Hoe zijinstromers, na een sprong in het diepe, leren zwemmen Een sector met ongekende tekorten kijkt gretig uit naar nieuw potentieel talent. Gemotiveerde zijinstromers bieden zonder meer een kans, nu steeds meer scholen droog staan, maar zwemmen niet vanzelf mee in de school. De afgelopen decennia zijn ervaringen met zijinstroomtrajecten onderzocht. Dat geeft een “stroomschema” voor een kansrijk traject.
Het instromen van de zijinstromer lijkt op de inductiefase van de traditionele starter: nieuwe verantwoordelijkheden dragen, wennen aan de werkplek, dealen met werkdruk en heel veel leren. Vooral dat laatste, nieuwe dingen leren, is voor de zijinstromer anders. Ze hebben namelijk al vaardigheden en vakinhoudelijke kennis opgedaan op een andere werkplek en hebben meer levenservaring dan de jonge starter.
Zijinstromers moeten veel verschillende dingen, gelijktijdig, op verschillende manieren leren. Ze profiteren daarom het beste van stevige én diverse ondersteuning. De omvang én de diversiteit van de begeleiding voorspellen beide de kans van slagen.
Zelfbeeld en beroepsbeeld
Zie je het jezelf doen? Die vraag kan de zijinstromer alleen met hulp van zijn omgeving beantwoorden. Hij weet namelijk nog niet precies wát hij moet doen en wie hij ís in zijn nieuwe rol. De zijinstromer is al een volwassen, volwaardige persoonlijkheid met een gevormd zelfbeeld. Dit zelfbeeld moet aan gaan sluiten bij een nieuw beroepsbeeld. Zijinstromers ontwikkelen een nieuw “professioneel zelfverstaan”: jezelf begrijpen en definiëren in je nieuwe beroep (Kelchtermans, 2009).
Veel zijinstromers hebben een vertekend beeld van het beroep. Dit beeld ontstond tijdens hun eigen schoolgaan en de ervaringen aan de zijlijn als ouder. Vaak overweldigt hen na een aantal maanden de praktijk. Een ervaren collega of coach kan de zijinstromer laten zien wat het beroep precies behelst.
De zijinstromer ís al een volwassen, volwaardige persoonlijkheid met een bepaald zelfbeeld. Dit zelfbeeld moet aan gaan sluiten bij een nieuw beroepsbeeld
Niels de Jong
Spiegelen
Bij de interactie met een klas staat de persoon van de leerkracht centraal. Dat is meer dan het vervullen van een roli. Lesgeven doe je vanuit persoonlijkheid. Je gedraagt je niet alleen als leraar, je bént leraar. In de interactie met een klas komt de leraar altijd zichzelf tegen.
Alleen vanuit je authenticiteit kun je écht contact maken met de klas.ii Tijdens het lesgeven spiegelt de zijinstromer zichzelf ten opzichte van het beroepsbeeld. Een coach of schoolopleider beheerst de juiste technieken om te helpen.
Meer dan startende collega’s hebben zijinstromers behoefte aan hulp bij klassenmanagement iiien professioneel reageren op ongewenst gedrag iv. Beide elementen vragen om nieuw, professioneel gedrag, dat te maken heeft met hun beroepsidentiteit die nog in ontwikkeling is.
Realityshock
Om te geloven in eigen kunnen moet de zijinstromer positieve feedback krijgen. Van de leerlingen en ouders, maar nog meer van collega’s en leidinggevenden. Daarom is het van groot belang dat de zijinstromer in de formatie een behapbare taak/klas krijgt toebedeeld. Door téveel van hem te vragen of té kritisch te zijn wordt de “inductiefase” een realityshock waardoor de zijinstromer verdrinkt.
Verwen de zijinstromer met lesbezoek als een belangrijke vorm van betrokkenheid en ondersteuning. Maak verschil tussen ondersteuning en beoordeling door duidelijk aan te geven wíe wáárom in de klas komt kijken. Frequent lesbezoek voorkomt eenzaamheid en “verstopgedrag” dat sommige onzekere collega’s laten zien.
Intervisie met andere starters of zijinstromers is een ander krachtig middel om op een veilige manier te leren. Gelijkgestemden kunnen zich goed in elkaar verplaatsen en vertrouwen elkaar snel.
Op loopafstand
Een zijinstromer moet zichzelf als volwaardig collega in het team thuis voelen. Daarom moet hij weten hoe de hazen lopen, welke ongeschreven regels er zijn en vanuit welke visie men werkt. Het is wijs om vóór de eerste lesdag een startdag te organiseren met alle nieuwe collega’s. “Gewoon maar beginnen” is in ieder geval geen goed idee.
Vakinhoudelijk en organisatorisch heeft de zijinstromer ook hulp nodig. Een ervaren collega op loopafstand kan uitstekend helpen bij het aanleren van de fijne kneepjes van het vak. Deze collega moet hier wel tijd voor krijgen en zich toegankelijk opstellen.
Randvoorwaarden
Iedere verstandige keuze begint met een zorgvuldig afwegen. Voordat je aan een traject met een zijinstromer begint, weet je één ding zeker: ieder traject is bijzonder. De unieke situatie van de unieke zijinstromer is daarom het uitgangspunt. Het veelgebruikte AMO-model (Ability, Motivation, Opportunity) is zeer toepasbaar. Stel de vragen: Wat kan de zijinstromer? Wat wil de zijinstromer? Welke randvoorwaarden zijn nodig om hierbij aan te sluiten?
Houd de behoeften van de zijinstromer naast de hulpbronnen die de school kan bieden. Die randvoorwaarden staan meestal bij voorbaat onder druk: de school kiest wegens tekorten voor een zijinstromer. Samenwerking met externen en andere scholen helpt om een volledige begeleiding te organiseren. Laten we alle kansen benutten om nieuw talent te ontwikkelen, daar zijn we tenslotte scholen voor!
Meer weten
- Documentaire ‘Zijwaarts de klas in’ (2doc.nl)
- QuickScan om als school vóóraf te oriënteren op randvoorwaarden zijinstroom-traject (BSL-ontwerptool.nl)
- Artikel: ‘Inductie van startende leraren: Lessen uit de praktijk’ (vo-raad.nl)