• Thema-artikel
Mettie de Braal-Prins

Zien en gezien worden

Scholen zijn bij wetgeving verplicht er alles aan te doen om een sociaal veilige leeromgeving te creëren. Dat betekent dat ze een coördinator sociale veiligheid en een aanspreekpunt rond pesten in huis hebben. En dat ze tenminste één keer per schooljaar de veiligheid en het welbevinden van leerlingen monitoren. ‘Een hulpmiddel als ZIEN!vo kan daarin nooit de pedagogische rol van de docent overnemen.’

Docent bewegingsonderwijs Margriet Beekman-Rotte van de Pieter Zandt Scholengemeenschap in Kampen houdt zich al 28 jaar bezig met dit onderwerp. Ze is coördinator sociale veiligheid, expert groepsdynamica en geeft weerbaarheidstrainingen. Daarnaast streeft ze als teamcoach naar een psychologisch veilige sfeer voor haar collega’s. ‘Ik ben al vroeg gegrepen door zorg voor kwetsbare leerlingen en de vraag wat er achter het gedrag zit.’

Antipestcommissie

Beekman is voorzitter van de antipestcommissie. ‘We zijn een grote locatie met zo’n dertien teams. Het is belangrijk dat er vanuit elk team iemand in de antipestcommissie zit. Ook de hoofdconciërge speelt hierin een rol. We zorgen met elkaar voor een veilige sfeer.’

Als coördinator sociale veiligheid heeft zij professionalisering van docenten en teams in het omgaan met sociale veiligheid als doel. Ze heeft de teamleiders bijgepraat over het borgen van die veiligheid in het teamplan. ‘Wat verstaan we eronder, welke aspecten komen daarin naar voren? Waar zie je handelingsverlegenheid bij jezelf en bij het team?’ De teams volgen minimaal één keer per jaar een training rondom een van de thema’s van sociale veiligheid. Een onderdeel van zo’n training kan bijvoorbeeld ingevuld worden door een oud-leerling die zijn ervaringen komt vertellen. Het verhaal over gepest worden en daardoor psychische klachten ontwikkelen.

‘Ik ben een betrouwbare reisgenoot die beweging brengt in het gezien worden’

Margriet Beekman

Afstemmen

De coördinator schrijft protocollen, adviseert en verwijst naar relevante websites. Maar zij is niet degene die het beleid bepaalt. Daarom werkt ze nauw samen met de directeur onderwijs en de beleidsmedewerker. ‘Zij zijn eindverantwoordelijk. Ik laat hen bijvoorbeeld meelezen bij de motivatie van een verwijzing naar een website die niet uitgaat van de identiteit van de school. Of ik vraag feedback over een brief naar de ouders.’

Sommige situaties zijn uitermate complex. School kan niet alles oplossen. Er gebeurt ook veel in de context van de leerlingen, bijvoorbeeld onderweg van en naar huis. Daardoor blijft het ingewikkeld om grenzen te trekken met betrekking tot gedrag. Toch vindt Beekman dat een school – naast dat het een wettelijke zorgplicht is – in situaties van sociale onveiligheid alles moet doen wat in haar vermogen ligt om te doen.

Beekman vindt dat een school in situaties van sociale onveiligheid alles moet doen wat in haar vermogen ligt om te doen. ‘Het proces moet goed verlopen: continu afstemmen met collega’s, ouders, leerlingen en externe partijen zoals hulpverlening en indien nodig de politie.’

Kern

‘In gesprekken van hart tot hart komen, in plaats van eindeloze dialogen voeren. Kom in verbinding met de ander als je het gesprek aangaat.’ Dat is de kern waar het de coördinator sociale veiligheid ten diepste om gaat. Ze wil een fijne omgeving creëren waarin leerlingen, collega’s en ouders zich gezien en gehoord voelen. ‘Ik kan niet tegen onrecht. Bij kwetsbare leerlingen horen ook die jongeren die zichzelf overschreeuwen en in de les zoveel ruimte innemen. Mag iedereen er zijn zoals hij is?’

Ooit heeft de gedreven docent haar roeping geformuleerd als: “Ik ben een betrouwbare reisgenoot die beweging brengt in het gezien worden.” ‘Ook al kan het lastig zijn om het positieve in grensoverschrijdende leerlingen te blijven zien, ik probeer door de bril van de Heere Jezus naar jongeren te kijken.’

