Bijna één op de vijf leerlingen in het voortgezet onderwijs maakt gebruik van betaald aanvullend onderwijs. Een goede zaak, vindt drs. Emmy van Rooyen, voorzitter van de Landelijke Vereniging van Studiebegeleidingsinstituten (LVSi) en directeur van haar eigen instituut AFTER’S COOL. Overbodig, vindt ir. Bart de Jongh, docent wiskunde en afdelingsleider havo/vwo-onderbouw van het Driestar College in Leiden.
Eerste termijn, Emmy van Rooyen:
‘De term schaduwonderwijs is gekopieerd vanuit het Engels. Schaduw heeft in het Nederlands een negatieve klank en doet geen recht aan het positieve werk dat we doen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beaamt dit gelukkig ook; in het laatste onderzoeksrapport wordt er dan ook gesproken over aanvullend onderwijs.
Onze instituten zijn aanvullend aan school. We zorgen ervoor dat leerlingen aansluiting vinden bij het programma van school. Dat is een andere opdracht dan de opdracht van kennisoverdracht van school.
Wij zorgen er niet voor dat een leerling structureel beter presteert, maar dat hij zijn niveau aankan. Vergelijk de school met een trein. Een docent moet steeds bij een bepaald station zijn, maar een leerling is daar nog niet altijd. Het programma van een school verloopt lineair, maar bij een puber loopt het helemaal niet lineair. Je kunt verliefd zijn, last hebben van je beugel of je ouders gaan scheiden. Wij hebben als uitgangspunt: “Pak mijn hand, we gaan een sprintje trekken en springen samen op de trein.”
Wij kijken vanuit het perspectief van de leerling: wat heb jij nodig? Een docent moet zijn lesprogramma doen, dit is dus een andere aanvliegroute. Het doel van huiswerk is dat een leerling leert om het zelfstandig te doen. Dat nemen wij nooit over. We leren jongeren om het zelf te kunnen, want dat geeft zelfvertrouwen en zorgt ervoor dat ze groeien.’
Reactie, Bart de Jongh:
‘We experimenteren met de regel: score onder de zes, dan extra aandacht; cijfer boven de acht, dan extra compensatie’
Bart de Jongh
‘Bij schaduwonderwijs gaat het om aanvullende onderwijsactiviteiten waarvoor ouders zelf betalen. Hieronder valt dus niet de hulp van een ouder of buurvrouw om een leerling weer wat bij te spijkeren na een ziekteperiode of bij een lastig onderwerp waar een extra zetje nodig is. Ook vallen onder deze term niet de bijlessen en het onder toezicht huiswerk maken wat door de school zelf georganiseerd wordt.
Ik vind het veel dat bijna één op de vijf leerlingen betaald aanvullend onderwijs volgt. Hoe hoger de ouders zijn opgeleid, hoe groter de kans is dat hun kind deelneemt aan schaduwonderwijs. Schaduwonderwijs creëert dan ook het probleem van kansenongelijkheid. Verder leren leerlingen met behulp van schaduwonderwijs niet meer of beter, maar ze leren vooral om goed te presteren op toetsen en examens.
Op scholen moet dan ook geïnvesteerd worden om leerlingen zelf verantwoordelijk en gemotiveerd te maken voor hun eigen leerproces. Op onze school doen we dat door leerlingen te leren plannen. Verder experimenteren we met coachgroepjes om in gesprek te gaan en doelen te stellen. Ook wordt geëxperimenteerd met de regel: score onder de zes, dan extra aandacht; cijfer boven de acht, dan extra compensatie. We merken dat de intrinsieke motivatie van leerlingen groter wordt.
Als leerlingen op het juiste niveau les krijgen, moet het scholen lukken om met minimale extra ondersteuning het hoogst haalbare uit een leerling te halen. Op deze manier zal schaduwonderwijs overbodig worden.’
Repliek, Emmy van Rooyen:
‘Het programma van een school verloopt lineair, maar bij een puber loopt dat helemaal niet lineair’
Emmy van Rooyen
‘De Jongh stelt dat leerlingen vooral leren om goed te presteren op toetsen en examens. Dat is niet waar; wij ondersteunen leerlingen juist bij plannen, organiseren en motiveren. Slechts vier procent van de leerlingen volgt een specifieke examentraining.
Kansenongelijkheid wil niemand. Als branche willen we dat extra hulp mogelijk moet zijn, voor alle leerlingen die dit nodig hebben. De school is daarin leidend en moet aangeven welke leerlingen het betreft. Leg niet alles op het bordje van de school, maar laat ons die begeleiding uitvoeren. Wij zien graag dat er budget komt vanuit het ministerie voor aanvullende hulp op school. Daarnaast zul je altijd een klein deel ouders houden die daar bovenop nog hulp wil voor hun kind.’
Dupliek, Bart de Jongh:
‘Van Rooyen sluit goed af door de school centraal te stellen. De school geeft aan welke vormen van begeleiding nodig zijn. Betaald aanvullend onderwijs wordt dan anders: een freelancer voert het aanvullend onderwijs in opdracht van en in samenwerking met de school uit. Onafhankelijk van de financiële situatie wordt er per leerling gekeken wat nodig is. Dit garandeert gelijke toegang tot aanvullend onderwijs. Het lijkt erop dat schaduwonderwijs in het onderwijs wordt ondergebracht. Het ministerie levert geld voor de school en geld voor een particuliere commerciële partij binnen de school. Commercie binnen school vind ik echter niet wenselijk; laten scholen zelf aanvullende ondersteuning geven. Goed dat minister Slob het gesprek hierover op gang brengt en daarbij kritisch kijkt naar betaald aanvullend onderwijs.’