• In de Spiegel
Maarten van Nieuw Amerongen

Bekritiseer de techniek, omarm de rede

“Gelovigen zijn bang van tafel geveegd te worden zodra het op de rede aankomt. Ze hebben, misschien onbewust, het seculiere frame overgenomen. Ze zijn zelf ook gaan denken dat geloven irrationeel is. Maar ik zeg: omarm de rede. Ook zij wijst naar God,” aldus Emanuel Rutten. In navolging van Rutten wil ik oproepen tot een omarming van de rede, waarbij “de rede” opgevat wordt als het geestelijk vermogen om voorbij het materiële en het oorzakelijke te denken.

In de gereformeerde gezindte wordt de rede in de regel met enige scepsis tegemoet getreden. De wijsheid van deze wereld is immers dwaasheid bij God (1 Korinthe 3: 19) en beleden wordt dat ware wijsheid begint bij een nederig dienen van God (Spreuken 9:10). In het onderwijs voeden we dan ook geen beschaafde burgers op (humanisme), maar prenten we ons kroost in dat ze geneigd zijn tot alle kwaad (calvinisme). Daar zijn goede redenen voor, maar al te veel terughoudendheid ten aanzien van het cultiveren van de rede zou wel eens het zicht kunnen ontnemen op een ander gevaar. Juist omdat de gereformeerde traditie niet hoog opgeeft van de menselijke rede, is zij er des te gevoeliger voor om haar vertrouwen te stellen in de ogenschijnlijke objectiviteit van cijfers en techniek. Heeft Rutten misschien gelijk als hij stelt dat het seculiere idee van zingeving en wetenschap als twee gescheiden domeinen ongemerkt gemeengoed is geworden?
We hebben veel te danken aan allerlei natuurwetenschappelijke doorbraken. Toch zit er een belangrijke keerzijde aan de successen hiervan. Het rationalisme van de natuurwetenschap is heel goed in het isoleren van afzonderlijke onderzoeksobjecten (en legt daarmee de basis voor tal van technologische uitvindingen), maar voorziet niet in antwoorden op diepere vragen over zin, waarden en normen. De reductionistische aard van de natuurwetenschappen is tegelijkertijd een kracht en zwakte. Met behulp van de techniek nemen we zaken waar, maar voor het leggen van verbanden tussen datgene wat waargenomen wordt, en het verlenen van betekenis hieraan, is de rede, de menselijke geest, nodig. Goed denkwerk komt zelden in een vacuüm tot stand en dat geldt al helemaal voor betekenisgeving: het zijn processen die tot stand komen in interactie met de omgeving, met anderen, met literatuur, met kunsten, enzovoorts.

Husserl

Iemand die het tekort van de natuurwetenschap scherp zag was Edmund Husserl (1839-1938), de grondlegger van de fenomenologie. Husserl was als wiskundige en filosoof actief in het vooroorlogse Duitsland – een periode die je gerust kunt beschouwen als de hoogtijdagen van de positieve wetenschappen. Het algemene sentiment ten aanzien van wetenschappelijke resultaten en technologische vooruitgang was positief en optimistisch. Toch had Husserl het in de dertiger jaren al over een “crisis van de Europese wetenschappen”. Hij constateerde dat de wetenschap er niet (langer) in slaagde om richting te geven aan de zinsvragen van gewone Duitsers. Husserl weet dat mede aan de dominantie van natuurwetenschappelijke paradigma’s. De wetenschappers van zijn dagen konden de wereld alleen nog maar bekijken door een mathematische bril: ze probeerden de wereld te begrijpen als een objectief gegeven.
Tegenover en naast de “exacte” wetenschap plaatste Husserl het belang van “strenge” wetenschap, een vorm van wetenschap die uitgaat van een ander begrip van kennis en rede. “Strenge” wetenschap (voor Husserl: de fenomenologische filosofie) gaat uit van een rationaliteit die de menselijke ervaring als centraal uitgangspunt neemt. Ze probeert de wereld niet zozeer te verklaren, maar eerder te begrijpen, te interpreteren en te contextualiseren, en wel aan de hand van normatieve concepten, talige analyses en morele intuïties.

