Bijzonder buiten de Biblebelt
Bijzonder – dat zijn de reformatorische scholen. Maar Nederland telt veel meer bijzondere scholen. Sterker nog, ruim twee derde van alle scholen is niet-openbaar. Naast de reformatorische richting zijn er nog vijf: grote denominaties als protestants-christelijk (44 procent) en rooms-katholiek (idem) en kleine als algemeen bijzonder, hindoe en islamitisch (samen zo’n 8 procent).
De discussie over artikel 23 raakt niet alleen ons, maar ook hen. Daarom portretteert DRS Magazine in deze serie enkele andere bijzondere scholen van buiten de spreekwoordelijke Biblebelt. Dit is deel 1.
‘Gelijkgestemde ouders moeten hun eigen onderwijs kunnen organiseren’
De Dordtse Schoolvereniging biedt op haar twee scholen Mühring en Vest bijzonder basisonderwijs aan. Jos Rijk (64), directeur-bestuurder van deze scholen: ‘Een kind wíl leren, durf het los te laten. Dat is in het reguliere onderwijs best lastig.’
Onlangs ontvingen deze scholen als eerste in de regio Drechtsteden de hoogst mogelijke beoordeling van de onderwijsinspectie: het oordeel goed. Rijk: ‘Momenteel kunnen we ongeveer de helft van de aangemelde leerlingen plaatsen. Alleen een vroege aanmelding en het feit dat er al oudere kinderen uit een gezin hier op school zitten, geeft een goede kans op plaatsing.’
Beide scholen, samen goed voor circa 635 leerlingen, zijn in 1873 en 1901 afzonderlijk van elkaar opgericht. In 1999 zijn beide onder één bestuur verdergegaan. Samengevat komt de identiteit van deze scholen hierop neer: gelijkheid, wederzijds respect, het kind centraal en veel aandacht voor beweging, creativiteit en expressie. In principe wordt iedere leerling toegelaten.
Maar daarvoor hoef je toch geen bijzonder onderwijs te hebben?
‘Wij staan open voor iedereen en gaan met respect met elkaar om. Dat doet het openbaar onderwijs inderdaad ook. Toch is er wel verschil: de grote betrokkenheid van de ouders. Beide scholen zijn ooit opgericht door ouders. We zijn ook een vereniging. De ouderbetrokkenheid blijft hier groot. Ouders maken een bewuste keus voor onze scholen. Dat is kenmerkend voor bijzonder onderwijs en dus ook voor onze scholen.’
Waaruit blijkt dat tijdens de gewone schooldagen?
‘Wij geven daadwerkelijk meer invulling aan dat kind centraal. Hier hebben we best veel leerlingen die meer verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen leerproces, ook dankzij de inzet van slimme ICT. Ze spreken met een leerkracht af welke leerdoelen ze moeten bereiken. Dat begint met de kleuters en dat breiden we steeds meer uit. We betrekken ze ook bij de oudergesprekken. Het kind is bij vrijwel iedere ouderavond aanwezig, ook door onze zogenaamde “ik-rapporten” [Zie kadertekst]. Intrinsieke motivatie, daar gaat het bij ons om. Wij hebben daar met een vrij ideale mix van leerlingen en ouders ook de populatie voor.’
‘Intrinsieke motivatie, daar gaat het bij ons om’
Jos Rijk
De leerlingen van zijn scholen komen uit de hele stad: zestig procent uit de buurt en veertig procent uit de rest van de stad. ‘Hier op Vest hebben we ongeveer een kwart allochtone kinderen. Van de ouders is de helft hoogopgeleid, de andere helft laag en middelbaar opgeleid. Bij Mühring is het aantal hoogopgeleide ouders nog groter. Door een behoorlijk aantal expats zijn daar 23 nationaliteiten vertegenwoordigd.’
Hoe spreekt deze school ‘de natuurlijke leergierigheid van de leerling’ aan?
‘Door die intrinsieke motivatie te stimuleren, door hen meer verantwoordelijkheid te leren nemen. Ze leren niet voor de leerkracht of het cijfer, maar we dagen hen uit te leren wat ze zélf willen. Kinderen moeten het van elkaar zien. Als een vijfjarige ziet dat een leeftijdgenoot al letters leert, wil hij dat ook.’
Beweging
Op deze scholen is er veel aandacht voor beweging, creativiteit en expressie. Er is veel zogenoemd bewegend leren. ‘Taal en schrijven vinden ook plaats in de speelzaal. Het cognitieve zou met bewegen beter moeten beklijven. Als een kind tussendoor regelmatig sport, kun je effectiever leren.’ Rijk vertelt dat burgerschap aandacht krijgt door bijvoorbeeld het zieke kind te helpen met sportactiviteiten, in combinatie met het goede doel. ‘Creativiteit komt terug in drama. Beide scholen werken samen met het Dordts museum. Kinderen komen hier veel in aanraking met cultuur.’
Kleinschaligheid
Bijzondere scholen zijn nogal eens kleinschalig. ‘Schaalvergroting wordt heel erg gepromoot’, constateert Rijk. ‘Wij zijn best klein. Maar wij kunnen met veel minder geld efficiënt zijn. Te klein kan niet, maar kleinschaligheid is wel van grote waarde: de nauwe betrokkenheid van bestuurders, personeel en ouders bij zo’n organisatie. Hoeveel geld onttrek je niet aan het onderwijs als je bijvoorbeeld een afzonderlijk en groots bestuursgebouw hebt?’
Voelt u zich verbonden met het reformatorische onderwijs?
‘In ieder geval wat de ouderbetrokkenheid betreft. In al die ruim honderd jaar onderwijsvrijheid hebben ouders nog steeds veel invloed op de bijzondere scholen. Nederland heeft een unieke positie. De overheid bekostigt en vult de inhoud, het wat, in. Maar over het hoe beslissen de scholen zelf. Het gaat erom dat gelijkgestemde ouders hun eigen onderwijs kunnen organiseren. Daardoor is er voor ouders ook wat te kiezen. Dat is volgens mij de inhoud en de essentie van artikel 23.’
Groepsleerkracht Jacqueline Kramer over het “ik-rapport”
‘Ieder kind vult het ik-rapport in. Daarbij leg ik uit wat alle vaardigheden betekenen en hoe ze het rapport moeten inkleuren. Enkele voorbeelden van vaardigheden: samenwerking, taakplanning, concentratie en zelfvertrouwen.
Na het inkleuren ga ik met het kind in gesprek. Daarbij stel ik vragen als deze: wat zou jij de komende tijd beter willen doen? Wat lukt je nog niet helemaal? Hoe denk je dat het komt? Wat zou je van mij willen om jou hiermee te helpen? We spreken af dat we vanaf nu elke dag samen de planning en de aanpak doornemen. In een later gesprek met ouder en kind laat ik het kind zelf hierover vertellen en delen we de gemaakte afspraken.
Bij een volgend gesprek evalueren we. Per gesprek kijken we naar vaardigheden die al goed gaan en waaraan een kind nog wil werken. Het kind vertelt zelf aan de ouders waarom hij zo heeft ingekleurd. Uiteindelijk voegen we het ik-rapport bij het cijferrapport.’