• Gesprek
Egbert Slagboom

Geen literair gebeuren, maar spannende boeken bomvol historie

In gesprek met docent en schrijver Henk Koesveld

Heel veel fantasie, creativiteit en inlevingsvermogen. Dat heb je volgens jeugdboekenschrijver en docent Henk Koesveld nodig om te kunnen vertellen. ‘Want je vertelt niet óver, maar je vertelt úit. De klas moet gewoon lekker luisteren .’

Henk spreekt sprankelend en snel. Opsmuk is hem ten enenmale vreemd. Hij is een eenvoudig en tevreden man. Zijn privéleven past in een rijtjeshuis uit de jaren tachtig. ‘Sorry, de tafel waar we nu aan zitten, moet nodig gelakt worden. Ik ben er nog niet aan toegekomen.’ Henk is ook honkvast. Zijn bijna veertig arbeidzame jaren zijn netjes verdeeld over twee scholen. Eerst werkte hij negentien jaar als meester in het basisonderwijs in zijn woonplaats Hardinxveld-Giessendam. Sinds 1999 is hij docent geschiedenis en decaan op de Marnix in Dordrecht (Wartburg College). Diezelfde stabiliteit vind je terug in zijn vijftien boeken. Het is altijd “verre historie”. De periode waarin zijn verhalen spelen, loopt van middeleeuwen (vooral dát) tot in de 18e eeuw.

Buitenleven

Henk groeide op in Nieuwendijk, een gehuchtje ten zuidoosten van Goudswaard in de Hoeksche Waard. ‘Dat was een oase van rust en ruimte. Daarvandaan kon je met het pontje naar Tiengemeten, nu het natuureiland in het Haringvliet. Na schooltijd liepen we als jongens in onze overall en met laarzen aan. Je speelde in de griend of op de boerderij. We hebben werkelijk van alles gespeeld. En dat bedacht je allemaal zelf. Wij liepen met houten geweren en hadden vaak ook lucifers voor een spannend vuurtje. Dat buitenspelen is zó belangrijk.’

Ik proef heimwee naar vervlogen tijden.

Koesveld knikt: ‘Toen ik hier bijna veertig jaar geleden in Hardinxveld-Giessendam kwam, was het er nog zoals in mijn jeugdjaren. Na schooltijd zag ik veel van mijn leerlingen hier langs de dijk. Alle kinderen waren buiten. Maar nu zitten ze helaas binnen. Het is vol en versteend geworden. Ja, ik voel me echt een oude vent worden. Nóg zie ik de kolenboer vroeger bij ons thuis aan de deur komen. En dan steeds weer die voorjaarsschoonmaak. Praktisch elk jaar werd er behangen.’

Hoe wordt zo’n buitenmens schrijver?

‘Ik was en ben inderdaad een buitenmens. Maar ik was ook altijd al gek op lezen. Als kind had ik een boekenplank met Kameleon en Bob Evers. Al die boekjes had ik wel tien keer gelezen. Zelfs de meidenboeken van mijn zussen las ik. Op een gegeven moment zat ik beneden op de bank me te vervelen. Opeens kwam mijn moeder met Varen en vechten van K. Norel aan zetten. Aha, dacht ik. Dat is Tweede Wereldoorlog. Nu ga ik langzaam lezen, anders heb ik het té snel uit. Ik kon mijn geluk niet op.’ Al vertellend komt Henk in de benen en loopt naar zijn boekenkast. ‘Hier staat het boek, als een kostbare herinnering. Norel kreeg een ereplek, náást mijn vijftien eigen titels.’

‘Het vertellen heb ik van mijn vader. Hij zoog de verhalen uit zijn duim’

Henk Koesveld

‘Het vertellen heb ik van mijn vader. Hij zoog de verhalen uit zijn duim. ’s Avonds vóór ik ging slapen, kwam hij bij mijn bed. Hij was al jong arbeidsongeschikt. Ik heb dus maar nauwelijks een werkende vader gekend. Hij is toen gaan vissen, gewoon met een hengeltje. Later is hij zelfs een verwoed visser geworden. Hij kwam thuis met scholletjes en scharretjes. Het vissen was dus voor de pan.’

