Aandacht voor leerlingen met autisme was er al langer. Van hoogbegaafde kinderen werd gedacht dat zij zich wel redden. Sija Schouten, teamcoördinator, docent klassieke talen en talentbegeleider op de Marnix in Dordrecht, is blij met de toegenomen aandacht voor deze groep. ‘Deze leerlingen hebben onze hulp nodig.’
‘Hoogbegaafdheid werd voorheen als een luxeprobleem gezien’, steekt de talentbegeleider van wal. ‘Men dacht dat je, als je een hoge intelligentie hebt, vanzelf hoge cijfers haalt. Of docenten begrijpen het niet: deze leerling is hoogbegaafd, hoe kan het dan dat ze haar Engelse woordjes niet kan leren? Elke begaafde leerling is anders en ze hebben allemaal wat anders van hun omgeving nodig. Het is maatwerk bieden.’
Vallen en opstaan
‘Veel kinderen leren door te ontdekken’, vertelt de begeleider van meer- en hoogbegaafde leerlingen. ‘Dat begint in de babytijd al. Ze zien iets, proberen het en ze leren door middel van vallen en opstaan. Hoogbegaafde kinderen gaan het vaak pas doen als ze het kunnen. Daardoor missen ze het proces van leren. Ze leren hierdoor niet om met teleurstellingen om te gaan of door te zetten als iets niet in één keer lukt. Ik schets nu even een algemeen beeld, want er blijven natuurlijk onderlinge verschillen, ook op dit punt. Op het voortgezet onderwijs merk ik geregeld dat leerlingen de tools missen om te kunnen leren. Dan heeft het geen zin om tegen hem of haar te zeggen: je hebt een slecht rapport, dus je moet meer leren.’
‘Ook op het vmbo zitten hoogbegaafde leerlingen’
Sija Schouten
Blokfluiten
Een coördinator hoog- en meerbegaafdheid heeft een belangrijke functie in de school. ‘Het is zijn of haar taak om de urgentie ervan in het team onder de aandacht te brengen. Bij alle collega’s. Ook op het vmbo zitten hoogbegaafde leerlingen. Dat iemand een hoge intelligentie heeft, wil niet zeggen dat dit er ook uitkomt. Deze leerlingen komen vaak het voortgezet onderwijs binnen met te weinig tools om te kunnen leren. Op de basisschool ging alles te makkelijk. Ze hebben niet geleerd hoe ze ermee om moeten gaan als het niet vanzelf lukt. Doordat deze leerlingen vaak niet leren door vallen en opstaan, ontwikkelen hun executieve functies zich veelal minder. Ze weten niet altijd hoe ze hun werk aan moeten pakken. Het is een hele verantwoordelijkheid om met deze kinderen aan de slag te gaan.’
De talentbegeleider merkt dat veel basisscholen bij meer- en hoogbegaafde leerlingen vooral insteken op extra uitdaging. ‘Dat hoeft niet altijd verkeerd te zijn. Sommige kinderen hebben dat ook nodig, maar dat geldt niet voor alle leerlingen met een hoge intelligentie. Sommigen zijn veel meer gebaat bij het aanleren van vaardigheden, op het verder ontwikkelen van hun executieve functies. Die kun je namelijk trainen. Het is goed om je daar bij de invulling van bijvoorbeeld plusklassen op te bezinnen. Voor het ontwikkelen van executieve functies is veel mooi materiaal beschikbaar. Basisscholen kunnen vaak meer uit deze leerlingen halen. Het is belangrijk dat kinderen ervaren dat ze weleens tegen problemen aanlopen en dat ze die kunnen oplossen. Daarom moeten we opdrachten voor hen zoeken waarin ze deze vaardigheid leren. Al is het met blokfluiten of met sokken breien.’
‘Je hebt te maken met leerlingen die je kunt maken of breken. Het gaat er dan om dat je de leerling ziet’, benadrukt de docent. ‘Hoe komt het dat hij niet tot leren komt? Sommigen kunnen prima plannen, maar komen niet tot uitvoeren. Bij elk kind afzonderlijk dienen leerkrachten zich af te vragen wat hem of haar belemmert om tot leren te komen. Het is belangrijk om ook naar het gedrag van deze leerling te kijken. Soms is de talentbegeleider net een psychoog. Je moet scherp kunnen zien, in gesprek gaan met leerlingen en doorvragen. Achter slechte cijfers zit vaak heel veel. Dat moeten we zien en begeleiden. Soms wordt er gezegd dat een kind niet gemotiveerd is om te leren, maar ook achter een schijnbaar motivatieprobleem zit iets. Vrijwel geen kind wordt blij van een onvoldoende, hoe stoer het soms ook doet.’
‘Zie de leerlingen! Dan weten ze je ook te vinden als er iets is’
Sija Schouten
Benutten
‘Onderwijzers hebben te maken met volle klassen’, begrijpt de docent. ‘En hoogbegaafdheid is niet het enige probleem waar je aandacht aan moet besteden. Toch kun je ook niet meteen zeggen dat het niet lukt om oog voor hen te hebben. In de meeste lessen zitten momenten waarin leerlingen zelfstandig werken. Dan kun je als leraar achter je bureau je administratie gaan doen of een rondje door de klas lopen. Bij zo’n ronde zie je hoe leerlingen werken, merk je het als ze vastlopen. Dit biedt mogelijkheden. Zie de leerlingen! Dan weten ze je ook te vinden als er iets is. Natuurlijk is de praktijk weerbarstiger, maar benut de momenten die er zijn. En er is niet alleen succes. Soms haakt een leerling ondanks alle zorg toch af. Helaas gebeurt dat ook.’
Ouders
‘Ouders geven soms aan dat ze vermoeden dat hun kind hoogbegaafd is. Ik wil dat dan wel zien. Is er bijvoorbeeld een test? Om begeleiding te krijgen, hoeft een kind echter geen papiertje te hebben, want dan zouden we een grote groep niet bereiken. Het gaat mij niet om het etiket, maar om de vraag: wat heeft deze leerling nodig? Ik merk ook dat er ouders zijn die menen dat het leuk of bijzonder is om een hoogbegaafd kind te hebben. Wie het in de praktijk echter meemaakt, weet dat ouders soms veel zorgen hebben om hun kind met een hoog IQ.’
‘Ik ben blij dat er meer aandacht voor deze leerlingen is’, sluit de talentbegeleider af. ‘Leerlingen kunnen zo meer hulp krijgen. Binnen ons samenwerkingsverband kijken we ook bij elkaar in de keuken. Dat is heel leerzaam. We zijn nog bezig om verder beleid op te zetten. Zo blijven we zelf ook in ontwikkeling.’