• In de Spiegel
Marloes Kloosterman-Hoencamp

Klassenstrijd

De populaire documentaireserie Klassen is wat mij betreft verplichte kost voor elke pabostudent. En dan het liefst met een stevige reflectie aan de hand van vragen als: Wat is de taak van het (christelijk) onderwijs? Wat is je visie op vroege selectie of kansengelijkheid? En: welke roeping heb jij voor de klas?

De serie portretteert Amsterdam-Noord als stads-dorpse compacte afspiegeling van de Nederlandse samenleving qua economische omstandigheden en de kleurige mix aan nationaliteiten die er woont. Een aantal kinderen wordt gevolgd in het selectieproces van vervolgonderwijs en hun prognoses voor de toekomst. Welke kansen hebben zij en hoe houdt dit verband met hun sociaaleconomische achtergrond?
In deze bijdrage wil ik niet de inhoud van de serie bespreken. Daarvoor verwijs ik naar de website van omroep Human waar talloze nabesprekingen en podcasts te vinden zijn. Liever kijk ik naar het verleden. Want de vragen die makers Sarah Sylbing en Ester Gould oproepen over het huidige onderwijssysteem en de sociale opdracht van de school zijn niet nieuw. De Nederlandse pedagoog Philipp Abraham Kohnstamm (1875-1951) schreef in de jaren twintig over kansengelijkheid, de participatie van kinderen van alle standen en zijn ideeën voor een geheel nieuwe school. Voor dit essay licht ik één onderdeel uit: zijn pleidooi voor zogenaamde eenheidsscholen. Dit vergelijk ik met de vraag over kansengelijkheid uit Klassen en stel ik de vraag of Kohnstamms idealen kunnen gelden voor vandaag.

Kohnstamm pleitte voor een eenheidsschool waar kinderen van diverse standen met elkaar onderwijs volgen

Eenheidsscholen

Kohnstamms plannen voor een nieuwe school staan in het kader van de vele onderwijsveranderingen die vanaf het einde van de negentiende eeuw tot ongeveer 1940 met name in Europa en de Verenigde Staten opkwamen. De bewegingen rondom de Nieuwe School toonden een grote variatie, maar hadden een gedeeld ideaal: het onderwijs moest door actief en (gedeeltelijk) individueel onderwijs gaan bijdragen aan de uniciteit van elk kind en een samenleving van gelijkwaardigheid en vrede. Een eerste publicatie over deze nieuwe school schreef Kohnstamm samen met de onderwijzer en sociaaldemocratisch politicus Adriaan Gerhard (1858-1948). In de brochure De toekomst van ons volksonderwijs (1923) keerden zij zich tegen het standenkarakter dat, net als in andere delen van Europa, in het Nederlands onderwijs aanwezig was. Dit standenkarakter betekende dat niet de individuele begaafdheid of creativiteit van het kind de richting aangaf voor het onderwijs, maar de stand waarin het kind geboren was. Gerhard en Kohnstamm pleitten voor een eenheidsschool waar kinderen van diverse standen met elkaar onderwijs volgen. Een schoolsysteem waarin ieder kind, ongeacht de sociaaleconomische positie van ouders of het schoolgeld dat zij konden betalen, onderwijs konden genieten om tot volle ontplooiing te komen.
Reeds bij zijn aantreden als bijzonder hoogleraar pedagogiek (1919) pleitte Kohnstamm voor meer aandacht voor individuele persoonlijkheidsontwikkeling en minder uniform onderwijs, onder meer door het loslaten van het klassikale systeem. En dit bleef hij herhalen, zoals in zijn bekende Persoonlijkheid in wording (1929). In publicaties zoals de Nieuwe school (1925) beschreef Kohnstamm de pedagogische voordelen van onderwijs waarbij kinderen van diverse sociale milieus met elkaar in contact kwamen. Kohnstamm erkende de mogelijke verschillen in verstandelijke rijpheid tussen de verschillende sociale milieus, maar benadrukte juist de voordelen die een diverse klassensamenstelling met zich meebrengt. Juist de verstandelijk minder rijpe leerling kon zijn voordeel doen in de omgang met meer ontwikkelde kinderen. En in combinatie met het loslaten van het klassikale klassensysteem, hoefde een rijpere leerling geen nadeel te ondervinden door de mogelijkheid van versnelling en verdieping.
Kohnstamms pleidooi voor kansengelijkheid en zijn invulling van de sociale opdracht voor scholen bevatte niet alleen sociaaleconomische menging en een meer flexibel klassensysteem. Zijn eenheidsschool (met bijbels onderwijs!) behelsde ook dat de school een mix was van verschillende levensbeschouwelijke achtergronden. Kohnstamm was ervan overtuigd dat de school een plek zou moeten zijn waar kinderen van verschillende geloofsovertuigingen elkaar ontmoeten en op die manier een eenheid met elkaar zouden vormen. De school zal daarmee een afspiegeling en verlengstuk moeten zijn van de maatschappij. Niet minder belangrijk vond hij dat door dit contact de persoonlijkheid van het kind zal groeien, omdat het uniek-zijn van elk kind onderstreept wordt en het kind tegelijkertijd leert samenwerken en -leven.

