Voor menig docent is het omgaan met verschillen in leren tussen leerlingen een grote uitdaging. Waar het ene kind gebaat is bij een korte uitleg, heeft een ander voorbeelden nodig om zich de leerstof eigen te maken. Expleciete Directe Instructie (EDI) is een manier om dit vorm te geven.
Volgens de Onderwijsinspectie lukt het steeds beter om verwerkingsopdrachten af te stemmen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Tegelijkertijd zitten er grenzen aan de mogelijkheden om aan verschillen tegemoet te komen. In het boek Expliciete Directe Instructie 2.0 worden tips en technieken aangeboden voor een goede les, waarbij leren in gezamenlijkheid centraal staat.
De Nederlandse bewerking van het boek is geschreven door Marcel Schmeier, onderwijsadviseur en leerkracht in het basisonderwijs. Hij draagt het boek op aan ‘alle mensen in het onderwijs die dagelijks hard werken om leerlingen succeservaringen te bieden, in het bijzonder hun zorgleerlingen’. Volgens hem is Expliciete Directe Instructie (EDI) geen onderwijshype, maar een degelijke aanpak die zowel in de wetenschap als in de dagelijkse lespraktijk is geworteld. Dit model verhoogt de leseffectiviteit en zorgt voor succeservaringen en betere leerprestaties bij alle leerlingen. Ook al worden de beste methoden en materialen gebruikt, de basis ligt in het geven van de lessen. ‘De man of vrouw voor de groep maakt het verschil.’
De leerkracht centraal
In het tweede hoofdstuk staat de leerkracht centraal. Daarbij benadrukt Schmeier dat instructie het hart van effectief onderwijs vormt. Om tot leren te komen, hebben de meeste leerlingen namelijk een docent nodig die hen daartoe stimuleert. Het is belangrijk dat de instructie effectief en efficiënt is, door leerlingen bijvoorbeeld een aansluitende opdracht aan te bieden. Daarnaast is de methode volgens de schrijver bruikbaar voor alle vakgebieden, leeftijden en groepen. De aanpak maakt het volgens hem ook mogelijk dat leerlingen hun gestelde doelen halen en dat docenten hun les goed kunnen voorbereiden.
De auteur gaat uit van een docent die sturend is en de verantwoordelijkheid stapsgewijs overdraagt aan de leerlingen. Het EDI-model is een vorm van metacognitief lesgeven. Het bestaat uit een aantal vaste lesonderdelen, aangevuld met technieken die je als docent doelbewust inzet: betrekken en activeren, controleren van begrip, feedback en herhalen. Het doel is om de leerstof succesvol aan te leren aan elke leerling. Belangrijk hierbij is de controle van begrip tijdens de verschillende lesonderdelen. Voordat de leerlingen zelfstandig aan de slag gaan, moet 80 procent van hen het lesdoel hebben behaald. De overige 20 procent krijgt een verlengde instructie.
Een EDI-les bestaat uit de volgende onderdelen:
- activeren van voorkennis
- lesdoel behandelen
- instructie over het concept
- instructie over de vaardigheid
- begeleide inoefening
- kleine lesafsluiting
- zelfstandige verwerking
- verlengde instructie
- grote lesafsluiting
Actief
Tijdens de zogenoemde EDI-les worden leerlingen voortdurend uitgedaagd om actief deel te nemen. Waar de beurt in een gewone les naar één leerling gaat, beantwoorden álle kinderen telkens álle vragen bij inzet van deze methode. Schoudermaatjes en wisbordjes zijn middelen die hieraan bijdragen. Niet na, maar tijdens de les wordt voortdurend gecontroleerd of de lesstof begrepen wordt. Dit werkt eenvoudig: door om de paar minuten vragen te stellen over de lesstof die je zojuist hebt uitgelegd. ‘De kracht van het controleren van begrip schuilt in het feit dat je het al tijdens de les inzet. Door vragen te stellen aan je leerlingen kun je besluiten te versnellen of juist te vertragen en sluit je aan op hun onderwijsbehoefte. Je kunt extra voorbeelden geven of juist de verdieping zoeken.’
Herhalingsmomenten
De start van de les is volgens de auteur een goed moment om leerstof te herhalen. Dit kan door vragen te stellen over de voorafgaande les. Het meest effectief is een overhoring die gespitst is op het lesdoel, waardoor relevante kennis geactiveerd wordt. Niet alleen voor, maar ook na de les is het van groot belang om herhalingsmomenten in te bouwen. Dit kan door de inzet van de dagelijkste afsluiter, waarbij de behandelde lesdoelen in vijf minuten herhaald worden. Toetsen, taaktijd of periodieke terugblikken zijn eveneens manieren om herhaling te realiseren.
Stapsgewijs naar zelfstandigheid
‘Een lesdoel zorgt ervoor dat een les geen bezigheid is, maar dat er doelgericht onderwezen en geleerd wordt.’ Om duidelijk voor ogen te hebben wat je de leerlingen wilt aanleren, is het belangrijk dat het lesdoel compact, concreet en controleerbaar omschrijft wat de leerlingen aan het eind van de les weten of kunnen. Een leerdoel dat voldoet aan deze criteria is bijvoorbeeld: 'Ik kan optellen over het eerste tiental.' Als het leerdoel zou zijn 'Ik kan optellen', is het doel wel compact, maar niet controleerbaar en concreet.
Bij het geven van de begeleide inoefening wordt de verantwoordelijkheid overgedragen naar de klas. Dit onderdeel van de les is belangrijk omdat deze de brug vormt tussen het afhankelijk zijn van de leerkracht en het zelfstandig kunnen werken. Begeleide inoefening is nooit zelfstandig en nooit individueel; leerlingen werken samen met de leerkracht of met elkaar. Hierdoor wordt de leerstof eigen gemaakt, wat gestimuleerd wordt door de inzet van diverse voorbeelden. Door tijdens het inoefenen nauwkeurig begrip te controleren, spoor je eventuele onduidelijkheden en misvattingen op. Niet de klok bepaalt de duur van de begeleide inoefening, maar de mate van begrip bij de leerlingen.
Er komt een moment waarop je wilt weten of de leerlingen de leerstof zelfstandig beheersen. De laatste stap van de instructie is daarom het zelfstandig laten oplossen van een opdracht. Je kunt ervoor kiezen de les af te sluiten voor- of nadat de leerlingen aan de zelfstandige verwerking beginnen. De leerlingen die het lesdoel tijdens de kleine lesafsluiting onvoldoende beheersen, krijgen een verlengde instructie. Als een kind de lesstof niet snapt, zoekt EDI niet naar oorzaken in het kind. In plaats daarvan wordt de focus gelegd op het versterken van de kwaliteit van de les. Alle kinderen leren bijvoorbeeld optellen over het eerste tiental, of dat nu na de eerste uitleg of de verlengde instructie is. Op weg naar onderwijs met durf, waarbij leerlingen en leerkracht ervaren: ‘Ik kan het!’
Hollingsworth, J. & Ybarra, S. (2020). Expliciete directe instructie 2.0. Tips en technieken voor een goede les.