IN DE SPIEGEL: In deze rubriek iedere maand een opiniërende bijdrage van een kritische denker die betrokken is bij het onderwijs. Het artikel is bruikbaar voor bespreking in docenten- of managementteam. Deze maand: dr. Elsbeth Visser-Vogel
Mbo’ers moet je niet vragen te exploreren. Dat is veel te moeilijk voor hen. Je kunt niet verwachten van een mbo’er dat hij reflecteert op zijn overtuigingen, vragen formuleert, op zoek gaat naar antwoorden.’ Zulke reacties kreeg ik de afgelopen jaren vaak als ik een lezing hield over identiteitsontwikkeling van jongeren. Veelal beaamden docenten dat het belangrijk is jongeren te leren exploreren, zodat zij een sterkere identiteit ontwikkelen. Maar docenten op het (v)mbo vroegen zich wel af of dat zou kunnen bij hun doelgroep. Is exploratie (twijfelen en/of vragen stellen en zoeken naar antwoorden) niet veel te cognitief? Dit was een van de aanleidingen voor het lectoraat Vorming vanuit de Bron van het Hoornbeeck College om onderzoek te doen naar de identiteitsontwikkeling van (v)mbo-jongeren.
Binnen de ontwikkelingspsychologie is de afgelopen decennia al veel onderzoek gedaan naar identiteitsontwikkeling. De meest gebruikte theorie is die van ontwikkelingspsycholoog James Marcia; hij heeft in de jaren 60 een model ontwikkeld waarmee je naar identiteitsontwikkeling kunt kijken en deze kunt beschrijven.
Vragen stellen
Marcia stelt dat de identiteit van een persoon zich in een van de vier zogeheten identiteitsstatussen kan bevinden: identity achievement, identity foreclosure, identity moratorium en identity diffusion. Onder deze vier statussen spelen zich twee processen af: exploratie en commitment. Exploratie staat voor vragen stellen, twijfelen en onderzoeken van verschillende identiteitsalternatieven voordat iemand besluit waaraan hij zich wil toewijden. De exploratiefase is een periode van vragen stellen en/of twijfelen en het zoeken naar antwoorden, met als doel een sterker commitment te krijgen.
Commitment staat voor het daadwerkelijk aannemen van en kiezen voor een identiteit en het ondernemen van activiteiten om deze keuze te implementeren in het eigen leven. Bij commitment verbindt een persoon zich ergens aan, maakt hij ergens een keuze voor.
Personen die in de foreclosure-status zitten, exploreren niet: ze nemen alles precies over zoals het hen is aangeleerd en kiezen niet uit meerdere opties. Ze zijn gecommitteerd, voelen zich verbonden, hebben keuzes gemaakt. Maar deze keuzes stonden eigenlijk van tevoren al vast. Ze twijfelen niet, stellen geen grote vragen. En als er vragen op ze afkomen, dan weten ze vaak al wat het antwoord is. Wijzigen van standpunten is eigenlijk niet mogelijk.
Wetenschappers stellen dat de identity achieved-status de sterkste identiteitsstatus is. Mensen in die status hebben én een periode van exploratie meegemaakt én hebben keuzes gemaakt. De commitments die aangegaan worden na een periode van exploratie zijn namelijk veel steviger dan commitments zonder een proces van exploratie. Het is goed voor te stellen dat je zekerder weet wat je wilt als je zélf die keuze hebt gemaakt, dan wanneer je iets doet omdat iemand anders zegt dat het moet. Veel onderzoeken bewijzen dat mensen in een identity achievement status ook hoger scoren op succes, geluk en allerlei positieve variabelen.
Dingen die niet mogen
Het begrip exploratie wordt vaak verward met ‘dingen doen die niet mogen’. Waarom zou je jongeren moeten stimuleren dingen te doen die niet mogen? Bij exploratie gaat het daar echter niet om. Exploratie gaat juist om het twijfelen en vragen stellen, waardoor je een sterkere identiteit krijgt. In een onderzoek onder moslimjongeren ontdekte ik dat sommige jongeren vertelden over een periode van exploratie in gedrag (Visser-Vogel, 2015). Dat was een periode van dingen doen die eigenlijk niet mogen. Deze manier van exploratie had echter niet een sterkere identiteit tot gevolg, maar leek los te staan van de uiteindelijke keuzes. Het was gewoon een periode van dingen doen die niet mogen en zich vervolgens toch weer verbinden aan de islam. Dit proces is ook goed voor te stellen bij reformatorische jongeren. Ook deze jongeren kunnen soms een periode dingen doen die niet mogen, om zich daarna toch te verbinden aan het christelijk geloof. Die verbinding is dan echter niet een gevolg van die periode van exploratie in gedrag, maar eerder een logische keuze. Men wil graag weer bij de groep horen of men is de wilde haren kwijtgeraakt.