Het project van Husserl kan samengevat worden als een fundamentele kritiek op het gemathematiseerde wereldbeeld, dat uitgaat van de veronderstelling dat de wereld geordend is volgens wiskundige principes en dat de techniek de mens in staat stelt om deze volledig te beheersen. Het ging Husserl echter niet alleen maar om een crisis in de wetenschappen, het ging hem net zo goed om een blikvernauwing in bredere kringen van samenleving en cultuur.

Met Husserl constateer ik dat de werkelijkheid in toenemende mate gereduceerd wordt tot wat de wetenschap er voor houdt. Als je het eenmaal gezien hebt, zie je het overal: de groeiende dominantie van cijfers waardoor kwantiteit boven kwaliteit gaat en bezieling plaats maakt voor “professionalisering”. Leerlingvolgsystemen die quasi-nauwkeurig de “ontwikkeling” van kinderen in kaart moet brengen, het universitaire klimaat dat verziekt wordt door publicatiedrang en citatiestress, kleinschalige ngo’s die alleen nog maar aanspraak maken op fondsen als ze “evidence-based” te werk gaan en ga zo maar door.

Het succes van de technologie heeft een keerzijde

Tragiek van de moderniteit

De tragiek van de moderne tijd is dat we steeds meer grip hebben op de (materiële) werkelijkheid, maar dat we tegelijkertijd steeds minder raad weten met de vraag naar onze eigen rol binnen het grotere geheel. De wetenschap heeft tot op zekere hoogte de rol van religie overgenomen heeft als gezaghebbende bron van kennis en waarheid, maar heeft ons niet tot diepere inzichten gebracht over wie we zijn in relatie tot de ander.

De toename van het internationale communicatieverkeer beloofde ons een global village, maar het gebruik van (digitale) massamedia heeft mede geleid tot vervreemding. Je zou kunnen zeggen dat de introductie van het beeld(scherm) geresulteerd heeft in een primaat van het zichtbare boven het verstaanbare: een zien zonder begrijpen. Volgens de Italiaanse politicoloog Giovanni Sartori heeft dit gezorgd voor een vorm van post-denken: hij beschrijft het beeld als een “vijand van de abstractie”. Waar het geschreven of gesproken woord voortdurend een beroep doet op interactie met abstracte concepten, laat het beeld niets meer aan de verbeelding over. What you see, is what you get. Het beeld ontdoet de realiteit van zijn subtiliteiten, nuances en (alternatieve) perspectieven.

AI

Een volgende stap in de digitalisering is artificiële intelligentie (AI). Daar kunnen we anno 2022 niet meer om heen. Zelflerende systemen zijn welbeschouwd een noodzakelijke consequentie van het gemathematiseerde wereldbeeld. Voor grote techbedrijven zijn gebruikers min of meer voorspelbare objecten, die je naar hartenlust kunt manipuleren met op basis van door commercie ingegeven stimuli. In het tijdperk van algoritmes is de mens zelf verworden tot een datapunt. Dat gegeven raakt aan fundamentele vraagstukken over de vrije wil en de rol van mensen in het grotere geheel.

Kunstmatige intelligentie lost problemen op, maar ze stelt geen vragen, noch problematiseert ze. Laat dit nu net één van de kerntaken van het (theoretisch gerichte) onderwijs zijn: het problematiseren van kwesties die als vanzelfsprekend aanvaard worden. Omdat we collectief steeds beter in staat zijn om menselijke intelligentie na te bootsen, wordt veel van ons denkwerk vandaag de dag uitbesteed aan de techniek. Dat maakt het leven enerzijds comfortabeler, maar anderzijds krijgt de techniek daardoor meer zeggenschap over ons dan we misschien zouden willen.

