• Stemmen uit het heden of verleden
Maarten van Zetten

Marnix van Sint Aldegonde - Vorming van ziel en lichaam

De leraar dient opvoedkundig bezig te zijn en moet zich in het bijzonder richten op de vorming van de ziel, de ontwikkeling van het verstand en de verzorging van het lichaam. Dat is de boodschap die Marnix de lezer meegeeft in zijn traktaat dat hij schreef over de opvoeding van de jeugd.

Op school moet volgens Marnix vorming plaatsvinden. Hij is van oordeel dat gemeenschappelijk onderwijs beter is dan individueel onderwijs. Talenten kunnen zich ontwikkelen door het voorbeeld dat leerlingen elkaar geven.

De leraar dient opvoedkundig bezig te zijn en moet zich in het bijzonder richten op de vorming van de ziel, de ontwikkeling van het verstand en de verzorging van het lichaam. De vorming van de ziel vindt plaats door het aankweken van godsvrucht en catechetisch onderwijs vormt de ziel. Houdt echter rekening met het kinderlijk begripsvermogen. Verder is het lezen van de Heilige Schrift en het voortdurend oefenen in de gebeden van belang.

Door de leerlingen te leren matig te zijn wordt de beheersing van de hartstochten geoefend. Het verstand kan geoefend worden door ingewikkelde kwesties te analyseren. Beloon, wanneer leerlingen daarin slagen. Bij het talenonderwijs moet ernaar gestreefd worden het gebruik van regels te beperken en de leerlingen te leren uit hun eigen waarneming zelf de regels af te leiden. Dat bereikt men door het geven van voorbeelden en logisch nadenken. Door één inductie wordt veel meer winst geboekt dan door ontelbare regels. De oefening van het geheugen eist bijzondere aandacht. Het is immers de betrouwbaarste bewaarplaats van onze kennis. De leraar dient alleen datgene in het geheugen te laten prenten, wat verdient tot het einde van het leven goed onthouden te worden. Klaslokalen vol met afleidende voorwerpen dienen te worden geweerd, want ze leiden de aandacht van de leerling af. Een goede opvoeder gebruikt geen wreedheid, maar zal gebruikmaken van een aanmoediging of een berisping. Eerst als woorden niets meer bereiken zal hij lichamelijke straffen gebruiken.

'De leraar dient alleen datgene in het geheugen te laten prenten, wat verdient tot het einde van het leven goed onthouden te worden.'

Marnix van Sint-Aldegonde

Wie was Marnix?

Philips van Marnix van Sint Aldegonde (1540-1598) staat in de vaderlandse geschiedenis bekend als de rechterhand van Willem van Oranje. Op verzoek van graaf Jan van Nassau schreef hij een opvoedkundig traktaat, waarin hij zijn ideeën over onderwijs en opvoeding op schrift stelde. Blijkbaar stelde graaf Jan veel vertrouwen in de pedagogische adviezen van Marnix, al was deze staatsman. Het traktaat kreeg de titel ‘Ratio Instituendae Juventutis’. Gezien het gebruik van het Latijn was de inhoud bedoeld voor de intellectuele bovenlaag van de bevolking. Het naar alle waarschijnlijkheid in 1583 geschreven traktaat verscheen voor het eerst in 1651 in druk. In 1992 verscheen onder de titel ‘De opvoeding van de jeugd’ een hedendaagse vertaling, die ongeveer 30 pagina’s telt.

Terecht merkt ds. M. Golverdingen in zijn voorwoord van de uitgave van 1992 op dat dit traktaat van Marnix voor wat zijn pedagogische adviezen betreft de essentie van het gereformeerd opvoedkundig denken weergeeft. Welswaar veel uitgebreider, maar stoelend op dezelfde wortel is het de pedagogiek die we terugvinden in de werken van Koelman, De Swaef, Wittewrongel en anderen. In de didactische adviezen weerspiegeld zich het humanistisch denken van die dagen. Ze zijn tijdgebonden, al zal een deel de hedendaagse docent zeker nog aanspreken.

Reactie Ria de Wit-Westerduin (docent klassieke talen)

‘Marnix zette de traditie van de reformatoren voort, die zich aansloten bij de bestaande, op humanistische leest geschoeide, onderwijsvormen en deze waar nodig reformeerden. Opvallend is zijn grote aandacht voor de godsdienstige vorming van kinderen in huiselijke kring. De godsdienstige opvoeding op school komt veel minder uit de verf. Het blijft bij enkele adviezen waarvan de inhoud geen samenhangend geheel vormt met het schoolprogramma. Bij Marnix is dus geen handleiding voor ‘gereformeerde pedagogiek’ te vinden. Toch is er in het traktaat veel waardevols te vinden voor het huidige onderwijs. Als rode draad door zijn werkje loopt Marnix’ pleidooi voor kindgerichtheid in de opvoeding. Het kind moet niet iets aanleren wat het nog niet volledig kan bevatten. In dit verband staat Marnix ook afwijzend tegenover het aanleren van regels die niet absoluut noodzakelijk zijn bij onder andere het taalonderwijs: ‘Zo veel als mogelijk is, moet kennis voortkomen uit wat de kinderen zelf kunnen opmerken’. Ook pleit Marnix ervoor alle zaken die de ogen en de aandacht van de leerlingen afleiden te weren uit de school. In zijn tijd waren dat standbeelden, schilderijen of vogelkooitjes ‘en zulke prullen meer’. We kunnen voor onszelf wel invullen welke zaken dat in onze tijd zijn. Zo zijn er meer adviezen die, afgezien van de historische context van het traktaat, hedendaags aandoen en die voor mij, als herintreder, zeker weer verfrissend en verhelderend zijn. Opvallend is de warme liefde voor kinderen die in al zijn adviezen doorklinkt. Met name het advies van Marnix dat een leraar van zijn leerlingen moet houden is een aanbeveling waar ik me van harte in kan vinden.’

Terug naar overzicht