‘En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Degene, met Welke wij te doen hebben.’ - HEBREEËN 4:13
In onze samenleving is privacy een belangrijk item. In de Bijbel komt het niet direct aan de orde. Wel is duidelijk: we kunnen ons voor God niet afschermen. Hij doorziet alles en iedereen. ‘Ik ben het, Die nieren en harten onderzoekt’ (Openbaring 2:23). God dringt door tot in onze diepste privacy.
In Hebreeën 4 gaat het over Christus, de grote Hogepriester. Als in het Oude Testament iemand een offer wilde brengen, werd dat offer eerst door de priester onderzocht of het zonder gebrek was. Zo onderzoekt Christus de offers die wij Hem brengen. Onze gebeden, onze lofprijzing, onze dienst, ons werk, ja, heel ons leven: het behoort alles een aangenaam offer te zijn voor God. ‘Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst’ (Romeinen 12:1).
Nauwkeurig en orthodox
Het kan voor de klas en in de bestuurskamer allemaal heel mooi lijken en heel goed klinken. Onze gebeden, Bijbelvertellingen en dagopeningen. Prachtige beleidsstukken op geduldig papier, waarin we onze reformatorische identiteit nauwkeurig en orthodox hebben verwoord. Op studiedagen en avonden met de ouders klinkt het allemaal zoals we het graag willen horen. We kunnen gerust zijn, het is allemaal in orde.
Naakt en geopend
Maar wat komt er tevoorschijn als God er het mes in zet en de zaken openlegt? God bemoeit Zich met onze privacy. Alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Degene, met Wie wij te doen hebben. Voor Hem, aan Wie wij eenmaal rekenschap hebben af te leggen. Dit woord wil ons doen opschrikken uit onze zelfgenoegzaamheid. Er kan zo veel vrome schijn zijn, evangelisch of reformatorisch, dat geen wezen heeft. De eredienst van het klinkend metaal en de luidende schel. Fake.
Fel verwijt
Bij de gemeente van Sardis leek ook alles in orde te zijn. Maar dan klinkt als een donderslag dat felle verwijt: ‘Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood’ (Openbaring 3:1). Is dat ook niet op ons van toepassing? Wat staat ons te doen? ‘Wees wakende, en versterk het overige, dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God’ (Openbaring 3:2).