Een paar leerlingen hangen onderuit in het roodbruine bankstel, ieder verdiept in een eigen leesboek. Enkele meters verderop zitten er een paar te schaken. De computers in de lengte voor de hoge ramen zijn allemaal bezet. Bij de balie lopen leerlingen af en aan voor het lenen of terugbrengen van boeken.
Vanachter de balie heeft René van der Werf, mediathecaris van de Pieter Zandt scholengemeenschap (PZ) in Kampen, goed overzicht over het geheel. Hij heeft het druk deze middag. Dat zijn enthousiaste verhaal telkens wordt onderbroken doordat leerlingen en leraren zijn aandacht vragen, deert hem niet. ‘Je kwam voor een sfeerimpressie toch? Nou, ’t is wat chaotisch, maar sfeer krijg je wel.’
‘Meneer, u weet wel, ik heb dyslexie. De vorige keer hebt u me aan zo’n lekker dun boek geholpen, weet u nog?’ Vragende ogen kijken Van der Werf aan, die al in zijn computer begint te zoeken. ‘Zo’n boek dat makkelijk te lezen is’, voegt de leerling voor de zekerheid toe. ‘Niet met die moeilijke woorden.’ ‘Maffiajongen’, reageert de mediathecaris. ‘Van Luisa Mattia. Nog geen honderd pagina’s!’ De jongen knikt blij, terwijl Van der Werf alweer terugschakelt. ‘Dun, spannend, eigenlijk zou het geen boek moeten zijn. Dat is wat zulke jongens zoeken.’
Leesbevordering
‘Als je het mij tien jaar geleden had gevraagd, had ik je gezegd dat ik twee speerpunten heb voor de mediatheek. Ten eerste informatievaardigheden. Nu houd ik me daar alleen nog maar op aanvraag mee bezig. Ik heb er geen zicht op, maar ga ervan uit dat leraren er hier en daar zelf wel wat aan doen. Maar ik richt me nu helemaal op m’n tweede speerpunt: leesbevordering. Het is wat dat betreft echt vijf voor twaalf.’
Nieuwe leerlingen stromen af en aan, terwijl Van der Werf vertelt. Er is ruimte gekomen in het rooster voor stillezen met de mentor. Een paar leerlingen leggen boeken op de balie. ‘Maar dan moet zo’n mentor wel weten hoe je ook de gelegenheid kunt geven om erover in gesprek te gaan.’ Even moet er 20 cent bij een leerlingenpas opgeladen worden, zodat er weer een paar kopietjes kunnen worden gedraaid. ‘Aidan Chambers heeft daar een prachtige methode voor: Vertel eens. Al op de basisschool kunnen leerlingen goed in gesprek over de ervaringen van hoofdpersonen.’
Boekenlijst
Ineens is het druk bij de ingang. ‘Kijk, daar heb je zo’n docent’, veert Van der Werf op. ‘Voor vmbo 3 heb ik gezegd: schaf die boekenlijst nou af. Kom gewoon tijdens je les naar de mediatheek, dan zoeken we samen uit wat leerlingen leuk vinden.’ Hij staat op om te helpen. Bij de afdeling romans en jeugdliteratuur wordt goed gegrasduind. Even later staat er een rij voor de balie. ‘Weet je nou zo meteen nog welk van die twee voor jou is en welke voor de juf?’ De leerling grijnst en houdt het ene boek naar rechts, het andere naar links. ‘Hé’, reageert de mediathecaris naar een ander, ‘jij kan nog helemaal niet lenen. Eerst moet dat andere boek boven water komen.’
Bij de hoek met godsdienstige literatuur is het rustig. ‘Daar is vooral belangstelling voor als godsdienstdocenten hun opdrachten geven.’ Stevige Bijbelverklaringen staan er in stoere rijen. ‘Seculiere collega’s verwonderen zich daarover’, vertelt Van der Werf. ‘Voor ons is dit belangrijk. Kijk, wij zetten de boeken hier nog op die oude nummercodes. Dat is wel heel helpend bij het zoeken, al gebruiken we inmiddels ook kleurcodes voor bepaalde categorieën.’
Van der Werf bestelt lang niet zoveel informatieve boeken meer als in het verleden. ‘Er is zoveel beschikbaar via internet. Maar fictie helpt echt om leerlingen aan het lezen te krijgen en te houden.’ Bij de balie staat een vwo’er. Nog een enkele week heeft hij om de laatste van twaalf boeken van zijn lijst te lezen en samen te vatten. De keuze is op Grip, van Stephan Enter, gevallen. ‘Niet te dik’, zegt de leerling. ‘Dat lukt nu even niet. Ik lees trouwens ook liever iets filosofisch ofzo. Liever dan fictie.’ ‘O, ken je De wereld van Sophie? Dan is een mooie combi!’ ‘Ik moet nog twee boeken’, bemoeit een klasgenoot zich ermee. ‘Dit zijn de namen van Tommy Wieringa … is dat wat?’
Aangezien lezen belangrijk is, heeft de mediatheek een prominente plek in de school
Henk Pater
Leescommissie
Nieuwe titels van seculiere uitgevers voor de jeugd- en romancollectie worden door Van der Werf uitgekozen en dan eerst voorgelegd aan de leescommissie. Ten minste twee ouders lezen dan een boek. ‘Dat is een bewuste keuze. Ik ben trots op onze collectie. Goede verhalen zetten aan het denken. Maar bij vloeken gebruiken we tipp-ex. Ook letten we goed op de visie op seksualiteit. Tijdens bijeenkomsten op woensdagochtend in de bestuurskamer maken we samen de afweging tussen de waarde van het verhaal en de negatieve aspecten die eraan kleven.’
‘We hebben hier echt wel wat staan waarvan ouders van leerlingen soms de wenkbrauwen zullen fronsen hoor’, verzekert Van der Werf. ‘Dat is een bewuste keuze. Voor de collectie Nederlandse literatuur voor bovenbouw havo/vwo is de vakgroep Nederlands eindverantwoordelijk. Die zoeken natuurlijk wat goed is, maar soms is goede literatuur gemengd met zaken waar je minder vrolijk van wordt. Onze leerlingen moeten daar toch kennis mee maken en in de lessen wordt het besproken.’
Gezellig
Zoekend kijkt Van der Werf ineens om zich heen. ‘Ik dacht even dat ik een mobiel hoorde.’ Gebruik van de smartphone is in dit stukje school alleen toegestaan als het functioneel is voor studie of informatievergaring. ‘Leerlingen weten dat heel goed. Een blik is vaak voldoende.’ In de mediatheek is het sowieso rustiger dan enkele jaren geleden. ‘Toen was het tijdens pauzes een soort derde aula. Veel te veel jongeren hier, en niet omdat het een mediatheek is. Op een gegeven moment ontstond er zelfs een vechtpartijtje. Toen hebben we het aan banden gelegd.’
De drukte die er nu is, is eerder gezellig dan bedreigend. Vier enthousiaste meiden komen het resultaat van hun profielwerkstuk laten zien. Ze hebben zich verdiept in Dick Bruna, de auteur van Nijntje. In zijn schrijf- en tekenstijl hebben ze zelf ook een boekje ontworpen. ‘Kopen meneer? Daar zou u ons enorm mee helpen!’ ‘Nou ja, ik ben wel opa inmiddels’, weegt Van der Werf af. ‘U bent toch zo’n boekenliefhebber?’ dringen de leerlingen aan.
Ze weten wat ze aan hun mediathecaris hebben. Dat hij er graag voor hen wil zijn, is inmiddels wel duidelijk. En dat dit een dynamische functie oplevert, vooral op de momenten dat er leerlingen op school zijn, lijdt ook geen twijfel meer. ‘Wij leveren hier in de mediatheek echt een inhoudelijke bijdrage aan het leerproces door zo goed mogelijk maatwerk te leveren voor iedere individuele leerling. Door een leerling het juiste boek mee te geven of door hem te helpen de juiste informatie te vinden’, aldus Van der Werf.
‘Visie nodig’
Het aantal mediatheken in het voortgezet onderwijs loopt terug, zo meldde DUO Onderwijsonderzoek in 2019. In dat jaar waren er 561 mediatheken, goed voor een dekking van 39 procent van de locaties voor voortgezet onderwijs. In 2012 stond de teller nog op 709. De docenten zijn, zo blijkt ook uit eerder onderzoek (2016, 2017) over het algemeen te spreken over de boekencollectie waar ze gebruik van kunnen maken. Op acht van de tien mediatheken is een mediathecaris werkzaam. De helft van hen geeft aan een opleiding te hebben gevolgd die niet tot nauwelijks is gerelateerd aan het bibliotheekwerk.
Van der Werf: ‘Wat mij opvalt, is dat mediatheken onderling sterk verschillen. Bij sommige scholen zit het leercentrum erbij in, andere scholen hebben de reproafdeling eraan gekoppeld. Ook de scholing voor mediathecarissen verschilt erg.’ De PZ-mediathecaris ontmoet met enige regelmaat zijn collega’s van de andere zes reformatorische vo-scholen, de Prins Mauritsschool en het Ichthus College. ‘Het zou mij een lief ding waard zijn als we samen een sterkere visie zouden kunnen ontwikkelen’, geeft hij aan. ‘Soms worden er plotselinge bezuinigingen doorgevoerd en op andere momenten is er weinig lijn in de aanschaf van boeken en computermateriaal. Maar als het gaat om informatieverwerving en leesbevordering hebben we echt te maken met dingen die aandacht nodig hebben op de langere termijn.’