan samen met de Brede Ambulante Dienst doorontwikkelen tot een expertisecentrum.’

Terug naar overzicht