• Stemmen uit het heden of verleden
Henk Vermeulen

Wat een mens tot mens maakt - Comenius over persoonsvorming

‘De mens moet allereerst tot mens gevormd worden.’ Die merkwaardige titel boven het zesde hoofdstuk van het boek Allesomvattende onderwijsleer van Jan Amos Comenius (1592-1670) trekt vanwege actuele ontwikkelingen mijn aandacht. Veel sterker dan een aantal jaren geleden wordt immers in het onderwijs gesproken over persoonsvorming. Kennisoverdracht stond veelal centraal. Of we richtten ons op onderdelen van vorming, zoals mediavorming. Nu dringt steeds meer het besef door dat een integrale benadering van persoonsvorming noodzakelijk is. Of we nu aandacht besteden aan kwalificatie, socialisatie of subjectificatie, altijd gaat het over de vorming van leerlingen. Met dat thema zitten we dus in het hart van het onderwijs. De gymles, de omgang met de schoolregels, de Bijbelvertelling en het klassenbezoek aan de bakkerij: die hebben alles met vorming te maken. Wat betekent dat voor de school? Juist in het christelijk/reformatorisch onderwijs is die vraag belangrijk. Het antwoord heeft te maken met leiderschap. Niet alleen van schoolleiders, maar ook van individuele leraren.

Reflectie

Voor u verder leest: in hoeverre speelt het besef dat die persoonsvorming de hele dag doorgaat een rol in uw dagelijks werk? Kunt u daar concrete voorbeelden van geven?

Comenius over persoonsvorming

In genoemd hoofdstuk van zijn Allesomvattende onderwijsleer denkt Comenius dus na over persoonlijke vorming. Enkele fragmenten uit dat hoofdstuk om ook onze bezinning op dat thema te ondersteunen:

‘Zoals wij al gezien hebben, legt de natuur de zaadjes van kennis, moraal en religie in de mens. De natuur verschaft ons echter niet de inhoud van de kennis, de moraal en de religie. Deze inhoud verwerven wij door leren, handelen en bidden. Daarom heeft iemand de mens niet ten onrechte eens een “vormbaar wezen” genoemd. Zonder vorming kan hij zijn menswording niet verwerkelijken.
(…)
Niemand kan werkelijk mens zijn als hij niet heeft geleerd om als mens te handelen, dat wil zeggen als hij niet gevormd is tot wat een mens tot mens maakt. Wij kunnen voorbeelden geven van dingen die bedoeld zijn om de mens van dienst te zijn, maar die hun bestemming nooit bereiken omdat ze door de mens niet voor hun bestemming zijn geschikt gemaakt. (…) Wat van nature voor iets geschikt kan zijn, zal zonder vorming en oefening zijn bestemming niet bereiken.

(…) Het is duidelijk dat de opvoeding voor elk mens nodig is. Wij worden nog meer met deze evidentie geconfronteerd als we naar de kenmerken en situaties van mensen kijken. Dat domme mensen onderwijs nodig hebben om hun ernstig gebrek aan kennis te herstellen, zal niemand bestrijden. Begaafde mensen hebben het onderwijs echter nog veel meer nodig, want als zij zich niet met nuttige dingen bezighouden dan gaan ze hun tijd besteden aan nutteloze, zonderlinge en gevaarlijke dingen. Naarmate een akker vruchtbaarder is, zal hij meer dorens en distels voortbrengen. Zo is het ook met de meest getalenteerde mensen. Indien in hen niet de zaden van wijsheid en deugden worden gezaaid, dan raken zij vol van vreemde gedachten. Als men in een lopende molen geen graan stort, dan zal zij in de vernieling gaan. Onder gekraak en geraas zal zij dan alleen maar stof doen opwaaien. Alle onderdelen van de molen zullen barsten en breken. Zo vergaat het ook mensen met een creatieve intelligentie die van zinvolle activiteiten verstoken blijven; zij gaan zich dan bezighouden met nutteloze, wonderlijke en schadelijke dingen die uiteindelijk hun ondergang zullen veroorzaken.

‘Begaafde mensen hebben het onderwijs nog veel meer nodig; anders besteden ze hun tijd aan gevaarlijke dingen'

Jan Amos Comenius

(…)
Er zijn mensen die op de een of andere manier boven anderen zijn geplaatst, bijvoorbeeld koningen, vorsten, regeringsfunctionarissen, geleerden, priesters en leraren. Ook zij moeten in wijsheid worden onderwezen. Zij hebben wijsheid net zo nodig als een gids zijn ogen, een tolk zijn talenkennis, een trompet haar tonen of een zwaard een schede. Zo hebben ondergeschikten kennis nodig die hun licht geeft, zodat zij de met wijsheid gegeven opdrachten kunnen begrijpen en uitvoeren. Het uitvoeren van opdrachten doen zij dan niet uit dwang, ook niet als een gehoorzame ezel, maar vrijwillig, uit liefde voor een ordelijk leven. Want niet met scheldwoorden, celstraf en slaag, maar alleen met verstand kan men aan een redelijk wezen leidinggeven. Als men dit op een verkeerde manier aanpakt, dan beledigt men God: ook de ondergeschikten heeft Hij immers naar Zijn beeld geschapen. Als mensen niet op een verstandige manier met elkaar omgaan, dan zullen hun onderlinge verhoudingen nog meer door wanorde en geweld worden beheerst dan nu het geval is.’

Reflectie

In zondag 8 van de Heidelbergse Catechismus belijden we dat we als mensen zo erg verdorven zijn dat we helemaal ongeschikt zijn voor iets goeds en dat we geneigd zijn om het verkeerde te doen. Hoe verhoudt zich die belijdenis tot Comenius’ uitgangspunt dat de mens een “vormbaar wezen” is?

Comenius vindt de vorming van “plus-klas-leerlingen” erg belangrijk. Hoe is de begeleiding van deze leerlingen op uw school? Richt die zich alleen op kennisverwerving of ook op het geheel van de persoonsvorming?

‘Leraren moeten in wijsheid worden onderwezen’, schrijft Comenius. Op welke manier blijft u bij in het denken over persoonsvorming?

Bron:

Comenius, Jan Amos (2019). Allesomvattende onderwijsleer. Hertaling en annotatie door H.E.S. Woldring. Eindhoven: Damon.

Terug naar overzicht