Ook reformatorische jongeren kunnen soms een periode dingen doen die niet mogen, om daarna terug te keren naar het geloof
Dr. Elsbeth Visser-Vogel is als docentonderzoeker werkzaam op de CHE. De afgelopen jaren werkte ze bij Driestar educatief en heeft zij onderzoek gedaan binnen het lectoraat Vorming vanuit de Bron van het Hoornbeeck College.
Interessante doelgroep
In mei 2017 is een vragenlijst over exploratie uitgezet op alle locaties van het Hoornbeeck College en op alle reformatorische vmbo-scholen. Dezelfde lijst is in het voorjaar van 2018 ook rondgestuurd naar vwo-5 jongeren. Alles bij elkaar leverde dat 872 bruikbare reacties op van jongeren rond de 17 jaar. De onderzocht groep leerlingen en studenten van het Hoornbeeck College is om twee redenen interessant. In de eerste plaats omdat het gaat om (v)mbo-jongeren. Ik hoor regelmatig dat exploratie te moeilijk zou zijn voor deze doelgroep. Daarom hebben we dit onderzoek gedaan onder vmbo-leerlingen van reformatorische scholen en onder mbo-studenten op het Hoornbeeck. Op die manier kunnen we beschrijven of deze jongeren zich committeren en of ze exploreren en zo ja, op welke manier. Omdat we wilden kijken of deze jongeren ook echt anders exploreren dan jongeren met een ander cognitief niveau, hebben we vervolgens het onderzoek uit uitgevoerd onder jongeren in 5 vwo op de verschillende reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs.
Ten tweede is het een interessante onderzoeksgroep omdat het om reformatorische jongeren gaat, of in ieder geval om jongeren die een reformatorische school bezoeken. Hoe committeren deze jongeren zich en hoe exploreren zij? Nog niet eerder is onderzoek gedaan naar identiteitsontwikkeling en processen van exploratie en commitment onder deze specifieke doelgroep.
Behoudende jongeren
In dit artikel doe ik verslag van slechts enkele resultaten. Daarbij presenteer ik alleen de resultaten van de vergelijking mbo-jongeren en vwo-jongeren, omdat deze jongeren wat leeftijd betreft vergelijkbaar zijn. In de tabel is te zien hoe de respondenten van het mbo en vwo scoren op de verschillende schalen. Als men 1 of 2 scoorde op de vragenlijst, betekende dat respectievelijk helemaal mee oneens en mee oneens. Als men 4 of 5 scoorde op de vragenlijst, betekende dat respectievelijk mee eens en helemaal mee eens.
Mbo’ers laten op godsdienstig gebied weinig vragen en twijfels zien, maar dat geldt ook voor de bevraagde vwo-jongeren
Uit de gegevens blijkt dat de gehele respondentengroep (mbo’ers én vwo’ers) een ‘behoudende’ groep jongeren is. Dat kun je in de eerste plaats zien aan de hogere scores op de schalen van commitment (de mate waarin iemand zich verbonden voelt met het christelijk geloof). Jongeren scoren erg hoog op ‘zeker zijn van christendom’. Men is overtuigd van hun eigen gelijk, men weet zeker dat het christelijk geloof het juiste is. Ze zijn gecommitteerd en denken dat dit ook later zo zal blijven.
GEMIDDELDE PER SCHAAL, VERDEELD NAAR NIVEAU
Opmerking bij de tabel: commitment veranderlijk in de toekomst: de mate of iemand zeker
is van zijn commitment voor de toekomst. Als iemand hier hoog soort, betekent het dat hun commitment in de toekomst waarschijnlijk nog gaat veranderen (op onderdelen).
In de tweede plaats kun je zien dat het om een ‘behoudende’ groep jongeren gaat, omdat deze jongeren niet of nauwelijks exploreren. Exploratie in de breedte scoort het laagst. Dit gaat om exploratie waarbij jongeren twijfels hebben over het christelijk geloof en bijvoorbeeld bij andere godsdiensten kijken. Bij deze populatie is dat te verwachten. Jongeren die opgroeien in een geloofstraditie zullen niet zo snel buiten deze geloofstraditie op zoek gaan naar antwoorden. Men scoort ook laag op de exploratieschaal ‘onzeker commitment toekomst’. Dat betekent dat men niet onzeker is of men later nog christelijk zal zijn. Deze jongeren verwachten dat ze niet op een andere manier zullen geloven in de toekomst of dat ze hun geloof vaarwel zullen zeggen. Ruminatieve exploratie (waarbij het vooral gaat om piekeren) en exploratie in de diepte scoren daarna het hoogst. Dat zijn de schalen waarbij jongeren wel vragen hebben, maar dan vragen die gerelateerd zijn aan het geloof zelf.