Beschamend

Helaas is datgene wat zowel Kohnstamm (jaren twintig vorige eeuw) als de documentairemakers (2020) agenderen hetzelfde gebleven: de sociaaleconomische positie van ouders bepaalt in hoge mate welke school het kind zal bezoeken en ook wat toekomstige vervolgkansen zijn. Dit betekent echter niet dat er niets is veranderd. Veel groepen in de samenleving hebben zich geëmancipeerd door beter en hoger onderwijs. Misschien dat ik daar zelf als hoogopgeleide millennial een voorbeeld van ben, met een vader die als kind nog bij moest dragen aan het gezinsinkomen en huiswerk ‘maar op school moest doen’. Alleen, waar de documentaire de vinger bijlegt, is dat bepaalde groepen kinderen in de samenleving nog steeds weinig tot geen kans hebben. Daarbij laat de serie ook zien dat door de scheiding van standen sommige scholen het afvoerputje van de maatschappij zijn geworden.
Het gaat niet over zwart en wit, maar over sociaaleconomische status: kansrijke kinderen zitten bij kansrijke kinderen op school, en kansarme bij kansarme. Dit is iets waarvoor men juist in Kohnstamms tijd bang was, dat bepaalde (met name openbare) scholen het afvoerputje van de maatschappij zouden worden en scholen niet langer de verbinding tussen bevolkingsgroepen (de sociale opdracht) konden bewerkstelligen. Standenkarakter anno 2021. En dat vind ik een, hoewel misschien weinig verrassend, beschamende constatering.

Bepaalde scholen zijn het afvoerputje van de maatschappij

Idealen

De eenheidsschool van Kohnstamm is er nooit gekomen en we zullen dus ook niet weten of dit de beoogde uitwerking zou hebben gehad. Ik betoog ook geen implementatie ervan, omdat Kohnstamms ideeën niet los van zijn persoon en tijd kunnen worden bezien. Deze historische parallel is bedoeld de verbeelding te prikkelen en te reflecteren op de huidige situatie. Niemand zal betwisten dat we voor gelijke kansen moeten gaan. De moeilijkheid is dat we kennelijk niet weten hoe, ook gezien de tal van initiatieven die op dit gebied al ondernomen zijn. Eerlijk gezegd, ik verdrink ook in de complexiteit van het vraagstuk. Toch deel ik twee gedachtes, want wellicht dat Kohnstamms ideaal om het standenkarakter te doorbreken een gedeeld streven kan zijn. Ten eerste: Net zoals de idealen van de Nieuwe School, geloof ik dat onderwijs de sleutel is. Niet opgeven voor die groepen kinderen en scholen die nu het predicaat “kansarm” krijgen. Nooit zeggen: ‘Laat maar.’ Goed onderwijs is de kans om ongelijkheid tegen te gaan. Ten tweede: Mijns inziens appelleert Kohnstamms ideaal in het bijzonder aan de sociale opdracht van de bovenste klasse, diegenen en die scholen die het nu goed hebben. Durven zij (wij) te delen? Zowel op sociaaleconomisch als op pedagogisch niveau. Durven zij (wij) te ontmoeten en te verbinden? Concreet: zouden zij (wij) kunnen delen in tijd, geld, beste leraren en opgebouwde expertise? Een klassenstrijd, maar dan niet alleen voor de eigen klasse.

Bespreken

De populaire documentaireserie Klassen is wat mij betreft verplichte kost voor elke pabostudent. Of eigenlijk zou ik moeten zeggen: verplichte kost voor iedereen die hart heeft voor goed, christelijk onderwijs. Het roept de vraag op wat we aan onze “stand” verplicht zijn. En voor de reflectie een voorzet:

  • Hoe denkt u over het complexe onderwerp van kansengelijkheid? Hoe zet u zich daarvoor in?
  • Welk verband én effect zag u tussen de (on) mogelijkheid van thuisonderwijs tijdens de lockdown en de plek van de wieg van uw leerling?
  • Hebben scholen een sociale opdracht? Zo ja, hoe luidt deze?
  • Bekijk eens een aflevering van Klassen (NPO) en bespreek uw idealen voor goed, christelijk onderwijs.

Bronnen

  • Bigot, L. C. T., Diels, P. A., & Kohnstamm, P. A. (1924). De toekomst van ons volksonderwijs. Deel 2: Scholen met losser klassenverband. Amsterdam: Nutsuitgeverij.
  • Gerhard, A. H., & Kohnstamm, P. A. (1923). De toekomst van ons volksonderwijs. Amsterdam: Nutsuitgeverij. Kohnstamm, Ph. A. (1919). Staatspaedagogiek of persoonlijkheidspaedagogiek. Rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleeraar van wege de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen aan de Universiteit van Amsterdam, op maandag 3 februari 1919. Groningen: J. B. Wolters.
  • Kohnstamm, Ph. A. (1925). De nieuwe school. Groningen: Noordhoff. Kohnstamm, Ph. A. (1929). Persoonlijkheid in wording. Haarlem: H. D. Tjeenk Willink & Zoon.
  • Van Veen, E. (2020, 28 november). Waar je wieg staat. Volkskrant Magazine, 12–20.

Marloes Kloosterman-Hoencamp
Docent pedagogiek op de pabo van Driestar Hogeschool en tevens als promovenda historische pedagogiek verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam

Terug naar overzicht