Vreemdelingschap en verbinding
Genesis 23 en 25: 7-11
Als Abrahams reis over de aarde doelbewust eindigt in een spelonk, maakt hem dat nog geen “spelonkiemens”. Die term bedacht ds. D. Hogenbirk bij het schrijven van Neveldijk. Uit het leven van godsdienstige dorpsmenschen (1925) voor het gezelschap rond turfschipper Sijmen Donker. Hogenbirk tekent ze als een gezelschap van bedroefden, benauwden, mannen die een schuldeiser hadden en die tot David vluchtten in de spelonk Adullam. Hun spelonkiebestaan is naar binnen gekeerd. Tot in het extreme.
De spelonk Machpéla staat voor iets heel anders. Bij het overlijden van zijn geliefde Sara wordt Abraham voor het eerst naast herenboer ook grondbezitter. Dat kleine stukje land, in en rond de spelonk, staat voor de verbinding tussen hemel en aarde. Abrahams leven speelt zich sinds zijn 75e af onder een open hemel. Bij hem geen gesloten wereldbeeld. God en de geestelijke werkelijkheid zijn volledig aanwezig. En niet op een van de aardse realiteit losgezongen manier.
Abrahams leven speelt zich sinds zijn 75e af onder een open hemel
Peter van Olst
Niet alleen de ziel doet ertoe, ook het lichaam. Niet alleen de sterren aan de hemel, ook het zand bij de zee. Niet alleen de blauwe lucht en het hogere daarachter, maar ook de zwarte grond. Uit heel de landbelofte die hem is gedaan zorgt Abraham ervoor dat dít stukje hem wettig toebehoort. Hij zal er zijn vrouw begraven; Ismaël en Izak zullen hem er ter aarde bestellen. Hun lichamen, gezaaid in verderfelijkheid, zullen er onverderfelijk opstaan om de beloofde plek in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde in te nemen.
Om de koop te sluiten, moet Abraham naar de zonen van Heth. Kenmerkend voor de hele geschiedenis is dat zij hem aanduiden als ‘een vorst Gods’. Levend onder een open hemel is Abraham als een prinselijke gezant onder de mensen. Zo duidt Paulus apostelen en christelijke leraren aan als ‘gezanten van Christuswege’. Christus kwam om Immanuël te zijn. Zijn volgelingen horen ambassadeurs van de hemel te zijn. Niet geseculariseerd, niet opgaand in deze tegenwoordige wereld, maar levend onder de open hemel.
De geschiedenissen van Abraham eindigen met een oproep. Om niet verkleefd te zijn aan het stof. Om elke vorm van materialisme prijs te geven. Om gesloten wereldbeelden te doorbreken door eenvoudig onder een open hemel te leven. Om de pinnen niet te diep in te slaan. Nee, niet als spelonkiemens. Abrahams spelonk is een les, niet over retraîte, maar over verwachten. Van het onzichtbare. Het land der belofte, de stad die fundamenten heeft. Die is én komt. Daar staan, o Godsstad, onze voeten, zingt de christelijke school.