• In de Spiegel
Renée van Schoonhoven

Wanneer is een school democratisch

Wanneer is een school vandaag de dag goed bezig? We zijn gewend deze belangrijke vraag vooral onderwijskundig te benaderen: leren we de leerlingen de juiste dingen en doen we dat goed?

Het antwoord op de vraag ziet daarmee op onderwijskwaliteit. De laatste jaren is die vanzelfsprekende onderwijskundige focus echter niet meer genoeg. We worden namelijk geacht de vraag ook te beantwoorden vanuit politiek-maatschappelijk perspectief. Anders gezegd: zijn we integratief, rechtsstatelijk en democratisch genoeg bezig? Het coalitieakkoord van de huidige regering spreekt zich immers duidelijk uit: een school mag niet anti-integratief, antidemocratisch, antirechtsstatelijk zijn. Maar, wanneer spreken we van zo’n school? Wanneer is een school (niet) democratisch?

Goede leven

In een vrij land als dat van ons mogen mensen verschillen in hun opvattingen over het goede leven. Je mag een godsdienst belijden, een levensovertuiging aanhangen of geloven dat er iets (of niets) is. We kennen daarom godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting als belangrijke grondrechten. En er is de vrijheid om je als burger op een dergelijke grondslag te verenigen, bijvoorbeeld in een kerk, geloofsgemeenschap, commune en/of politieke partij. Dit alles omdat staan voor het goede leven een belangrijk onderdeel is van mens-zijn, van menselijke waardigheid.
Verbonden met deze grondrechten kennen we in ons land dan ook de vrijheid van onderwijs. De lijn van het goede leven mag volgens artikel 23 van de Grondwet de basis zijn waarop een bijzondere school wordt gesticht, gericht en ingericht. Deze bijzondere scholen krijgen een aan het openbaar onderwijs gelijke publieke bekostiging.
Dit alles is een heel mooi en uniek geheel van met elkaar vervlochten grondrechten en institutionele mogelijkheden. Een evenwichtig arrangement, dat uitgaat van één belangrijke premisse: het uitgangspunt dat mensen en de groepen waarin zij zich verenigen, elkaar respecteren, ook daar waar het gaat om verschillen in visies op het goede leven. De ene mens met een bepaalde visie is niet meer of minder waard dan de ander. De ene groep is niet meer of minder menswaardig dan de ander.

Focus

We leven vandaag de dag in een interessante tijd. Want culturen en structuren die decennialang standhielden en nauwelijks onder druk stonden, zijn aan het bewegen. Dat geldt ook voor de kernwaarden waarop ons onderwijsbestel is gebouwd. Illustratief daarvoor is de paradigmaverschuiving die laatst te lezen viel in het advies van de Onderwijsraad over artikel 23 van de Grondwet. Vanouds was het zo dat de bijzondere school primair uit mocht gaan van de eigen waarden, zolang daarbij de zogeheten deugdelijkheidseisen uit de onderwijswetten maar in acht werden genomen. De Onderwijsraad verlegt dit paradigma, want de deugdelijkheidseisen als zodanig moeten nu de primaire focus van de school zijn. De eigen visie is bijzaak, een franje eromheen. Voor die franje geeft de raad overigens alle ruimte, zolang deze maar niet voorbijgaat aan de basiswaarden van de democratische rechtsstaat.
Dit beeld van de Onderwijsraad lijkt een invulling te geven aan het statement van de regering in het coalitieakkoord. De school met te veel franje, die in aard en inhoud voorbijgaat aan de basiswaarden, is blijkbaar niet democratisch. Dat is dan een antischool. Deze school kan rekenen op ingrepen, op sancties, en mogelijkerwijs zelfs op een verbod.

Maar stopt het hier dan? Nee, alleen al omdat dezelfde Onderwijsraad ook aangeeft dat de overheid zichzelf ook heeft te houden aan de basiswaarden van de rechtsstaat. Dat is een geruststellende gedachte. Want het houdt onder meer in dat de overheid niet kan ingrijpen als daarvoor geen of onvoldoende grond bestaat. Er moet sprake zijn van legaliteit, een wettelijke grondslag. En dat betekent dat er een invulling of omschrijving moet zijn van wat we zien als de basiswaarden, en wel zoveel mogelijk in een wet die door regering en Staten-Generaal gezamenlijk is vastgesteld. Een formele wet dus, zoals de onderwijswetten dat zijn. Een precieze en eenduidige bepaling van wat die basiswaarden dan zijn treffen we daarin echter (nog?) niet aan. Dus blijft de vraag: wanneer is een school (niet) democratisch?

