• Boekrecensie
Hanna Jongejan-Kater

Aanknopingspunten om kinderen tot God te leiden

De kaft is versleten, de pagina’s zijn vergeeld. De buitenkant mag gedateerd lijken, maar de inhoud van Aan moeders hand tot Jezus (1936) kent geen houdbaarheidsdatum. Het boek werd geschreven door J. Waterink: ook wel “een vader voor velen” genoemd. Als ouders in nood zaten, schreven ze de pedagoog een brief of bezochten ze zijn wekelijkse spreekuur. Bij de adviezen die hij gaf, was de Bijbel het uitgangspunt.

Dr. Jan Waterink (1890-1966) was een gereformeerd theoloog en pedagoog. Hij was de eerste die benoemd werd tot hoogleraar pedagogiek aan de Vrije Universiteit. De pedagoog heeft een lijst met boeken op zijn naam staan, waarvan Aan moeders hand tot Jezus de meest bekende titel is. Het werd meer dan twintig keer herdrukt. Ook kwamen er onder andere Engelse, Duitse, Indonesische en Afrikaanse vertalingen van het boek op de markt. Hoewel er wordt gesproken over moeders, zijn er lessen in te vinden voor iedereen die betrokken is op het leven van kinderen. Of dat nu thuis is, in de kerkelijke gemeente of op school. De titel van zijn boek ontleent zijn oorsprong aan de taak die een ouder heeft als het gaat om godsdienstopvoeding. Niet de catechisatie of de Bijbelvertellingen zijn de plekken waar kinderen gevormd worden, maar dat begint allereerst thuis, bij de liefde die moeder laat zien, waarin ze Jezus’ onpeilbare liefde weerspiegelt.

‘God heeft Zelf in Zijn wijsheid het kinderleven zo gemaakt, dat juist de opvoeding aanknopingspunten vindt bij datgene wat Hij Zelf in dat kinderleven heeft gewerkt’

Dr. Jan Waterink

Roepingsbesef

Kinderen zijn niet bedoeld om mee te pronken, aldus Waterink. Ook niet om enkel goede manieren door te geven. De opdracht die een ouder heeft, is veel groter dan dat. De eerste taak die een moeder heeft, is het spreken over de Heere. Dat doen ouders door hun kind te leren bidden en samen Gods woord te openen; de eerste opgave die ‘moeders kind aan moeder stelt’ volgens Waterink. God wil ouders gebruiken als middelen in Zijn hand. De roeping die een moeder heeft, begint volgens de pedagoog bij haarzelf. Als ze zelf niet bidt, hoe zou ze haar kinderen dan kunnen leren bidden? Hoe kan een kind de schoonheid van het geloof zien als die zich niet openbaart in haar leven? Wat betekenen woorden van hoop als de heerlijkheid van de hoop in onszelf ontbreekt? Waterink stelt scherpe vragen aan de lezer. Leven vanuit roepingsbesef leidt volgens hem tot een leven dichtbij God. ‘Een moeder (…) die voortdurend Gods beloften vasthoudt, maar ook verstaat, welke eisen daaruit voortvloeien voor haar eigen leven, zal biddend dicht bij de Heere leven. Rondom haar zal iets zijn van de afstraling van de kracht die er in een teer en godvruchtig leven altijd openbaar wordt.’

Spel

Als een kind vraagt of je wil bidden voor een nieuwe fiets, wat antwoord je dan? Hoe reageer je op een leerling uit je klas die naar een man met een baard wijst en roept dat hij Jezus ziet? Voortdurend zeggen hoe het niet is, daar moeten we volgens Waterink mee stoppen. Hij stelt dat de belangstelling van kinderen in de godsdienstige dingen gedood wordt wanneer constant gewezen wordt op fouten in hun voorstellingen. Wanneer we onderwijzen, hebben we de taak om ons te verdiepen in de leefwereld van het kind. Kinderen spelen alles na, maar niet toevallig. Als een kind bijvoorbeeld een begrafenis “naspeelt”, mag je het wijzen op de ernst van het leven, zegt Waterink. Het spel kan tegelijkertijd een aanleiding zijn om te wijzen op de heerlijke toekomst die Gods kinderen wacht na dit leven. De pedagoog schrijft over de orde die God geeft, ook in het leven van een kind: ‘En God heeft Zelf in Zijn wijsheid het kinderleven zo gemaakt, dat juist de opvoeding en dat zeer bijzonder de godsdienstige opvoeding aanknopingspunten vindt bij datgene wat Hij Zelf in dat kinderleven heeft gewerkt.’ De spontane uitingen van een kind zijn de weg die God baant om hen naar Hem te leiden.

Als een kind

Hoe vaak zeggen we als volwassene geen “amen” op het gebed zonder het vaste geloof dat ons gebed verhoord wordt door de Hemelse Vader? Als volwassenen kunnen we leren van de kinderlijke geloofsovergave. Volgens Waterink wil God ‘ons volwassenen meer als een kind hebben’. De pedagoog wijst op biddende moeders door de tijden heen, zoals moeder Monica die voor haar zoon Augustinus bad. Haar gebeden zijn rijk verhoord. Hij schrijft: ‘Moeders gesloten ogen zijn tevens het bewijs dat moeder haar kind aan de Heere overgeeft, zoals eens een Hanna dat deed. En juist de moeders, die haar ogen in die zin veel voor haar kinderen hebben gesloten, zullen later de moeders zijn, welker ogen wonderlijk stralen van diepe, innig beleefde dankbaarheid.’ In het zoeken naar wijsheid en de juiste woorden ligt de kracht van het christelijke gezinsleven in het gebed. In de bede om wijsheid voor jezelf, en licht en genade voor het kind. Of om het met Waterink te zeggen: ‘Want waar voor hen de raadselen, de vraagtekens staan, daar is bij Hem, die ook het kind doorschouwt tot op de bodem van het leven, voor hen wijsheid en licht.’

Waterink

Dr. Jan Waterink (1890-1966) werd in 1890 geboren te Hulst. Hij trouwde met Joukje van der Kam. Het stel kreeg geen kinderen. In 1914 werd Waterink bevestigd als gereformeerd predikant in Appelscha. Op 23 maart 1923 promoveerde hij cum laude tot doctor in de godgeleerdheid op het proefschrift Plaats en methode van de ambtelijke vakken. Naast zijn predikantschap gaf hij les aan het Christelijk Lyceum en was hij twintig jaar lang hoofdredacteur van het tijdschrift Paedagogisch Tijdschrift voor het Christelijk Onderwijs. Hij was de eerste die benoemd werd tot hoogleraar pedagogiek aan de Vrije Universiteit. Daarnaast richtte hij in 1931 een Paedologisch Instituut op, waar hij tijdens de bezetting Joodse kinderen liet onderduiken. Verder bekleedde hij diverse bestuursfuncties en bleef hij zijn leven lang preken.

Terug naar overzicht