seculieren en refo's minder ruimdenkend dan ze "willen"
Diversiteit is het devies, maar conformiteit de praktijk. Bij de seculiere meerderheid. Maar net zo goed bij het reformatorisch onderwijs, stelt de Amsterdamse professor dr. Michael Merry. ‘Hoeveel ruimte geven jullie écht aan mensen die anders denken?’
‘Wie onderwijsvrijheid opgeeft omwille van antireligieus sentiment, offert de kwaliteit van het onderwijs op voor zijn ideologie.’ Die scherpe stelling poneerde Merry eind 2019 in NRC Handelsblad. In datzelfde artikel betoogde hij samen met zijn Vlaamse collega Orhan Agirdag dat het debat over onderwijsvrijheid ‘bijna uitsluitend wordt gevoerd met ideologische argumenten.’ En dat het, ‘ironisch genoeg’, liberale seculieren zijn die er ‘het meest ideologisch’ in zitten.
Wie is Merry – en waarom staat hij op de bres voor bijzondere scholen? ‘Ik ben opgegroeid en opgevoed in een strenge gereformeerde gemeenschap in Amerika.’ Veel familieleden en kennissen zijn nog kerkelijk. Merry niet meer. ‘Daarom sta ik wel enigszins buiten die gemeenschap. Desondanks ben ik niet tegen religie, zoals met veel ex-gelovigen wel het geval is.’
De wetenschapper verhuisde vanuit de VS naar Nederland omdat hij hier zijn rol als onderwijsfilosoof kon uitoefenen. Merry heeft veel onderzoek gedaan naar bijzondere scholen. Daaruit maakt hij op dat ze goede onderwijskwaliteit bieden. Én dat bijvoorbeeld islamitische scholen kunnen bijdragen aan kansengelijkheid, met name voor kinderen uit minderheidsgroepen en zogenoemde achterstandsgezinnen.
‘Religie zorgt er, net zoals andere principiële overtuigingen, voor dat er meer culturele cohesie op school bestaat’, licht de hoogleraar toe. ‘Bovendien motiveert religie ouders en docenten beter dan neutraliteit om kwetsbare kinderen goed te laten presteren. Onderzoek naar bijvoorbeeld rooms-katholiek onderwijs in de VS heeft dit al lang aangetoond.’
Dergelijke feiten lijken er in het debat over onderwijsvrijheid echter nauwelijks toe te doen, constateerde Merry in zijn NRC-artikel. ‘Zou het kunnen dat deze empirische bevindingen zo weinig aan bod komen omdat ze ingaan tegen de mening van de liberale en seculiere meerderheid?’
Laten we niet vergeten, bepleitte de hoogleraar, ‘dat het Nederlandse onderwijsstelsel met onze onderwijsvrijheid, dus met artikel 23 van de Grondwet, erin slaagde om hoge leeropbrengsten te verzoenen met relatief hoge kansengelijkheid. Dat mogen we niet zomaar opgeven. Het gaat immers over kernwaarden van onze samenleving: vrijheid en gelijkheid.’
‘Iedereen is geobsedeerd geraakt door ranglijsten, resultaten en prestaties’
Michael Merry
Eenheidsdrang
Daarover gesproken: de liberale meerderheid predikt volgens Merry het belang van diversiteit, als bevorderlijk voor kansengelijkheid. ‘Ondertussen is de Inspectie van het Onderwijs alleen maar bezig met conformiteit.’ Alle scholen moeten op elkaar lijken. Talloze wetten en regels zijn daarvoor bedacht. Zo bepaalt de overheid wat kinderen overal moeten leren en wat juist niet, hoe lang ze op school moeten zitten, welke scores ze minimaal moeten halen, wat scholen moeten toetsen, en hoe.
Aldus staat de vrijheid van onderwijs stevig onder druk, stelt de professor. ‘En het wordt alleen maar erger. Iedereen is geobsedeerd geraakt door ranglijsten, resultaten en prestaties.’