Verdedigingslinies

Deze puzzel lijkt een beetje op het politiek-filosofische dilemma rond de vraag hoe een democratie zichzelf kan beschermen tegen antidemocratische tendensen. Als de meerderheid beslist, dan kan die beslissing ook antidemocratisch zijn. Maar, zo stellen auteurs als Rijpkema, je kunt daar ook anders naar kijken. Want een democratie moet altijd in staat zijn zichzelf te corrigeren. Dus als een meerderheid een in democratisch opzicht verkeerde afslag neemt, dan moet het mogelijk zijn dat dit bij een volgende stemming weer wordt teruggedraaid. Een democratie is in wezen zelfcorrigerend.
Om dit kernprincipe te beschermen zijn wel verdedigingslinies nodig.
Ten eerste moet er debat mogelijk zijn over bijvoorbeeld wetsvoorstellen. In het debat kunnen visies worden vergeleken en verduidelijkt, kunnen mensen en groepen ter verantwoording worden geroepen. Het debat gaat vóór alles.
De tweede beschermingslinie bestaat uit een meer rechtsstatelijke toets: past een wetsvoorstel daarbinnen, bijvoorbeeld als het gaat over de verdeling van macht in ons staatsbestel. Het parlement is daarin een belangrijke waakhond.
De derde en laatste linie is die van ultieme ingrepen. Als een politieke partij met een voorstel bijvoorbeeld parlementaire verkiezingen wil afschaffen, dan kan overwogen worden deze partij door een rechter te laten verbieden. Maar dat laatste moet echt een allerlaatste mogelijkheid zijn. Democratie moet namelijk wel wat stootjes kunnen verdragen, anders zou het geen democratie meer zijn.

Met elkaar vervlochten grondrechten en institutionele mogelijkheden vormen een evenwichtig arrangement

Renée van Schoonhoven

Basiswaarden

Hoe helpt ons dit bij een antwoord op de vraag: wanneer is een school (niet) democratisch? Bij deze vraag is het overigens verleidelijk te kijken naar een voetnoot in het onderzoekskader van de inspectie van het onderwijs. Daarin staat namelijk een op zichzelf lezenswaardige interpretatie van de basiswaarden door de inspectie. Deze kan zeker dienen ter inspiratie. Toch is het een wat arbitrair aandoende opsomming van – op zichzelf belangrijke – waarden in een voetnoot bij een beleidsregel. Deze kan niet bepalen wat de basiswaarden zijn.

Om hierin een stap verder te komen, moeten we kortom vooral ook zelf aan de slag. Bijvoorbeeld door met elkaar in en rond de school, in het team en met ouders en leerlingen te bespreken hoe de religieuze grondslag van de school past in het politiek-maatschappelijk landschap anno 2022. En daarbij aan te geven dat er vrijheid bestaat voor die grondslag en visie, en dat dat een zeer waardevol gegeven is. Als het meer gewoon wordt om dit gesprek met elkaar te voeren, is en wordt het waarschijnlijk ook eenvoudiger om met anderen in gesprek te gaan en te blijven over andere visies op het goede leven. Over waar de overeenkomsten en verschillen liggen, en over hoe mooi die diversiteit past in onze democratische rechtsstaat. Omdat in die rechtsstaat het principe is dat bepaalde groepen mensen niet meer of juist minder menswaardig zijn dan anderen. Het aangaan van het gesprek, met elkaar en andersdenkenden, is een zeer belangrijke stap voor behoud van deze vrijheid.

Stootje

Het is overigens geen vrijblijvend gesprek. Want het kan zo zijn dat, intern of na gesprekken met andersdenkenden, blijkt dat de school op onderdelen gewend was op een wijze te handelen die – in de huidige tijd gewogen – niet goed (meer) past bij wat de wetgever nu beoogt. Bijvoorbeeld als het gaat om heel specifieke, soms gevoelige lesinhoud, of het omgaan met klachten van leerlingen of ouders. Dat kan een opbrengst van de gesprekken zijn, en kan leiden tot stappen door bepaalde handelswijzen aan te passen. Want zelfcorrectie past ook bij een democratische school.

Als een school zo te werk gaat – dus actief het debat voert en daarbij steeds ook nagaat of het eigen denken, doen en laten past binnen de geldende kaders, en waar nodig tot aanpassingen overgaat - is het voor mij niet waarschijnlijk dat deze school als ondemocratisch wordt gelabeld. Dan is de school democratisch.

Kortom: transparant zijn over de eigen visie, open staan voor die van anderen, en handelen als dat nodig is. De democratische school kán dit en kan daarbij ook wel wat stootjes verdragen. Anders zou de school niet democratisch zijn.

Terug naar overzicht