Voorzitter Douma van Curriculum.nu over de herziening van het leerplan en het vervolg daarop
Een samenhangend landelijk curriculum ontwikkelen dat scholen helderheid biedt over wat ze moeten doen én ruimte geeft om hun eigen ding te doen: dat was de opdracht voor Theo Douma en zijn collega’s bij Curriculum.nu. ‘De uitkomst is meer dan de som der delen.’
De laatste herziening van de onderwijsdoelen dateert alweer van ruim dertien jaar geleden. Op onderdelen zijn ze tussentijds wel aangepast. De Onderwijsraad constateerde reeds in 2014 dat het curriculum daardoor een lappendeken is geworden. Het is onevenwichtig, overladen en mist samenhang.
Daarom kreeg Curriculum.nu in 2017 de opdracht om het onderwijsprogramma integraal tegen het licht te houden. Dat resulteerde in voorstellen voor negen leergebieden, die op 10 oktober jongstleden aan minister Slob (Onderwijs) zijn aangeboden.
De opdrachtgevers van Curriculum.nu (waaronder VO-raad, PO-Raad en de Algemene Onderwijsbond) zijn bestuurlijk verenigd in een zogenoemde Coördinatiegroep. Die zorgt voor de aansturing van het ontwikkelproces. Voorzitter van die groep is Douma. ‘Ik praat vooral met talloze betrokkenen, van vakverenigingen tot pabo’s en bedrijven: hoe kunnen zij bijdragen aan de ontwikkeling van het curriculum? Beschouw mij maar als de spreekwoordelijke haarlemmerolie.’
U noemde de curriculumherziening ‘het mooiste proces dat ik ooit gedaan heb.’ Waarom?
‘Onderwijs beter maken: dat is mijn diepe motivatie. Dat deed ik al graag als geschiedenisleraar: nieuwe dingen uitproberen om kinderen beter bij de lesstof te betrekken.
Moreel vind ik het nauwelijks te accepteren dat we met doelen werken die bijna vijftien jaar oud zijn. Scholen hebben er last van dat de onderwijsinhoud lang niet is bijgesteld: leerlijnen lopen bijvoorbeeld niet door, nieuwe thema’s als digitale geletterdheid ontbreken in het leerplan.
Met leraren en andere deskundigen mocht ik nadenken over de vraag: Zijn we met de goede dingen bezig? Kunnen we iets nieuws creëren? En dan niet iets nieuws om het nieuwe, maar om het onderwijs te verbeteren.
Overigens bestaat het beeld dat alles nieuw wordt als je het curriculum reviseert. Dat is natuurlijk niet zo. Veel blijft hetzelfde.’
Nieuw is wel jullie advies om burgerschap in het lesprogramma op te nemen. Maar daar besteden scholen toch al lang aandacht aan?
‘Burgerschapsonderwijs hoort tot de kerntaken van een school, dat klopt. Alleen was nog nooit goed uitgewerkt wat we onder burgerschap verstaan, zodat scholen niet weten wat hun opdracht is en de inspectie niet goed kan nagaan of scholen voldoende aan burgerschapsonderwijs doen.
Vergeleken met andere Westerse landen besteden wij daar relatief weinig tijd aan. Maar onze samenleving is veel pluriformer dan voorheen. Juist daarom moeten we met onze leerlingen vaker stilstaan bij vragen als: Hoe verhoud je je als burgers tot elkaar? Wat betekenen begrippen als “vrijheid” en “solidariteit”?
Op ons voorstel voor het leergebied burgerschap hebben we trouwens opvallend veel feedback gekregen. Dit onderwerp leeft. Mensen raken tegenwoordig bedolven onder informatie. Dat roept vragen op als: Wie ben ik? Wat is mijn plek in de samenleving?’
Doel van de curriculumherziening is onder meer het lesprogramma minder overladen te maken en ruimte te scheppen voor schooleigen lesaanbod. Hoe zien we dat terug in jullie voorstellen?
‘De ontwikkelteams hebben zich beperkt tot datgene wat alle leerlingen minimaal moeten kennen en kunnen. Dat moeten scholen in 70 procent van de onderwijstijd aan hen kunnen overbrengen. Zodoende blijft 30 procent van de tijd over die scholen zelf kunnen invullen. Hoe ze dat doen, mogen ze zelf weten. Sommige zullen extra didactische doelen stellen, andere zullen meer tijd besteden aan levensbeschouwelijke zaken.
Dat laat onverlet dat scholen nu al in hun héle leerplan kunnen laten zien wie ze zijn. Het eigene zit ‘m niet alleen in die vrije ruimte.
Cruciaal is straks welke beheersingsniveaus er aan de kerndoelen worden gekoppeld: zijn die zó opgesteld dat scholen daadwerkelijk vrije ruimte krijgen?’
Lerarenteams moeten meer eigen keuzes kunnen maken in de leerstof, stelt Curriculum.nu. Waarom?
‘Het eigenaarschap van wat in de klas gebeurt, ligt bij leraren. Elke docent is anders. Iedereen moet iets persoonlijks kunnen toevoegen aan zijn lessen en de invulling van zijn vak. Dat is belangrijk voor leerlingen, want daardoor staat een leraar achter wat hij doet.
Tegelijkertijd moeten scholen de samenwerking binnen teams bevorderen. Des te belangrijker is dat bij burgerschapsonderwijs: dat komt namelijk in tal van vakken terug.’
