Seksuele vorming is een gevoelig onderwerp. Dat bleek de afgelopen jaren wel rond de Week van de Lentekriebels. De week, georganiseerd door kenniscentrum voor seksualiteit Rutgers, riep vanuit politiek en maatschappij de nodige weerstand op. In gesprek met Jan Kloosterman, bestuurder Driestar educatief en Sjoerd van den Berg, projectleider Wonderlijk Gemaakt, over seksuele vorming en wat zij van de ontwikkelingen merken.
Kloosterman erkent dat de druk op het thema de afgelopen jaren is toegenomen. ‘Rond de Week van de Lentekriebels is de loep er echt op komen te liggen.’ Hij duidt dat overigens niet uitsluitend negatief. ‘Het toegenomen bewustzijn in onze achterban zorgt voor meer reflectie en betrokkenheid en dat is goed.’ Wel maakt hij zich zorgen over de ruimte die de overheid biedt. ‘Denk aan het hoofdlijnenakkoord, waar gesproken wordt over “neutrale leermiddelen”. Dan denk ik: hoezo neutraal? Dat kan helemaal niet.’
Zout en licht
De bestuurder lijkt er niet van in zijn schulp te kruipen, maar zoekt actief het contact met de buitenwereld op. Zowel met ambtenaren en politici als met Rutgers. ‘We moeten uitleggen waar we voor staan; het is een manier om zout en licht te zijn in de samenleving. Ik leer zelf van die gesprekken dat we soms echt een andere taal spreken.’
‘We zetten in op de vorming van de kinderen, zodat ze met seksualiteit leren omgaan en stevig staan’
Sjoerd van den Berg
Kloosterman leerde dat het niet meevalt om iemand levensbeschouwelijk op andere gedachten te brengen. ‘Het is ook niet ons eerste doel om te evangeliseren via Wonderlijk Gemaakt. We streven vooral naar een meer gelijk speelveld. Wij vinden dat de subsidie die Rutgers nu ontvangt meer verdeeld zou moeten worden over alle kwalitatief goede aanbieders van erkende leerinterventies rond relaties en seksualiteit. Dat geeft scholen echt een keuze. Diversiteit is er en vraagt om diverse stemmen.’
De gesprekken ervaart Kloosterman als positief, ondanks het verschil van inzicht. ‘We komen verder dan via een uitwisseling in de krant. Het is oefenen in het omgaan met diversiteit én het ongemak verdragen dat je het niet met elkaar eens bent.’ Hij erkent daarbij dat het uitdragen van de klassieke visie veel wijsheid vraagt. ‘Ik probeer niet onnodig aanstoot te geven in de manier waarop ik de dingen zeg. Dat is wat anders dan dat ik niet meer Bijbels spreek. We moeten ieder mens erkennen als schepsel van God en telkens zorgvuldig en met kennis van zaken spreken.’
Ook op school
De toegenomen betrokkenheid ervaart Kloosterman bijvoorbeeld onder ouders. ‘Ze volgen het bewuster. Zijn benieuwd: hoe gaat het hier op school, mag ik inzage in het materiaal? Kan ik het eerst zelf met mijn kind bespreken? Dat is positief natuurlijk. Wij zeggen altijd: laat aan ouders vooraf weten dat je het erover gaat hebben. Seksuele vorming is allereerst iets van de ouders, daarna pas iets van de school. Tegelijkertijd moeten we helaas constateren dat er thuis soms nauwelijks over wordt gesproken. Daarom moet het óók op school gebeuren.’
Projectleider Van den Berg vult aan: ‘We hebben oudermateriaal ontwikkeld en we houden ouderavonden om er zodat ouders er onderling over kunnen praten. Ons voornemen is om de methode niet meer zomaar “van de plank” te verkopen. Als een school met Wonderlijk Gemaakt gaat werken, doen we graag een implementatie met ouders, personeel, toezichthouders, enzovoort. Dat is nodig, want een dorpsschool in de Achterhoek is anders dan een stadsschool in Utrecht of Rotterdam. Bovendien: is er bijvoorbeeld net ophef onder een deel van de ouders ontstaan over de visie van de school rond lhbti+? Dan kunnen wij niet vanuit Gouda bepalen hoe je dat aanpakt: daar moet je als team doorheen.’
‘De angst is gerechtvaardigd dat we het gezagvol spreken van de Schrift verliezen’
Jan Kloosterman
Misbruikzaak
Wonderlijk Gemaakt bestaat inmiddels zo’n vijftien jaar als volledig “curriculum”. Van den Berg licht toe dat de methode is opgekomen uit het veld. ‘Helaas naar aanleiding van een misbruikzaak. De directeur dacht: ik moet hier iets mee. Later schaalde dat op naar een aantal andere scholen en uiteindelijk zijn onderwijsadviseurs van Driestar gaan meeontwikkelen. Het is vanaf het begin een coproductie met het veld geweest.’
