Ouders van leerlingen worden steeds vaker ervaren als veeleisende consumenten. Ze laten richting school meer hun rechten -en die van hun kinderen- gelden. Ook bestuurders en schoolleiders in reformatorische kring krijgen ermee te maken. Mr. W.D. (Dik) Berkhout, advocaat onderwijsrecht: ‘Ik duid dat zeker niet alleen negatief. Ouders voelen zich in hoge mate afhankelijk. Ik vind het belangrijk om hen bij te staan.’
Berkhout (43) richtte in 2013 Jurion op. Dit Utrechtse advocatenkantoor in onderwijsrecht heeft een duidelijke doelstelling. ‘Jurion is opgericht om de juridische dienstverlening in het onderwijs te vergroten en eraan bij te dragen dat iedereen binnen het onderwijs kan vertrouwen op een gelijkwaardige ondersteuning en behandeling in juridische zaken’, zo vermeldt de website. ‘Met hart voor de onderwijsvrager en met het recht op onderwijs van ieder kind in het achterhoofd.’
Vanwaar dit ideële initiatief?
‘Toen ik afstudeerde, was mijn beeld bij de advocatuur nogal negatief: advocaten liegen veel, dacht ik. En dat wilde ik niet.’ Berkhout stuitte toen via een christelijke krant “toevallig” op een vacature “jurist” bij de toenmalige oudervereniging “Ouders & COO”. Daar kreeg hij een functie ten dienste van het onderwijs. ‘Zoiets zocht ik ook, een combinatie van beleid en concrete gevallen. Ik wilde ook speciaal iets betekenen voor de zwakke partij.’ Toen de overheid deze organisatie niet langer subsidieerde, richtte hij een eigen kantoor op. Binnen zijn juristenteam richt hij zich op passend onderwijs en medezeggenschap in het onderwijs.
Hoe beoordeelt u de toegenomen juridisering binnen het onderwijs?
‘Ik vind het belangrijk dat ook daar rechtshulp is. De stem van de ouders en andere onderwijsvragers moet vertegenwoordigd worden.’ Berkhout vindt de framing van juridisering -als zou de toename ervan door de onderwijsvragers veroorzaakt worden- feitelijk onjuist. ‘Het begint in het algemeen bij de scholen, bij een beslissing die een individuele school of een samenwerkingsverband neemt. Dat volgt ook uit het huidige, door de overheid geïnitieerde systeem van het zogenaamde “passend onderwijs”. Vervolgens hebben ouders zich daartoe te verhouden.’
Rechtshulp voor de ouders is meer en meer nodig geworden. Daar is een aantal redenen voor aan te wijzen. ‘Door schaalvergroting en professionalisering zijn schoolbesturen steeds verder op afstand komen te staan van het onderwijs en de ouders. Zeker in het primair onderwijs is dat het geval. Vroeger woonden bestuursleden van openbare scholen, gemeenteraadsleden, bij je om de hoek. In reformatorische kring zaten ze bij je in de kerk. Tegenwoordig zijn het eerder managers, die ook als zodanig een school besturen.’
‘Ik vind het belangrijk dat er ook voor ouders rechtshulp is’
Dik Berkhout
Vechten
Ook de sterk toegenomen eigen financiële verantwoordelijkheid van een schoolbestuur draagt bij aan meer afstand en meer problemen. ‘De hieruit voortvloeiende bezuinigingsdrang, zeker als het om passend onderwijs gaat, kan voor ouders tot lastige situaties leiden. Volgens Berkhout, zelf behorend tot de gereformeerde gezindte, doet het reformatorisch onderwijs in het algemeen zijn best om kinderen voor het eigen onderwijs te behouden.
Breder in het onderwijs ziet hij meer problemen. ‘De financiën kunnen bijvoorbeeld roet in het eten gooien. Ouders van wie een kind op passend onderwijs is aangewezen, zien zich soms geconfronteerd met een school die hun kind niet wil plaatsen. Een zorgcoördinator ziet het dan nog wel zitten, het schoolbestuur niet. Ouders moeten soms echt vechten voor hun kind.’ Ook de sterk toegenomen beleidsruimte van de scholen bevordert dit. ‘Feit is dat onze huidige samenleving én de overheid individualisering en een calculerende burger stimuleren.’
Veiligheid
Vroeger gaven ouders het de leerkracht soms mee: “Als zoonlief het verdient, geef ‘m straf. Thuis verdubbelen we het.” Was dat niet beter? ‘Nee, ik ben er geen voorstander van dat ouders zich op voorhand achter de school stellen.’ Graag zou hij dus het gesprek aangaan met onderwijsgevenden die dat “vroeger” verheerlijken. ‘Kinderen en ouders moeten accepteren dat er gezag is, maar dat moet wederzijds ook respectvol zijn.’ Volgens hem moet er een gezonde en natuurlijke “scheiding van pedagogische sferen” zijn. Dat geeft pas écht veiligheid.
‘Ouders en school moeten in hoofdzaken één lijn trekken. Ik ben een groot voorstander van samenwerking. Echter, bij voorbaat de school gelijk geven is niet goed. Daarmee kan je het rechtvaardigheidsgevoel van een kind beschadigen.’ Het gaat om de nuance. ‘Is het oordeel van een onderwijsgevende soms niet zwartwit gekleurd door het eigenbelang?’ Niet alles valt met een schaartje te knippen, ook niet in de relatie tussen gezagsdragers en kinderen.
‘In bevindelijk gereformeerde kring is het oordeel over het laten gelden van rechten nogal eens negatief getoonzet’
Dik Berkhout
Zijn ouders de “zwakke” partij?
‘In zijn algemeenheid kun je dat zo wel zeggen. Ouders zijn in hoge mate afhankelijk van de onderwijsinstelling, zeker in het funderend onderwijs. Daardoor kunnen ze zomaar het idee krijgen dat er bij een school sprake is van zoiets als “institutionele vooringenomenheid”. De ouders voelen zich soms niet gehoord, ook omdat de school op afstand staat. Hun kinderen zijn een kostbaar bezit. Ze willen heel graag dat het goed met hen gaat. ’Ouders krijgen regelmatig de indruk dat de leerkrachten en docenten één front vormen. Bij een verschil van inzicht is daar een grote neiging tot consensus en tot het sluiten van de rijen.’
De jurist haast zich te zeggen dat het vaak ook de beeldvorming is die voor problemen zorgt. ‘De goede intenties van betrokkenen raken dan op de achtergrond. Scholen worden namelijk bevolkt door collega’s die het beste met de kinderen voor hebben. Het is een uitzondering als dat anders is. Je gaat toch niet in het onderwijs werken om het ouders en leerlingen moeilijk te maken?’
Verplichtingen
Berkhout nuanceert het beeld dat ouders in reformatorische kring veeleisende consumenten zijn geworden. ‘Dat klopt deels. Ik duid dat zeker niet alleen negatief. In bevindelijk-gereformeerde kring is het oordeel over het laten gelden van rechten nogal eens negatief getoonzet. Over burgerlijke ongehoorzaamheid daarentegen wordt soms relatief mild geoordeeld. Dat zou mijns inziens andersom moeten zijn. Als het goed is, hoeven ouders hun rechten niet te laten gelden, maar leeft de school uit zichzelf de regels na.’
Kan Berkhout concrete voorbeelden noemen? ‘Denk aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, daar zelfs recht op hebben. Daarbij gaat het nogal eens mis. Ouders hebben in veel gevallen een punt als ze die rechten claimen. De school wordt betaald om goed onderwijs te geven. Een ouder mag daarom vragen, ook om het nakomen van de verdere verplichtingen die de school heeft.’