• Thema-artikel
Mettie de Braal-Prins

Dagelijks de Bijbel openen - Schriftgezag in de klas

Er wordt vaak gezegd dat er sprake is van een gezagscrisis. Dat raakt ook het gezag van de Bijbel. ‘Leerlingen zeggen: “Ik voel, ik denk, ik wil”. Daarachter zit ook: ”Ik ben eigendom van mijzelf, ik vertrouw mijzelf, ik bepaal zelf wat goed is en ik ben mijn eigen gids.’

‘Als je aan het Schriftgezag gaat knabbelen, dan kom je aan de wapens van de Heilige Geest.’ Daarvan is Ko Biersteker, godsdienstdocent aan het Hoornbeeck College in Goes overtuigd. ‘Dat heeft direct gevolgen.’ Het Woord laat zich volgens hem overigens niet zomaar het zwijgen opleggen door allerlei theorieën. Dagelijks opent hij samen met de studenten de Bijbel.

Lezen

In zijn werk is het cruciaal dat hij als docent ook zelf gevuld is met de woorden van God. Het is zijn eten en drinken. ‘Als ik de Bijbel niet lees, ben ik leeg. Dan heb ik mijn klas niets te vertellen.’ De studenten hebben er niets aan als hij hun alleen wat feiten bijbrengt. ‘Het is mijn diepste verlangen dat zij aan de voeten van de Heere Jezus terechtkomen, bij Hem vrede vinden in wat Hij voor zondaren verdiend heeft aan het kruis.’

‘Als je aan het Schriftgezag gaat knabbelen, dan kom je aan de wapens van de Heilige Geest’

Ko Biersteker

Een collega-docent godsdienst van een reformatorisch vmbo uit het midden van het land vindt het belangrijk om zijn leerlingen echt te betrekken bij het lezen van de Bijbel. Op alle momenten van de dag dat Gods Woord opengaat. Om te lezen met aandacht voor zowel de woorden en feiten, als voor het besef dat het gaat om woorden met goddelijk gezag. Artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijdt: ‘Ze bevat Gods wil en alles wat een mens moet geloven tot zaligheid.’

Gevoel centraal

Dit zegt nog weinig over de vraag of er inderdaad sprake is van twijfel aan het gezag van de Bijbel. Volgens deze vmbo-leraar is gehoorzaamheid aan hen die over ons gesteld zijn, niet populair. Dat is al begonnen in het paradijs. Hij signaleert dat er een ontwikkeling gaande is, waarin het “ik” steeds meer centraal staat.

‘Welnu, als het een uitgemaakte zaak is dat wat ons voorgehouden wordt, door God gesproken wordt, moet men wel verschrikkelijk brutaal zijn om iets te durven afdingen op de betrouwbaarheid van Hem Die spreekt.’

Johannes Calvijn – Institutie, hoofdstuk 7.1

‘Leerlingen zeggen: “Ik voel, ik denk, ik wil.” Daarachter zit ook: ”Ik verlang, ik ontdek, ik ben eigendom van mijzelf, ik vertrouw mijzelf, ik bepaal zelf wat goed is en ik ben mijn eigen gids.”’ Daarbij spelen positieve en begrijpelijke verhalen van anderen en filmpjes die op sociale media rondgaan, een belangrijke rol. Als het om ethische dilemma’s zoals relaties, schepping en evolutie gaat, dan kiezen leerlingen vaak toch voor de Bijbelse standpunten. Zonder dat ze een Bijbelse onderbouwing kunnen benoemen.

Vragen

De grote rol van eigen gevoelens herkent ook Biersteker bij zijn studenten. Ze weten hoe het zou moeten zijn. Ze zeggen bijvoorbeeld dat in Romeinen 3 staat dat er niemand is die God zoekt. ‘Ik dus ook niet, want dat kun je niet van jezelf. En zolang ik nog niet bekeerd ben, ga ik mijn eigen gang.’

Tot zijn grote blijdschap (3 Johannes: 4) mag hij ook opmerken dat een toenemend aantal studenten vertelt dat Gods Woord kracht gedaan heeft in hun leven. Sommigen verlangen ernaar om te dienen in Gods koninkrijk. Veel jongeren worstelen met vragen rond de zekerheid van het geloof. Ze zijn geneigd meer te letten op wat ze voelen en hoe ze geestelijk “presteren”, dan op Gods beloften in het Evangelie.

‘Jongeren zijn welkom bij de Zaligmaker en hoeven zich niet eerst geestelijk op te poetsen voordat ze tot Hem mogen vluchten. Want zondaren schoonwassen, dat is Zijn werk!’

Weer anderen stellen de vraag hoe je nou zeker kunt weten dat de Bijbel de waarheid is. Zou de Koran ook waar zou kunnen zijn?

‘De Bijbel is niet een verzameling van religieuze kreten van de mens over God, maar Woord van God over de mens.’

Ds. H. Visser in een preek over Jeremia 2

Beide docenten geven aan dat leerlingen niet of nauwelijks vragen van hermeneutische aard stellen. Dat past niet zo bij hun doelgroep. De Zeeuw brengt ze zelf wel ter sprake bij bijvoorbeeld de behandeling van 1 Korinthe 7(seksualiteit) en 1 Korinthe 11(verhouding man/vrouw). Het gaat niet om het gevoel van een docent of een leerling. Richtinggevend voor beiden zijn vragen als ‘Is Gods Woord mijn gids en vraag ik daarbij om de verlichting van Gods Geest? En: ’Buig ik voor Gods Woord of moet Gods Woord buigen voor mijn gevoel en onze cultuur?’

Goed voorbeeld doet goed volgen. Daarom is het van belang dat docenten tijdens het Bijbellezen een eerbiedige luisterhouding hebben. Dat ze uitstralen dat ze zich daarin afhankelijk weten van de verlichting door Gods Geest. Dat ze God op Zijn Woord geloven, omdat Hij doet wat Hij zegt; zowel Zijn beloften als Zijn bedreigingen.


Helpende gedachten voor collega’s

• Zoek het niet in grote projecten, maar in het dagelijks lezen.
• Laat het Woord spreken in de overtuiging dat Zijn Woord nooit ledig zal wederkeren.
• Wees niet al te moedeloos als je ervaart dat jongeren niet openstaan voor wat de Bijbel zegt. Soms gebeurt er “onder de grond” veel meer dan je denkt.
• Lees met jonge kinderen en op het vmbo samen hardop uit de Bijbel.
• Laat ze af ten toe een kanttekening of een stukje uitleg lezen of lees het zelf voor.
• Bedenk vooraf eenvoudige vragen als ’Wat betekent het? Wat bedoelde David?’
• Vraag concreet: ‘Wat zegt onze Schepper hier wat wij (niet) moeten doen?’
• Sta open voor wat jongeren jou persoonlijk willen vertellen en luister vooral.
• Besef dat onder de vraag of God bestaat, een vraag kan liggen naar waar Hij is in alle ellende waar een jongere onder gebukt gaat. Goed luisteren en doorvragen is daarom belangrijk.’

Terug naar overzicht