‘Waarom zitten er zoveel jongens op de rebound?’ vroeg docent Cock Kortlever (54) zich af. ‘En waarom gaat het met deze jongens wel goed in de rebound, maar in de klas niet?’ Deze vragen leidden tot een boysproof onderwijsprogramma op de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Apeldoorn. Met succes. Kortlever coacht nu regelmatig collega’s hoe zij in hun reguliere lessen meer rekening kunnen houden met jongens.
Het begon allemaal zeventien jaar geleden met een vijftal jongens met wie de docenten geen raad meer wisten. Kortlever en zijn collega Johan Hazenberg schreven een aangepast onderwijsprogramma en de directie gaf direct akkoord. Langzamerhand ontwikkelde dit zich tot de rebound. Steeds weer bleef Kortlever de vraag aan leerlingen stellen: ‘Wat vind jij een goede les? Wat is een goede docent? En: wat heb jij nodig om te kunnen leren?’
Zo ontstond de wens om een meer theoretische basis te leggen voor dit type onderwijs en deed Kortlever samen met Hazenberg een onderzoeksproject “boysproof onderwijs”. Dit project was niet zozeer gericht op wat de jongens in de rebound nodig hebben, maar vooral hoe voorkomen kon worden dat zij daar zouden komen. Het mondde uit in een aantal praktische handvatten.
Hersenhelft
‘Blijf positief, ook al maken jongens fouten’, is een van de eerste tips die Kortlever aanreikt. ‘Jongens leren door fouten te maken, dus zonder fouten kunnen ze niet leren en ontwikkelen. Je kunt daar ruimte voor maken in je onderwijs. Geef ze vertrouwen en vrijheid en ze gaan “aan”. Dat klinkt wellicht spannend, maar het levert veel op. Ze hebben soms wel een grote mond, maar een klein hartje. Door een negatieve benadering van fouten, breek je dit kleine hartje en stagneert het leren.’
Een andere tip is volgens Kortlever om te zorgen voor voldoende variatie en dan vooral tussen leren en doen. ‘Jongens zijn doorgaans doeners en de verbinding tussen hun linker- en rechterhersenhelft komt moeizamer tot stand. Even bewegen helpt om de verbinding te leggen. Laat ze even van hun plek af gaan. En als ze vragen om naar de wc te gaan, altijd “ja” zeggen.’
‘Zet humor bewust in’, zo betoogt Kortlever verder. ‘Het verhoogt de leereffectiviteit. Als je een les met woordjes hebt, gebruik dan gerust een gekke foto tussendoor. Die trekt niet alleen de aandacht, maar maakt ze ook nieuwsgierig naar de volgende onderbreking.’
‘Wees ook duidelijk wat je van leerlingen verwacht.’ Als Kortlever een training aan een klas geeft, krijgt die vooraf instructie. De leerlingen moeten stipt op tijd zijn, om de beurt een dagopening houden, sportkleding meenemen en een huiswerkopdracht gedaan hebben. Wat blijkt dan in de praktijk? Ze zijn op tijd en hebben hun spullen bij zich. En zo niet, kun je ervan uitgaan dat er een goede reden voor is.
‘Geef jongens vertrouwen en vrijheid en ze gaan “aan”’
Cock Kortlever
Scorelijstje
Inmiddels verzorgt de reboundafdeling ook trainingen voor klassen en docenten. ‘Als een leerling bij de rebound komt, ligt dit niet meestal niet alleen aan hem, maar ook aan de klas, de docent of de docenten onderling. Dus observeren we lessen, trainen we klassen, docenten en docententeams.’
De belangrijkste observaties doet Kortlever in de eerste tien minuten van de les. ‘De start is bepalend: maakt de docent contact en begint de les direct?’ Het blijkt namelijk dat er regelmatig niets gebeurt aan het begin. ‘Dan moet je je daarna rot werken om de klas aan het werk te krijgen.’ Daarnaast houdt Kortlever een scorelijstje bij op verschillende onderwerpen: zelfstandig werken, samenwerken, normen en waarden, zelfreflectie, impulscontrole, werkhouding en doorzettingsvermogen.
De scores van deze observatie krijgt de klas te zien bij een klassentraining. Dit geeft inzicht in leerpunten, die leerlingen overigens vaak ruiterlijk toegeven. ‘Meneer, we hadden nog veel erger verwacht’, reageerde eens een leerling. De groep kiest twee thema’s waar ze aan wil werken, bijvoorbeeld samenwerken en zelfstandig leren. Dan gaat de klas aan de slag met groepsopdrachten waardoor ze met elkaar nieuwe ervaringen opdoet. De trainers leggen regelmatig de opdracht stil en reflecteren samen met de leerlingen over aspecten van samenwerken die zichtbaar worden. Onderliggende drijfveren komen aan de orde: Hij wil niet samenwerken.’ De groep krijgt dan de tijd om te zoeken naar een oplossing. Zo ontstaat een gezamenlijke verantwoordelijkheid om te werken aan verbeteringen.
Betrokkenheid
Ondertussen zijn de eigen docenten bij deze klassentraining aanwezig. Achteraf volgt een gesprek met de trainers over de training en over de observatie. De observaties komen ook in het docententeam aan de orde, waarna het team een training volgt over een gekozen onderwerp. ‘Vaak zien we dat het ontbreekt aan onderlinge betrokkenheid tussen docenten. Er zijn wel regels, maar docenten gaan daar verschillend mee om. Denk maar aan regels over mondkapjes en mobieltjes. Maar bijvoorbeeld ook betrokkenheid bij een jonge, onervaren collega. Als je merkt dat het daar niet loopt, kun je als collega’s meer schouder aan schouder staan om elkaar te steunen. Zo’n docententraining verhoogt vaak de betrokkenheid en leerlingen geven het ook terug: een goede docent doet wat hij zegt.’
Op deze manier krijgen de bevindingen over het onderzoeksproject van Kortlever en Hazenberg een bredere ingang in de school. ‘In dit boysproof onderwijs ligt er best veel focus op gezamenlijke reflectie en verantwoordelijkheid’, besluit Kortlever. ‘En juist na de coronatijd zien we dat het sociale en het in verbinding zijn met de omgeving belangrijker wordt. Dit onderwijs draagt zo ook bij aan goede burgerschapsvaardigheid. Laten de leerlingen op elkaar letten, docenten elkaar steunen en door echt contact tot wezenlijke gesprekken komen. De school is dan een maatschappij in het klein waarbij zowel de leerling als de docent zich regelmatig afvraagt: “Hoe verhoud ik mij tot de mensen om mij heen?”