Net als andere critici van deze negatieve ontwikkeling plaatst Merry daar af en toe kritische kanttekeningen bij. ‘Die eenheidsdrang is een soort geloof. En net als bij sommige religies: je mag niet vragen waarom het zo gaat. Het moet gewoon zo.’
De kernvraag voor scholen moet volgens Merry niet zijn: voldoen we aan de verwachtingen van de overheid en de inspectie? Maar: waaruit blijkt ons eigen, unieke karakter? Wat maakt onze school bijzonder? En hoe kan die een bijdrage leveren aan het onderwijzen van kinderen?
Industrie
Een schrijnend gebrek aan diversiteit bespeurt de Amsterdamse hoogleraar eveneens als het gaat over burgerschapsonderwijs. ‘Ook dat is een soort geloof geworden. Er is een hele industrie rondom ontstaan, tot het meten van zogenoemde burgerschapscompetenties aan toe.’
Warme pleitbezorgers van het burgerschapsonderwijs zijn academici en politici die leven in een bubbel van mensen met vergelijkbare afkomst en scholing, constateert Merry. ‘Ze propageren onderwijs dat gericht is op kritische reflectie en zeggen open te staan voor anderen die verschillend zijn, terwijl ze ondertussen de in hun ogen afwijkende meningen en opvattingen afkeuren.’
Het liefst zien ze dat iedereen wordt zoals zij en “normaal” doet, net als zij. ‘De verschillen in onze samenleving zijn de afgelopen veertig, vijftig jaar gegroeid. Zij zijn ook letterlijk zichtbaarder, doordat er steeds meer mensen met een andere huidskleur zijn.’
Dat veroorzaakt volgens Merry ongemak bij de witte meerderheid. ‘Ze vinden het daarom niet oké dat moslims – maar ook Joden en hindoes – hun eigen scholen hebben. Omdat ze niet mogen discrimineren en om te laten zien hoe consequent ze zijn, keren ze zich meteen ook tegen reformatorisch onderwijs.’
‘Bedenk bij alles wat je doet op school: dien ik hiermee het belang van het kind?’
Michael Merry
Hypocriet
Veel seculieren die zich verzetten tegen eigen scholen voor godsdienstige minderheidsgroeperingen zijn volgens Merry ‘ziende blind’. Kijk maar naar wat ze zelf doen, stelt hij. ‘Ze hebben ook hun eigen wijken en hun eigen scholen. En zelfs als ze wel binnen een diverse wijk wonen, bezoeken ze hun eigen cafés en verenigingen. Bovendien kiezen ze bijna nooit voor een school in de buurt voor hun eigen kind als een school “té divers” is.’
Diversiteit – naar hun idee onmisbaar voor kansengelijkheid en burgerschap – blijft zo een soort windowdressing. ‘Ook veel academici en politici die beweren segregatie en onderwijsongelijkheid zo “erg” te vinden, doen zich op dit punt beter voor dan ze zijn.’
Om een voorbeeld te noemen: Merry woont in Amsterdam-Oost, een zeer gemengde wijk met dito scholen. Daarvandaan brengen bijna alle hoogopgeleide ouders hun kinderen met de bakfiets naar zeer homogene witte scholen in Zeeburg. De school in de buurt laten ze links liggen. ‘Waarom? Dan krijg je verhalen over taalachterstanden of een onveilige sfeer. Maar als ze me een eerlijk antwoord geven, zeggen ze: “Daar zijn te veel allochtone kinderen”.’
Ze vinden het belangrijk dat kinderen – zeker uit minderheidsgroepen – in aanraking komen met leeftijdsgenootjes uit andere milieus, sneert de onderwijsfilosoof. ‘Ondertussen nemen ze hun eigen overtuiging dus niet serieus. Zó hypocriet allemaal.’
Voor iedereen die bepleit om kinderen al op jonge leeftijd samen naar school te laten gaan met kinderen uit heel andere bevolkingsgroepen, heeft Merry dit advies: ‘Practise what you preach. En wees eerlijk. Stop met het halen van de splinter uit het oog van je naaste als je zelf niet naleeft wat je voorstaat.’
