Acht tips voor bestuurders om hun zeggenschap te benutten
Schoolbestuurders hebben op onderwijsinhoudelijk gebied veel autonomie verloren. Tegelijkertijd hebben ze meer ruimte dan ze vaak denken. Het is belangrijk dat bestuurders die benutten. Waarom? En: hoe dan?
Dankzij decentralisatie van overheidstaken naar onderwijsinstellingen hebben bestuurders sinds de jaren tachtig meer beheers- en bedrijfsmatige autonomie gekregen. Denk aan zeggenschap over personeel, financiën, organisatie en huisvesting. (Toegegeven, door bijvoorbeeld versterking van toezicht en medezeggenschap is die soevereiniteit stevig aan inflatie onderhevig.)
Tegelijkertijd is in de afgelopen decennia de onderwijsinhoudelijke autonomie van het bevoegd gezag flink afgenomen, ook (maar niet alleen) dankzij de overheid. Dat komt door vernieuwingen als basisvorming en tweede fase, invoering van kerndoelen en eindtermen, referentieniveaus voor taal en rekenen en examenprogramma’s en door het inspectietoezicht op de onderwijskwaliteit met de bijbehorende toezichtkaders.
En die inperking gaat maar door. Zo scherpt de politiek de kerndoelen voor techniek en seksuele diversiteit aan. Daarnaast ‘verduidelijkt’ minister Slob (Onderwijs) de burgerschapsopdracht voor scholen. Dat leidt tot meer gedetailleerde voorschriften voor de onderwijsinhoud.
Begrensd
Waarom is autonomieverlies zo’n probleem? En hoezo is handelingsruimte dan zo belangrijk? Om drie redenen. Eén: ruimte voor bestuurders is een kernelement van onze onderwijsvrijheid, zoals vastgelegd in grondwetsartikel 23. Die waarborgt – kort gezegd – dat bestuurders Bijbelgetrouw onderwijs kunnen laten geven.
Scholen geven onderwijs, niet de overheid. Daarom zijn die instellingen zélf verantwoordelijk voor de (in)richting en kwaliteit van hun onderwijs. Wel is die ruimte altijd begrensd geweest door deugdelijkheidseisen die de overheid stelt.
Maar hoe meer autonomie de overheid van besturen afsnoept, hoe meer verantwoordelijkheid en zeggenschap ze daarmee naar zich toetrekt. Dat gaat ten koste van de onderwijsvrijheid en daarmee dreigt een principiële wissel om te gaan.
Ten tweede zijn bestuurders gebaat bij zeggenschap. Want hoe meer verantwoordelijkheid zij hebben voor de doeleinden van onderwijs en de procesgang van pedagogische en onderwijsleerprocessen, hoe gemotiveerder ze zijn om te doen waar ze goed in zijn: goed onderwijs realiseren.
Onderwijsinhoudelijke autonomie is in de derde plaats goed voor leerlingen en studenten. In landen waar onderwijsorganisaties veel ruimte hebben, zijn de leerresultaten hoger. Beleidsvrijheid biedt bestuurders namelijk meer mogelijkheden om het onderwijs te verbeteren en in te spelen op vragen van kinderen en hun ouders.
Neem, heel praktisch, eens een serie lessen over
Olievlekwerking
Wat kunnen bestuurders doen om de onderwijsinhoudelijke ruimte die ze hebben, goed te benutten – en daardoor te vergroten? Vooropgesteld, het maakt nogal verschil of je een eenpitter bestuurt in het PO of bestuurder bent van een grote VO-school. Maar er is voor elk wat wils:
• Wees het goede voorbeeld
Belangstelling voor onderwijsinhoud aan de top heeft een olievlekwerking naar de rest van de organisatie. Praat daarom veel en vaak over onderwijsinhoud: wat aandacht krijgt, groeit. Dat kan tijdens het gesprek met de toezichthouder, met collega’s in een bestuurdersnetwerk of tijdens een visitatie. En – bij uitstek – tijdens de dialoog met het onderwijzend personeel over het professioneel statuut.
• Geef richting aan
Waartoe is uw school op aarde? Formuleer wat goed onderwijs is. En organiseer het denken daarover kleinschalig: tuig een onderwijscommissie op die zich daarmee (continue) bezighoudt. Zoals bijvoorbeeld het Wartburg College heeft gedaan, schoolbreed en per locatie.
• Stel prioriteiten
Onderwijsinhoud is corebusiness, bedrijfsvoering is randvoorwaardelijk.
• Professionaliseer uzelf (indien nodig)
Zorg dat u voldoende kennis in huis hebt, weet wat onderwijs houdt en hoe onderwijsleerprocessen verlopen. Bij een meerhoofdig bestuur kan het nuttig zijn als ten minste één bestuurder onderwijservaring heeft.
• Wees of word vaardig om uw autonomie te gebruiken
En oefen ermee, want dat baart kunst. Dat kan heel praktisch, door eens een serie lessen over te nemen.
• Rust directeuren, teamleiders en leraren uit om hun ruimte voor goed onderwijs te benutten en daarvoor verantwoordelijkheid te dragen
Vraag hen zelf mee te denken hoe dat het beste kan. Dat vergroot de aantrekkelijkheid van het beroep en daagt creatievelingen en denkers uit zich op hun vakgebied te professionaliseren. Zoiets werkt aanstekelijk richting collega’s; die zullen dan ook de smaak te pakken krijgen. En: hoe meer verantwoordelijkheid lagere echelons krijgen voor onderwijsinhoud, hoe enthousiaster ze daarmee aan de slag gaan en hoe beter ze daarin worden. Daarmee worden medewerkers steeds waardevoller voor de organisatie als geheel en als sparringpartner voor de bestuurder.
• Houd niet per se vast aan traditionele werkwijzen, maar durf te vernieuwen
Geef daarbij ook initiatieven een kans die niet direct in lijn liggen met het eigen onderwijsconcept. Denk aan alternatieven voor het leerstofjaarklassensystem.
• Maak goede en gelijkwaardige afspraken met externe partijen
Maak deze met partijen zoals het samenwerkingsverband voor passend onderwijs over inrichting en vormgeving van de ondersteuning.
Ambities
Anders dan in de meeste andere landen betaalt onze overheid het christelijk-reformatorisch onderwijs volledig. Ze geeft scholen ruimte voor Bijbelgetrouw onderwijs. Dat is een grote zegen. En een grote verantwoordelijkheid.
Voor bestuurders zijn er volop kansen om hun onderwijsinhoudelijke beleidsruimte te vergroten. Dat past perfect bij de werkwijze van de onderwijsinspectie. Want die begint haar bezoek bij de bestuurder, juist om van hem te horen welke (onderwijs)visie en ambities hij heeft.
Het onderwijsprogramma biedt tal van mogelijkheden voor een eigen invulling. Zo hebben VO-scholen bijvoorbeeld veel ruimte om het schoolexamen in de programma’s voor toetsing en afsluiting echt op eigen identiteit in te steken.
De lopende curriculumherziening is er bovendien op toegelegd om het overvolle programma drastisch te beperken: scholen moeten straks dertig procent van de onderwijstijd zelf kunnen invullen.
Bestuurders kunnen dus het weglekken van onderwijsinhoudelijke autonomie stoppen en terrein terugwinnen. Zonder tegendruk vanuit het veld zal anders de uitholling van de onderwijsvrijheid door overheid en anderen gestaag doorgaan.