Puntig en snel

Het ontbreekt Henk eigenlijk nooit aan woorden. Vooral zijn directe, puntige, soms bijna crue woordkeus valt op. “Vissen voor de pan” is er zo eentje. En nog één: met zijn schrijverschap een inkomen bij elkaar “harken” is er volgens eigen zeggen niet bij. Over de middeleeuwen zegt hij kort en snel: ‘Toen hadden ze nog geen “lichtknopjes”.’ Ter voorbereiding op een boek leest Henk veel secundair werk. ‘Daarbij “gooi” ik dan al lezend de feiten op papier.’ Wat daar uiteindelijk op volgt, het daadwerkelijk schrijven vanachter zijn laptop, drukt hij plastisch uit: ‘Daarna is het zitten en “rammelen”. Zich op een boek voorbereiden doet Henk overigens niet zelden op zijn bootje in de Brabantse Biesbosch. ‘Ik lig dan voor anker, klap mijn stoel uit en al dobberend bedenk ik wat. Dan heb ik alleen pen en papier.’

Henk leest veel naslagwerken over geschiedenis. ‘Eigenlijk alles wat los en vast is; het liefst details. Daarbij heb ik mijn notitieboekje -zo eentje van 60 cent van de Action- binnen handbereik. Iets interessants, de “weetjes”, schrijf ik meteen op. Je weet nooit waar het goed voor is. Soms doe ik er wat mee, soms ook niet.’

Verteller

Henk is en blijft een echte vertéller. Leg hem een vraag voor en er komt, na een kort antwoord, een smeuïg verhaal. Daarin schudt hij de ene na de andere wetenswaardigheid uit zijn mouw, bijvoorbeeld over hutspot. ‘Je weet wel, uien, wortels en aardappel bij elkaar. Maar geloof me, oorspronkelijk zat er veel meer in. Er werd van alles bij elkaar gegooid.’ En vóór je er erg in hebt, gaat Koesveld -de geschiedenisleraar- omstandig vertellen over hutspot en hoe een Franse eetgelegenheid uiteindelijk “restaurant” ging heten.

Uw fascinatie voor middeleeuwen is bekend. Wordt het niet eens tijd een verhaal uit een recentere periode van de geschiedenis te nemen?

‘Nee. Ik zal nooit een boek over bijvoorbeeld de Eerste of de Tweede Wereldoorlog schrijven. Daar heb ik geen zin in. Zo’n beetje alles daarover is al beschreven. Je komt daarin niet snel met nieuwe dingen.’ En dat laatste is het nu net wat Henk graag wil: zijn lezers nieuwe, interessante dingen voorhouden. ‘Daarom moet de tijd waarover ik schrijf op behoorlijke afstand van ónze tijd staan. Tegelijk moet die nog wel binnen de horizon van mijn lezersdoelgroep vallen.’ Om die reden is Henk nog niet verder gekomen dan de tijd van de Franse Revolutie. ‘Daarover gaat mijn laatste boek, over de opstand daartegen. Inderdaad, die opstand was er ook.’

Maar nu terug naar de vraag hoe u schrijver bent geworden.

Het begon op de basisschool. ‘Het was in februari, nog in de tijd dat je in groep 8 al klaar was met de Cito-toets. Ik had veel tijd en vrijheid. Dus kon ik veel leuke dingen doen. Ik ging met mijn klas naar buiten voor onder andere de biologieles. Mijn leerlingen moesten een witte emmer meenemen naar school. En dan stuurde ik hen op pad met een zoekkaart. Daarop konden ze precies zien wat ze in die simpele sloot vlakbij school opgevist hadden. Zo kregen ze echt oog voor de natuur. Biologie vind ik erg leuk. Daar ben ik ook weg van.’

Meester Henk vulde zijn vrije lestijd ook in met andere dingen. ‘Elke dag, het laatste kwartier, vertelde ik mijn eigen verhaal. Dat verzon ik ter plekke. Het was een vreemd verhaal, over een oud kasteel en een geflipte professor. Het ging over camera’s die rare dingen deden, vloeren die instortten en een professor die gestoorde dingen deed. Zelf vergat ik natuurlijk de details die ik verteld had. Dan was het de andere dag: “Jongens, hoe heette die boer ook alweer?” Door de manier waarop de kinderen naar me keken, trókken ze het verhaal uit me. Zó verwachtingsvol waren ze. Zij beleefden het mee. En ik beleefde het ook mee.’

Was dat eerste verhaal geschikt voor uitgave?

Lachend: ‘Nee, natuurlijk niet. Qua structuur was het waardeloos. Leerlingen vroegen het me later ook wel: “Meester, komt er een boek van?” “Nee jongens,” zei ik dan, “dit wordt door iedere uitgever afgekeurd.” Ik denk ook dat ik dat nu ook niet meer zó zou kunnen. Toen was ik nog veel vrijer.’