‘Monitoring geeft aanzetjes voor gesprekken met en over leerlingen en de vraag wat zij nodig hebben'

Gerrald van Beek

Monitoren

Het monitoren van sociale veiligheid en welbevinden, een eis van de inspectie, klinkt vrij technisch en tijdrovend. Gerrald van Beek, onderwijsadviseur bij de Gouwe Academie, vindt van niet. Een technisch hulpmiddel als ZIEN!vo brengt niet alleen het welbevinden en de leerwerkhouding van een leerling in kaart, maar geeft ook concrete ontwikkelpunten en handelingssuggesties. ‘Met een technisch hulpmiddel als ZIEN!vo krijgt een docent een goed beeld van het sociaal-emotioneel functioneren van zijn klas en van individuele leerlingen, maar het kan nooit de pedagogische rol van de docent overnemen.’ Die bestaat gaat volgens hem uit: zien, wegen en handelen.

De vragenlijst die ZIEN!vo biedt, zijn onderverdeeld in de clusters Graadmeters (waaronder autonomiebeleving, welbevinden, welbevinden relatie docent en welbevinden relatie leerlingen), Gedrag, Leervaardigheden en Veiligheid. Elk cluster heeft zo zijn specifieke vragen. Bij Veiligheid beantwoorden leerlingen vragen over aantasting van de veiligheid en veiligheidsbeleving. De directie van de school downloadt de uitkomsten van welbevinden en veiligheid en levert die aan bij de inspectie.

Weging

Een mentor kan in de zogeheten cockpit (zie afbeelding) de scores inzien van alle ingevulde vragenlijsten. Voorafgaand aan bijvoorbeeld een mentorgesprek kiest hij door middel van vinkjes welke lijst hij wil bekijken. De kleuren paars, oranje, groen en blauw geven aan in welke mate leerlingen het gedrag laten zien. Rood komt er bewust niet in voor. Het gaan niet om een bepaalde waardering van gedrag of welbevinden.
Kleurtjes en cijfertjes zeggen wel iets, maar belangrijker is wat docenten daarmee doen. Het gaat er volgens Van Beek om dat een docent een leerling goed in beeld heeft, weet wat er aan de hand is en wat de leerling nodig heeft. ‘Het gaat uiteindelijk om de weging van wat je ziet.’

Die weging is volgens hem van cruciaal belang om tot een bepaalde aanpak te komen. ‘Tijdens de bespreking van de uitkomst van de vragenlijst zegt een docent bijvoorbeeld dat hij schrikt van wat hij ziet. De leraar heeft steeds gedacht dat zijn leerling onzeker is en daardoor weinig initiatief toont. “Ik heb nu het idee dat deze leerling gewoon gepest wordt, want veiligheid scoort heel laag. Morgen ga ik als eerste met haar in gesprek over wat ze op de vragenlijst aangeeft.” Monitoring geeft aanzetjes voor gesprekken met en over leerlingen en de vraag wat zij nodig hebben.’

Aanpak

Dat geldt ook voor leerlingen die goede cijfers halen en weinig ruimte innemen. Het is volgens de expert belangrijk dat een leerling zijn eigen mening kan formuleren en geven op het moment dat dit van hem wordt gevraagd. ‘Vooral om te voorkomen dat anderen voor hem of haar keuzes gaan maken.’

Niemand hoeft de gewenste aanpak zelf uit te vogelen. Het programma ZIEN!vo bevat handelingssuggesties om doelgericht aan de slag te gaan. ‘Daarmee neemt het programma de rol van de docent als pedagoog niet over, maar het ondersteunt hem daarin juist’, benadrukt de onderwijsadviseur.

Hij ontmoet in verschillende schoolsettingen een cultuur waarin de focus ligt op gedrag. Leerlingen moeten heel veel. Leerlingen die veel ruimte innemen springen uit de band. Ze scoren in de regel laag bij de vraag naar autonomiebeleving. ‘Ga met zo’n leerling in gesprek. Laat hem meedenken over een oplossing om zijn drukke gedrag te verminderen. Vraag bijvoorbeeld: “Hoe kan ik je helpen, waar word jij nou blij van?” Niet om de leerling de regie over te laten nemen, maar om samen tot een oplossing te komen.’

Sleutels bij sociale onveiligheid:

  • Neem de leerling mee in het hele proces;
  • Betrek ouders vanaf het begin;
  • Deel je eigen worsteling in het proces met ouders;
  • Trek samen op met verschillende disciplines;
  • Stem af;
  • Kom in verbinding met de ander;
  • Ga voor gedragen verantwoordelijkheid.

Terug naar overzicht