• Boekrecensie
Gertrude de Wildt-Brouwer

Stapstenen: een pad door het veld van godsdienstonderwijs

Studenten opleiden tot verteller, gids en zelfs priester. Dat is een van de doelen die Jan van Doleweerd en Bram Kunz van Driestar hogeschool op het oog hebben met Stapstenen. Zij hebben in dit overzichtswerk oude bronnen, klinkende namen en nieuwe inzichten uit het uitgebreide veld van godsdienstige vorming als stapstenen op een rij gelegd.

Toen ik in 2008 van de pabo kwam, was mijn op gereedschapskist godsdienstige vorming gevuld met vijf dikke delen Leren en Leven en Belijden en leven van drs. P. Cammeraat. Jarenlang stempelde deze docent het godsdienstonderwijs op de Driestar met zijn nadruk op gedegen Bijbelkennis. In de gereedschapskist zat verder een massa losse moduleboeken, bijvoorbeeld over vertelkunst of het gereformeerd mensbeeld.

Belijdenisgeschriften

Van Doleweerd en Kunz hebben met het nieuwe, veelomvattende Stapstenen een waardevol boek geschreven. Het geeft meer een totaalbeeld van het vak godsdienst dan de hiervoor genoemde kofferinhoud. Aandacht gaat niet alleen uit naar de bronnen waaruit studenten kunnen putten, maar ook naar hun handelen als docent en de context waarin ze hun werk gaan doen. De uitgave die in augustus op de markt kwam, is een onmisbare aanvulling die van Cammeraat.
Het motief om kinderen in te wijden in het christelijk geloof halen de auteurs vooral uit Deuteronomium 6 en Psalm 78. Teksten die geschreven zijn met het oog op het volk Israël. Het zou mooi zijn om meer onderbouwing toe te voegen vanuit het Nieuwe Testament, bijvoorbeeld uit de geschiedenis waarin de Heere Jezus de kinderen omarmt en hen zegent, of in de brieven van Johannes, die zich erin verblijdt als kinderen in de waarheid wandelen.

Omhoog kijken

Het eerste deel is het brondeel. Naast uitleg van de structuur en inhoud van de Bijbel en de bijbehorende contexten, staan er in dit deel samenvattingen van de belijdenisgeschriften. Pabostudenten kunnen in dit deel van het boek kennismaken met gezaghebbende christelijke pedagogen: Augustinus, Comenius, Bavinck, Ter Horst, Golverdingen en Roebben.
Met frisse citaten komen de godsdienstpedagogische opvattingen van deze mannen tot leven. Comenius zegt bijvoorbeeld: ‘Zoals kinderen leren om hun ogen, tong, handen en voeten te gebruiken, moeten zij ook leren op te kijken naar de hemel, hun handen te vouwen, tot God en Christus te bidden en hun knieën te buigen om de onzichtbare majesteit van God te eren.’

Er is meer oog gekomen voor overeenkomsten binnen christelijke kring

Reserve

Kunz en Van Doleweerd laten het waardeoordeel over de pedagogen aan de lezer. Daarin ligt een verschil met hoe er eerder op de pabo lesgegeven werd. De gereformeerden Bavinck en Waterink werden met reserve bejegend vanwege hun verbondsvisie. Iemand als Golverdingen greep liever terug naar De pligten der ouders van Koelman, dan naar de optimistischer getoonzette geschriften van Bavinck of Waterink. De naam van Ter Horst werd wel genoemd bij pedagogiek, maar niet bij godsdienstlessen.
Zijn de schrijvers zich bewust van deze verandering? Ze moedigen de lezers aan: ‘Als een auteur een standpunt inneemt dat jij niet deelt, kun je toch van hem leren. Je leert van hem dat hij in verbinding staat met zijn eigen tijd en dat hij probeert antwoord te geven op vragen die ten aanzien van godsdienstige vorming daaruit opkomen.’ De schrijvers hebben meer vertrouwen in het onderscheidingsvermogen van pabostudenten dan hun voorgangers op de Driestar. Er is meer oog gekomen voor overeenkomsten binnen christelijke kring.

Kinderbijbels

Het hoofdstuk over kinderbijbels werkt enigszins bevreemdend. Kunz en Van Doleweerd hebben ervoor gekozen om kinderbijbels in te delen in verschillende richtingen: gereformeerd, hervormd, reformatorisch en vrijzinnig. Het is goed dat ze De Vries en Van de Hulst noemen vanwege hun ongeëvenaarde vertelkunst

Het onderscheid tussen de gereformeerde De Vries en de hervormde Van de Hulst is vanuit het oogpunt van een pabostudent van nu echter niet meer relevant. En is het niet wat wonderlijk om in een boek dat in 2021 verschijnt een indeling te maken die gebaseerd is op kinderbijbels die alleen nog via boekwinkeltjes.nl verkrijgbaar zijn?

Aangestipt

Met Stapstenen krijgen pabostudenten veel meer overzicht in het vakgebied godsdienst dan tot nu toe het geval was. Met name over vakdidactiek en de context waarin de leerkracht werkt, is het goed dat er een actuele aanvulling is op de “bagage-Cammeraat”. De titel is ook in die zin gepast dat sommige onderwerpen alleen een opstapje vormen naar een groter thema. Maar de literatuurverwijzingen bieden inspiratie genoeg voor het vullen van de boekenkast van een leerkracht die het vak godsdienstonderwijs serieus neemt.


Een chapel in de school

Een mooie en originele aanbeveling van Kunz en Van Doleweerd is om een ruimte in school te creëren die dienstdoet als kapel. ‘In een klaslokaal buitelen allerlei gebeurtenissen over elkaar heen. Als je met elkaar naar een aparte ruimte kunt gaan, waar rust en wijding heerst, markeert dit de scheiding en bevordert het de concentratie.’ Natuurlijk vindt elke school een multifunctioneel lokaal handiger. Maar is het te veel om als christelijke school in letterlijke zin ruimte te maken voor God?


AANBEVELINGEN VOOR STAPSTENEN II

Het is lastig als er van een studieboek een nieuwe uitgave komt. ‘Neem bladzijde 225 voor je, en in de eerste versie van Stapstenen bladzijde 201.’ Toch mist er in Stapstenen nog wel het een en ander wat er in een volgende druk bij mag. Kaders met ervaringen van kinderen of leerkrachten kunnen de uitgave aantrekkelijker en praktischer maken. Er zou een hoofdstuk over bidden met en voor de klas toegevoegd kunnen worden. Richting voor een antwoord op vragen die leerkrachten en leerlingen hebben over geweld in de Bijbel, mag niet ontbreken.

Bram Kunz en Jan van Doleweerd (2021). Stapstenen, godsdienstige vorming in het basisonderwijs. Apeldoorn: De Banier, 360 blz.

Terug naar overzicht