‘Scholen kunnen nu al in hun héle leerplan laten zien wie ze zijn’
Theo Douma
Hoe kunnen scholen dat aanpakken?
‘Bij Curriculum.nu hebben we mooie ervaringen opgedaan met werken in groepen. Onze negen ontwikkelteams waren samengesteld uit 143 leraren en schoolleiders uit het hele land, van diverse denominaties. Die hebben eerst met elkaar nagedacht over het waarom van hun leergebied. Dat dwong hen zich breed te oriënteren en ook na te denken over de samenhang met andere leergebieden. Samen hebben ze een visie op hun gebied ontwikkeld en van daaruit grote opdrachten en bouwstenen geformuleerd. Juist door die samenwerking is de uitkomst meer dan de som der delen.
De teamleden hebben ervan genoten om samen na te denken over hun eigen vak en de vakinhoud. Bij de presentatie van onze voorstellen aan de minister zei een van hen: “Zo’n proces gun ik elke docent in Nederland.”
Ik zou het fantastisch vinden als deze curriculumherziening scholen ertoe aanzet hun docenten vaker te laten nadenken over de vraag: wat kan ik, vanuit mijn vak, bijdragen aan het vormen en opleiden van onze leerlingen? Dat kunnen ze intern organiseren, maar ze kunnen daarvoor ook samenwerking zoeken met andere scholen.
Hier zie ik trouwens ook een rol voor de lerarenopleidingen: hoe kunnen ze docenten zo opleiden en nascholen dat ze het onderwijs binnen hun leergebied blijven doordenken en ontwikkelen?’
Is daarvoor voldoende animo bij leerkrachten? Nederland telt ruim 250.000 leraren, maar verreweg de meesten hebben geen feedback geleverd op de voorstellen van jullie ontwikkelteams.
‘Een van de uitgangspunten van de huidige curriculumherziening is: de leraar aan zet. Meer dan ooit tevoren hebben leraren, leerlingen, ouders, schoolleiders en schoolbestuurders intensief meegedaan en meegedacht. De ontwikkelteams hebben ruim 2.700 reacties gehad op hun tussenproducten, waarbij een veelvoud aan mensen betrokken is geweest. Per ronde hebben zo’n 6000 mensen gereageerd. ‘t Is uniek dat we zoveel groepen konden betrekken bij het ontwikkelproces.
Nu is het zaak om die lijn door te trekken. Er liggen negen concrete voorstellen. Als de Tweede Kamer daarmee akkoord gaat, willen wij heel graag met scholen aan de slag om daarmee te gaan werken.’
U pleit voor voldoende tijd, ruimte en middelen voor het onderwijs om met uw voorstellen aan de slag te gaan. Waarom?
‘Dat is nodig om ervoor te zorgen dat deze curriculumherziening ook echt in de klas landt. Alleen al de introductie van een nieuwe methode is een ingrijpend proces. Laat staan deze update van het hele leerplan.
Wij vragen van scholen om te gaan nadenken over hun visie op hoe zij het kerncurriculum willen vormgeven en wat ze willen doen met hun vrije ruimte. Dat kost gewoon tijd, en dat hebben scholen niet zomaar. Dat moet je organiseren.
Scholen hoeven trouwens niet allemaal zélf uit te vinden wat onze voorstellen voor hen betekenen. Vele zijn aangesloten bij netwerken: zoek elkaar in die verbanden op.’
Wat als de Tweede Kamer tegen minister Slob zegt: “Stop de voorstellen van Curriculum.nu maar ergens in een diepe la?”
‘Als de Kamer een streep door ons werk zet, staat het curriculumherzieningsproces de komende jaren op slot. Dan zijn we ertoe veroordeeld om met de huidige, verouderde kerndoelen door te werken.
In het verleden heeft de politiek zich intensief met onderwijsinhoud beziggehouden. Daarover was niet iedereen tevreden. Lees het rapport van de commissie-Dijsselbloem maar.
Dit keer hebben we het anders aangepakt, en ligt het eigenaarschap van de curriculumherziening veel meer bij het onderwijsveld. Het resultaat is optimaal: onze negen teams hebben het hele curriculum in samenhang doordacht en beschreven. Ik hoop dat de politiek dat waardeert en overneemt.’
Zie https://www.curriculum.nu/ voor alle voorstellen van de ontwikkelteams en het advies van de Coördinatiegroep aan minister Slob.
Drs. Theo Douma (59)
Studie geschiedenis (1984-1988) en onderwijskunde (1991-1992) aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Was onder meer:
- Docent geschiedenis en maatschappijleer (1985-1992)
- Uiteenlopende managementfuncties in het onderwijs (Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Hogeschool InHolland, TU Eindhoven, Wageningen University, NHL, Capgemini, Ministerie van OCW) (1990-2009)
- Lid van het College van Bestuur van ROC Nijmegen (2009-2014)
- Voorzitter en oprichter Kwaliteitsnetwerk MBO (2011-2014)
- Lid van het Platform Onderwijs2032 (2015-2016)
- Voorzitter regiegroep verdieping Onderwijs2032 (2016-2017)
Is onder meer:
- Voorzitter College van Bestuur Openbaar Onderwijs Groningen (O2G2) (2015-heden)
- Voorzitter Coördinatiegroep Curriculum.nu (2017-heden)
Getrouwd, 2 kinderen.