Uw debuut was Rowan, in 1994. Hoe is het gegaan?

‘We hadden een slechte methode geschiedenis op de basisschool. Het ging met vragen en antwoorden, net zoiets als Namen en feiten. Het was echt zo droog als een beer. Dus ging ik zelf iets bedenken: verhalen vertellen.’ Dat eerste verhaal heb ik ook uitgeschreven, acht of negen A4’tjes. Een collega zei: “Dat moet je uitgeven!” Zo is het ervan gekomen. Hoewel, dat duurde nog even. Pas drie jaar nadat ik het opgestuurd had, kwam het ervan. In die tussentijd was de uitgever het vergeten.’

'Een goed christelijk jeugdboek moet meer zijn dan een "evangelisatiefolder met harde kaft"

Henk Koesveld

Wie is Henk Koesveld vooral? Schoolmeester, verhalenverteller, docent geschiedenis, decaan, of jeugdboekenschrijver?

Zonder aarzelen: ‘Toch wel docent. Daar vallen een aantal rollen te combineren. Ik vertel nu in de les ook nog verhalen. De klas moet gewoon lekker luisteren. Maar als er eentje zachtjes fluistert, ben ik afgeleid. Daar kan ik echt niet tegen.’

Liefde tot het voorgeslacht

De bekende christen-historicus professor Van Deursen had een bijzondere drijfveer voor zijn geschiedkundig onderzoek: liefde tot de medemens, dus ook diepe interesse voor ons voorgeslacht. Is dat voor Koesveld ook een reden om met “verhalen over vroeger” te komen? ‘Nee, niet direct, maar ik snap helemaal wat hij bedoelt. Als ik ter voorbereiding op m’n boek historische plaatsen bezoek, denk ik wel: hoeveel mensen hebben hier voor mij al gelopen? Zo’n gedachte overweldigt mij. Wat is dat mooi! Ik wil er dan echt de tijd en de rust voor nemen om dat tot me door te laten dringen.’

Jongens

Iemand schreef over Henks boeken: ‘De hoofdpersonen (meestal jongens) zijn verzonnen figuren die avonturen beleven in een nauwkeurig en gedetailleerd beschreven historisch kader.’ ‘Tja, die jongens. Daar schrijf ik gewoon makkelijker over. Als ik over meisjes moest schrijven, werd het veel moeilijker. Die hadden minder mogelijkheden, minder avontuur. En als ik dan naar andere jeugdboeken kijk, waar wél een meisje de hoofdpersoon is, dan zijn dat vaak van die feministische meiden, die hun tijd ver vooruit waren.’

Schrijft u anders dan 25 jaar geleden?

‘Nee, dat geloof ik eigenlijk niet. Ik ben het me in elk geval niet bewust. Alleen de puntkomma gebruik ik niet meer.’

Evangelisatiefolder

Ooit zei Koesveld dat een goed christelijk jeugdboek meer moet zijn dan een ‘evangelisatiefolder met harde kaft’. Vindt hijzelf dat er, naast verantwoorde ontspanning en goede informatie, voldoende moraal in zijn boeken zit? ‘Ik denk het wel. Hoewel, dat is lang niet altijd heel nadrukkelijk. Ik zit van tevoren echt niet te bedenken dat het ook nog christelijk moet zijn. Het is heel mooi dat in de middeleeuwen de rooms-katholieke kerk en de kerk van de reformatie samenvallen. Je kunt dus makkelijk iemand uit die tijd vinden die onverdacht is. Mannen als Augustinus, Thomas a Kempis en Bernard van Clairvaux boeien mij. Zij zeggen soms prachtige dingen, dingen die ik mijn lezers op een geschikt moment in het verhaal zomaar kan meegeven.’

Henk Koesveld (1958)

Gehuwd, vader van vier kinderen en opa van acht kleinkinderen.

1971-1975: mavo Numansdorp
1975-1977: havo Oud-Beijerland
1977-1980: PA De Driestar, Gouda
1980-1999: werkzaam in het basisonderwijs (vooral groep 8), Koningin Wilhelminaschool in Hardinxveld-Giessendam
1988-1992: studie tweedegraads geschiedenis, Hogeschool Utrecht
vanaf 1999: docent geschiedenis en decaan, Marnix in Dordrecht (Wartburg College)

Terug naar overzicht