Vehikel
Merry wil echter ook het orthodox-protestants onderwijs een spiegel voorhouden. De kracht van reformatorische scholen is dat ouders en leraren een hechte gemeenschap vormen om de leerlingen heen. Ook qua opvattingen is er sterke eensgezindheid. Dat draagt bij aan een veilig opvoedklimaat voor kinderen.
Keerzijde van het verzuilde onderwijsstelsel is echter dat leerlingen op bepaalde bijzondere scholen weinig tot geen kinderen ontmoeten ‘die een substantieel andere achtergrond of afwijkende opvatting hebben’, memoreert Merry. ‘Dat is vooral problematisch als je ook vindt dat de dialoog in de klas hét vehikel is om leerlingen bloot te stellen aan een brede variëteit aan perspectieven.’
Zijn reformatorische scholen, vraagt de hoogleraar zich af, er wel écht op uit om kinderen in aanraking te brengen met de pluriformiteit van onze samenleving? ‘Enerzijds zeggen jullie, net zoals jullie critici, dat diversiteit en dialoog belangrijk zijn. Jullie vinden het nodig dat kinderen kennismaken met andersdenkenden. Anderzijds zien jullie het liefst dat iedereen – in elk geval op jullie eigen school – hetzelfde gelooft en zich aan dezelfde waarden en normen conformeert.’
Hoe kun je die twee tegengestelde principes nu met elkaar verzoenen, vraagt Merry zich af. ‘Als jullie diversiteit écht serieus nemen, dan zou je dus binnen je school ook ruimte moeten geven aan mensen die anders denken, over welk onderwerp dan ook.’
Dwang
Precies daarover maakt volgens Merry een deel van de politiek zich zorgen: leren kinderen op reformatorische scholen ook andere perspectieven kennen? Is er geen sprake van dwang, van indoctrinatie? ‘Nog belangrijker: is er ruimte voor kinderen om, ook in een hechte gemeenschap, anders te denken en anders te zijn? Wordt de leerling dan geaccepteerd – of buitengesloten?’
Het thema raakt hem persoonlijk. ‘Vaak moeten kinderen doen wat hun ouders of onderwijzers zeggen. Zo ging dat vroeger bij mij thuis ook. En als ik dan aan mijn vader vroeg waarom, zei hij simpelweg: “Omdat ik je vader ben”.’ Zo’n vader wilde Merry zelf niet zijn. ‘Die autoritaire houding vond ik niet voldoende. Ik ben ook van een andere generatie. Ik ben meer van het uitleggen, van het redeneren. Het is geen toeval dat ik filosoof werd.’
Merry’s betrokkenheid gaat nog een spade dieper. ‘Mijn moeder – ze leeft nog, ze is bijna 82 – vindt het heel triest dat ik haar geloof niet deel. Als haar zoon stel ik haar daarin teleur. Dat merk ik aan haar houding. En het beïnvloedt onze interactie, inclusief die met mijn kinderen. Ik ervaar het heus niet als een stigma, maar het heeft wel een langdurig psychisch effect.’
Wat Merry ermee zeggen wil: als een kind er niet echt bij hoort, kan dat heftige consequenties hebben. ‘Dat is heel naar.’ Zijn dringende advies: ‘Bedenk dus bij alles wat je doet op school: is dit alleen in mijn belang, of in het belang van de gemeenschap? Of dien ik hiermee het belang van het kind?’
Dr. Michael S. Merry (1968)
Opleiding
1991-1994: Harold Washington College in Chicago (VS)
1996-1998: Theologie en vergelijkende religie, Katholieke Universiteit in Leuven (België) 2001-2005: Filosofie en onderwijsbeleid, Universiteit van Wisconsin (VS)
Loopbaan
2005-2008: Assistent professor, Beloit College (VS)
2008-heden: Hoogleraar opvoedkunde en onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam