• Thema-artikel
Kees de Groot

Herbergzaamheid heeft hoog rendement

Gastvrijheid kenmerkt christelijke school

Het beeld van de school als herberg wint aan populariteit in reformatorisch onderwijsland. Vanwaar die voorstelling? En wat kenmerkt zo’n school, naar binnen en naar buiten toe? Gastvrijheid, gemeenschapszin en geborgenheid. De opbrengst? Die is fenomenaal.

Een christelijke school is een herbergzame school’, stelde dr. Bram Kunz van Driestar educatief (DE) vorig jaar in een lezing bij het afscheid van Driestarbestuurder Gert Bergacker. ‘Want een christelijke school draagt de Naam van Christus, Die met ontferming was bewogen. Hij sloot geen mensen buiten.’

De Bijbel leert verder dat naast gastvrijheid gemeenschapszin essentieel is. De christelijke schoolpedagogiek Gidsen van DE wijst in dat verband op de kerk als lichaam van Christus. ‘Het behoort tot de identiteit van de christelijke gemeente dat gelovigen met elkaar zijn verbonden en dankzij elkaar kunnen floreren.’ Die lijn kun je doortrekken van de kerk naar de klas. Gods Woord wijst daarnaast op Christus als Schuilplaats. Dat impliceert geborgenheid en veiligheid – het derde cruciale kenmerk van de christelijke school als herberg.

Balans

Gastvrijheid betekent dat iedereen welkom is en wordt aanvaard zoals hij of zij is, ongeacht gaven en beperkingen. Iedereen telt mee, juist ook de zwakkeren. Op zo’n inclusieve school hebben leerkrachten positieve verwachtingen van alle leerlingen: ze denken vanuit de ontwikkelmogelijkheden van kinderen en jongeren. Daar spelen ze vervolgens op in. Gemeenschapszin houdt concreet in dat er veel aandacht en zorg is voor individuele leerlingen, maar altijd in balans met aandacht voor de groep. Kinderen leren dienstbaarheid, zodat ze kunnen bijdragen aan de schoolgemeenschap en de samenleving.
In de herberg mag overigens ‘best discussie zijn’, aldus Kunz in zijn lezing. ‘Zolang het er maar christelijk aan toe gaat. Leren omgaan met elkaar is een maatschappelijke taak van de school.’
Geborgenheid, ten slotte, impliceert gelijkwaardige behandeling van elk kind, omdat ieder van hen naar Gods beeld is geschapen. Leerlingen worden niet afgerekend op kenmerken als afkomst, intelligentie of seksuele geaardheid. Maar evenmin worden er (zorg)leerlingen voorgetrokken.
Bij een veilig schoolklimaat hoort verder geduld hebben met elkaar, elkaars fouten bespreken én vergeven.

Ideaal

Herbergzaamheid raakt niet alleen leerlingen, maar ook het docentenkorps. Leerkrachten vormen met elkaar een praktijkgemeenschap. Leren van de ander. Hem of haar helpen. ‘Bovendien’, stelt Gidsen, ‘is men bereid om zich met elkaar te bezinnen op het schoolgebeuren als geheel.’
Leraren moeten mensen zijn die vanuit het christelijke ideaal werken, aldus Kunz in zijn lezing. Zij ‘zijn gastheer of gastvrouw van de herberg. (...) We kunnen alleen gastvrij zijn, als er leraren zijn die kwalitatief goed zijn in hun vak, die een hart voor leerlingen hebben en bovenal een verlangen hebben om de HEERE te dienen.’

Herkerstenen

Hoe stelt de herbergzame school zich op naar buiten? Schrijft zij bijvoorbeeld iedere leerling in? Christenpolitici ijverden vroeger voor de openbare school met de Bijbel. Daar waren de kinderen van de kerkelijke gemeente welkom, maar ook die van het volk. Die gereformeerde volksschool als middel om onze samenleving te herkerstenen is door de secularisatie steeds verder buiten beeld geraakt. Gastvrijheid anno nu ‘betekent niet: zomaar iedereen toelaten’, meent Kunz. De school is immers een gemeenschap, waar gezamenlijk gedragen waarden onmisbaar zijn, ‘evenals een praktijk waarin deze worden belichaamd.’ Dat kostbare bezit verdient bescherming. Herbergzaamheid houdt volgens hem in ‘dat we de vraag van elke ouder om het kind op school te plaatsen, serieus nemen.’
Daarbij hoort een ‘wezenlijk gesprek’ – met álle nieuwe ouders – bij de toelating om te verifiëren of zij ‘de grondslag van de school op zijn minst respecteren.’ Dat is ook van belang omwille van de geborgenheid: ‘Ouders moeten weten wat ze doen als ze hun kind op een christelijk-reformatorische school doen.’ Een te grote cultuurkloof tussen thuis en school zorgt alleen maar voor verwarring en onveiligheid.

Roet

Zo’n ideale, herbergzame school word je niet zomaar, erkent Gidsen. ‘Meer herbergzaamheid ontstaat in de weg van geleidelijkheid.’ Daarbij is veel weerstand te overwinnen. Intern én extern: de professionele cultuur schiet tekort. Prestatiedruk en beheersingsdrang gooien roet in het eten. En vergeet vooral het individualisme niet.
Maar werken aan een herbergzamere schoolpraktijk loont, belooft de genoemde schoolpedagogiek: die kan namelijk ‘bijdragen aan een samenleving waarin meer oog is voor het feit dat mensen allen verschillend zijn.’ Dat is nog lang niet alles: ‘Dit onderwijs leidt bovendien tot sterkere sociale relaties, verhoogde leeruitkomsten, hogere verwachtingen van álle leerlingen, het zet aan tot meer samenwerking tussen leraren en andere betrokken professionals en het draagt bij aan verbeterde integratie in de maatschappij.’ Tel uit je winst.


SCHOOL ALS STADSPOORT
De stadspoort van Naïn – die metafoor koos de hervormde theoloog dr. W. Aalders om taak en functie van de christelijke school te omschrijven. Zij is niet Naïn (die ‘lieflijke plaats’ is het gezin), zij is ook niet de wereld erbuiten. ‘De school staat op de grens van Naïn en de wereld, van het leven binnen en buiten de poorten’, zei hij in 1977 in een lezing voor Driestardocenten. ‘Daarom heeft ze evenzeer te maken met het ouderlijk huis als met de wijde wereld daarbuiten. Zij is als het ware de doorgangsfase van de geborgenheid van het gezinsleven naar de wijde horizon van de cultuur. Tussen die beide polen beweegt zij zich in Christus’ Naam.’
Leerlingen wegwijs maken in de maatschappij is een ‘hoge en zware roeping’, vervolgt hij. Dat ‘ambt’ kan alleen worden bekleed door leerkrachten die het christelijke gezinsleven uit eigen ervaring kennen. Zij hebben ‘heel wat méér’ nodig dan ‘alleen maar een persoonlijk geloof.’ Ook moeten ze ‘strijdend en belijdend in de wereld staan’: vrijmoedig het Evangelie kunnen uitdragen in een moderne, demonische cultuur. Zulke poortwachters moeten kinderen zó kennis en wetenschap bijbrengen dat ze de gevaren en dwalingen daarin onderkennen en aanwijzen, aldus Aalders. Waar nodig moeten ze ook op de bazuin blazen en de poorten toegrendelen. ‘Het is de wachter immers eigen om op zijn hoede te zijn’, juist omdat hij weet van de vijandschap tegen het gezin.
De complete lezing is te vinden via digibron.nl/zoeken/zoekwoord/content:(Taak%20functie%20christelijke%20school%20AND%20authors:(Aalders)/Datum-tussen/1977-01-0null:1978-12-0null/ text: Digibron)

‘Discussie mag er best zijn, zolang het er maar christelijk aan toe gaat’

Bram Kunz

Terug naar overzicht