Wat betreft de exploratie-schalen scoren mbo-jongeren het hoogst op ‘exploratie in gedrag’. Als de mbo-jongeren exploreren, dan doen ze dat het meest in gedrag. Dat betekent dat ze dingen doen die eigenlijk niet mogen volgens de regels van het geloof. Je kunt je afvragen of met exploratie in gedrag ook de identiteit wordt versterkt. Deze manier van exploreren kan namelijk helemaal los staan van de keuzes die ze maken. Het kan een periode zijn van ‘losgaan’, zonder dat men hier andere opvattingen van krijgt of zich sterker gaat verbinden met het christelijk geloof.
Deze jongeren lijken sterke commitments te hebben: ze zijn erg overtuigd van het christelijk geloof en denken dat ze daar voor altijd bij zullen blijven. Tegelijkertijd zie je veel lagere scores op de exploratieschalen. Het is de vraag of de identiteit van deze jongeren zo stevig is als dat het lijkt. Want volgens de theorie van Marcia wordt een identiteit juist sterker na een periode van exploratie.
Verschil met groot effect
Tussen mbo- en vwo-jongeren is slechts één significant verschil gevonden met een groot effect: vwo’ers scoren hoger dan mbo’ers op de schaal ‘informatie zoeken’. In het omgaan met vragen en twijfels volgen mbo-jongeren met name op wat anderen binnen de groep zeggen, terwijl jongeren van het vwo breder op zoek gaan naar antwoorden. Zij zoeken ook buiten de eigen kring, bijvoorbeeld op internet, in boeken, bij andersdenkenden. Het is de vraag of deze bredere zoektocht wordt gestimuleerd door de school of dat leerlingen dit op eigen initiatief doen. Voor docenten op het vwo is het goed om te kijken welke vragen jongeren hebben, waar ze naar antwoorden zoeken en hoe ze hun antwoorden formuleren. Docenten van (v)mbo’ers zullen wellicht zelf meer aan moeten dragen aan nieuwe bronnen en de jongeren helpen zich daartoe te verhouden.
Juiste geloof
Dit artikel startte ik met de stelling dat exploratie te moeilijk is voor mbo-jongeren. De onderzoeksresultaten geven daarvoor geen bewijs. Ook vwo-jongeren blijken namelijk niet of nauwelijks te exploreren op godsdienstig gebied. Mbo-jongeren lijken weinig vragen te hebben over hun geloof; ook twijfelen ze niet sterk. Hoe dat komt, is onduidelijk. Het kan de leeftijd zijn: ze zijn gewoon nog te jong om te exploreren. Maar het kan ook te maken hebben met hun orthodoxe achtergrond.
Hoewel de mbo-jongeren dus weinig tot niet exploreren op godsdienstig gebied, zeggen ze wel te weten dat het christelijk geloof het juiste is. Deze ogenschijnlijk sterke identiteit kan in de toekomst wellicht wankel blijken te zijn als er vragen op hen af komen. Om dat voor te zijn, zou het dus juist goed zijn als mbo-jongeren wel degelijk leren exploreren. Hun identiteit zal daardoor dieper wortelen en standvastiger worden.
Concluderend: Voor het reformatorisch onderwijs is het belangrijk om na te denken over de vraag hoe we exploratie kunnen inzetten in het onderwijs. Hoe kunnen we jongeren stimuleren tot nadenken, iets met hun vragen te doen, op zoek te gaan naar antwoorden? Met natuurlijk als doel dat hun identiteit daardoor wordt versterkt.
Bespreken
Onderstaande vragen zijn bedoeld als handvatten om dit essay in groepsverband te bespreken.
Voor docenten
• Weet u welke vragen er leven onder jongeren?
• Herkent u de uitkomst dat jongeren heel stellig zijn over het christelijk geloof en dat ze weinig exploreren?
• Hoe geeft u exploratie in de praktijk vorm? Welke vragen stimuleert u bij jongeren? Hoe helpt u hen te zoeken naar antwoorden?
• Stimuleert u jongeren om zich te verbinden en keuzes te maken? Op welke manier?
• Hebt u zelf een periode doorgemaakt van exploratie? Bent u in staat om jongeren in het exploratieproces te helpen?
Voor schoolleiders
• Zijn de leraren op uw school in staat om een goede bijdrage te leveren aan het exploratieproces van jongeren? Op welke manier kunnen zij hierin professionaliseren?
• Op welke plekken in het curriculum is er expliciet ruimte voor exploratie? Waar komen de jongeren echt in contact met andere overtuigingen en welke rol speelt de school in de reflectie daarop?