Inmiddels wordt de methode door zo’n vierhonderd scholen gebruikt. Van den Berg: ‘De lessen gaan niet alleen over het huwelijk, maar over de breedte van relationele en seksuele vorming: over gezond gedrag, vriendschappen, het ontwikkelen van een “ja/neegevoel”. Maar vooral ook: hoe verhoudt de leerling zich tot zijn of haar Schepper? Daarbij is de Bijbel voor ons bron en doorslaggevend kader. Het bemoedigende is dat Hij op ons hele bestaan betrokken wil zijn en dus ook op hoe we omgaan met relaties en seksualiteit.’
Hoewel Driestar educatief er inmiddels de nodige ervaring mee heeft, blijft het volgens de projectleider een kwetsbaar onderwerp. ‘Het komt dichtbij, we zijn allemaal in relatie gemaakt en hebben een seksuele identiteit. Dat is kostbaar, maar ook kwetsbaar. Dus zetten we bij de teamscholing en ouderavonden in op de vorming van de kinderen, zodat ze hiermee leren omgaan, stevig staan te midden van hun klasgenoten, vrienden en teamgenoten en iets kunnen vertegenwoordigen van het Koninkrijk van God.’
Herziening
Momenteel wordt gewerkt aan alweer de derde herziening. Van den Berg: ‘De laatste grondige herziening was in 2021. Inmiddels hebben we de nodige feedback gekregen. Enerzijds: hoe verhoudt de methode zich tot de kerndoelen van de overheid? Anderzijds: hoe blijft het Bijbels geluid vertaald en hoorbaar? Dat is een spanningsveld, zeker omdat onze doelgroep de breedte van de christelijke scholen in Nederland bestrijkt. In de nieuwe editie willen we duidelijker maken wat je minimaal moet doen om aan de kerndoelen te voldoen. Ook expliciteren we het Bijbels spreken op een aantal onderdelen. Dat gaat hand in hand met aandacht voor het goed omgaan met verschillen van opvattingen in een klas.’
De mannen kijken vooruit met een zekere spanning. ‘We vragen ons weleens af: in hoeverre blijft er ruimte om onverkort het Bijbels geluid te laten horen? Krijgen we bij het RIVM bij een nieuwe ronde het predicaat “goed onderbouwd”- het volgende, verplichte niveau als erkende methode? Het gaat rond dit thema ook om een geestelijke strijd, er zijn andere krachten werkzaam achter de ambtenaren en politici.’
Nieuwe vragen
Toch kijken de mensen van Driestar educatief ook kritisch in de spiegel. ‘Nieuwe tijden zorgen voor nieuwe vragen. Vanuit de meeleesgroep kwam de vraag: hoe zeg ik het in de klas als er een kind zit met twee moeders? Ik wil Bijbels blijven spreken, maar niet onnodig kwetsen. Ook ervaren leerkrachten denken opnieuw na over wat ze zeggen en hoe ze het zeggen. Die situaties houden ons een spiegel voor.’
Kloosterman leerde er zelf van dat hij soms eerst moet luisteren en dan pas spreken. ‘Ik heb mensen ontmoet die in een homoseksuele relatie leven of in transitie zijn gegaan. Ik wist wat ik vond, maar niet altijd hoe ik het moest zeggen. Dat kun je natuurlijk “framen” als postmodern, dat we vanuit begrip naar acceptatie gaan, maar volgens mij hoeft dat echt niet zo te zijn. Laten we eerlijke vragen en feedback serieus nemen en niet te snel wegduwen of framen als een verschuiving van standpunt.’
De bestuurder snapt tegelijkertijd die angst voor bijstellen wel. ‘De dominante stroming in ons land is (snel) veranderd; we lopen allemaal het gevaar om daarin mee te gaan. De angst is gerechtvaardigd dat we het gezagvol spreken van de Schrift verliezen. Daarom zijn kritische vragen nodig. Maar wel vanuit een gezamenlijk fundament en vertrouwen.’
Tot slot benadrukken de mannen graag de mooie ontwikkelingen die ze zien. Zo is er steeds meer vraag naar de internationale variant van de methode: Wonderfully Made. Van den Berg: ‘Die vraag komt vanuit Europa, maar ook vanuit de VS, Canada en Ethiopië. De methode is inmiddels in het Spaans, Duits en binnenkort in het Frans beschikbaar.’ Toch is het volgens de projectleider geen kwestie van slechts “vertalen”. ‘De boodschap van Wonderlijk Gemaakt krijgt de meeste impact als leerkrachten in binnen- en buitenland zelf door het materiaal heen gaan en hun eigen context en schoolcultuur aanbrengen.’