Kunstmatige intelligentie wordt in toenemende mate gezien als superieur aan de menselijke cognitie. Daarom moet er een fundamentele herwaardering van menselijk kapitaal, geesteswetenschap en dialoog plaatsvinden. We moeten de menselijke rede gaan zien als levensverzekering tegen de alles overwoekerende drang tot technologische beheersing. Het is dus aan het onderwijs de taak om de cognitieve en argumentatieve vermogens van leerlingen zo veel mogelijk te cultiveren – met daarbij vanzelfsprekend de nodige aandacht voor karaktervorming. Wie er een mechanistisch mens- en wereldbeeld op nahoudt, zal het menselijke denkvermogen zien als weinig meer dan een processor die in staat is om een reeks sommetjes op te lossen. Hiermee wordt het verstand gelijk gesteld aan de geest. Het objectiveren van de menselijke geest is op zichzelf natuurlijk al treurig, maar het is bovenal een visie die niet strookt met de Bijbelse antropologie.

Zoek de dialoog

Terug naar de moeizame relatie tussen de traditie en verwachtingen die we koesteren ten aanzien van de rede. Ik zou ervoor willen pleiten om de dialoog te omarmen, juist omdat we belang hechten aan de notie van het menselijk tekort. In wetenschap en onderwijs gaat het immers niet alleen om waarheidsvinding, maar ook om betekenisgeving. Steek daarom tijd en energie in maatschappijleer, filosofie, godsdienst en wereldbeschouwingen. Stimuleer debatclubs, moedig leeskringen aan! Ze vormen het tegengif dat we nodig hebben in een tijd waarin veel van ons denken wordt uitbesteed aan de techniek. Als we niet langer in staat zijn om de ander (en onszelf) te begrijpen als een vat vol tegenstrijdigheden, dan staan we met onze handen in het haar tegenover een wereld vol techniek. Dan is de mens een verlengstuk van de techniek, in plaats van andersom.


Verder lezen

Christien Brinkgreve, Sanne Bloemink en Eric Koenen,
Weten vraagt meer dan weten: hoe het denken verdwijnt in het regime van maat en getal (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2017).
David Bohm, Over dialoog: helder denken en communiceren, vertaald door Karl van Klaveren (Utrecht: Uitgeverij Ten Have, 2018 [1996]).
Edmund Husserl, De crisis van de Europese wetenschappen en de transcendentale fenomenologie, vertaald door Willem Visser (Amsterdam: Boom, 2018 [1936]).
Giovanni Sartori, Homo Videns: Een essay over de kijkende mens en de ondergang van het denken, vertaald door Mario Fantini en Lorenzo Nieuwenburg (Groningen: De Blauwe Tijger, 2020 [2000]).
Emanuel Rutten, Bang voor de rede? Omarm haar! (Nederlands dagblad, 2015).
(Boektitels verkrijgbaar in uw boekhandel)

Verder kijken

Tussen meten en weten, Seizoen 1, aflevering 1: “Onderwijs” (uitgezonden op 20 mei 2018 bij de KRO-NRCV).


Bespreken

Onderstaande vragen zijn bedoeld als handvatten om dit essay in groepsverband te bespreken.

  • Volgens een bekende leiderschapstheorie leven we vandaag de dag in een VUCA-wereld (waarbij het acroniem VUCA staat voor Volatility, Uncertainty, Complexity en Ambiguity). Bespreek de volgende stelling: ‘Een wereld die vluchtig, onzeker, complex en ambigu is vraagt niet zozeer om procesbeheersing en digitale geletterdheid, maar vooral om geestelijke en mentale toerusting.’ Vat daarbij geestelijk niet alleen op in enge zin (geestelijk als ‘betrekking hebbend op het godsdienstige leven’) maar ook in brede zin (in de betekenis van ‘wat het denken, voelen en willen betreft’).
  • Door technologisering en digitalisering geven we in toenemende mate de voorkeur aan het onfeilbare en het kunstmatige. Volgens tech-optimisten maakt dit ons leven gemakkelijker en comfortabeler, waardoor we onder de streep meer tijd en ruimte hebben onszelf te ontplooien. Met andere woorden: het stelt ons in staat om meer mens te zijn. Tech-pessimisten vrezen dat we er oppervlakkiger door worden en iets van onze menselijkheid dreigen te verliezen. In welk kamp voel jij je meer thuis en waarom?

Terug naar overzicht