W. Losband becommentarieert elk nummer het thema vanuit een persoonlijk perspectief
Voor mijn zestiende verjaardag kreeg ik van mijn ouders een boekje over spreekwoorden en gezegden. Ik had nog nooit van testosteron gehoord, maar er waren boekjes die ik spannender vond. Ik schreef die avond met de mooiste blokletters mijn naam voorin, met de toevoeging: van mijn ouders, voor mijn zestiende verjaardag.
De volgende morgen parkeerde ik mijn fiets tegen een heg bij het busstation. Tijdens de rit van een uur naar de middelbare school repeteerde ik nog eens de onvoltooid verleden toekomende tijd van het Franse werkwoord “aimer”. Ik zou van Lies houden, maar ik ben verliefd op Ali: J’aimerais Lies, mais …
Twee banken voor me zat Lies. Haar lange paardenstaart hing over de rugleuning. Ze zat een klas lager dan ik en ze had een week daarvoor een piepklein liefdesbriefje tussen mijn bel gestopt. Zonder resultaat, want ik was tot over mijn oren verliefd op Ali. Beiden heb ik overigens nooit op de hoogte gebracht van mijn gevoelens.
Dertig jaar later kwam ik Ali weer tegen. Ik was blij dat ik haar nooit over mijn verliefdheid had verteld
Dertig jaar later kwam ik op een bruiloft Ali weer tegen. Ik herkende haar aanvankelijk niet. Ze was door het leven getekend en aanmerkelijk uitgedijd. Ze zag mij wel en kwam aan mijn tafeltje zitten. Het gesprek wilde niet vlotten. Ze vertelde over een voorechtelijk kind en een mislukt huwelijk, maar ik had niet zoveel te zeggen. Ik realiseerde me echter heel goed dat spreekwoorden niet altijd een diepe volkswijsheid weergeven. Mijn oude liefde was kennelijk hevig aan roest onderhevig geweest. Ik was blij dat ik nooit over mijn verliefdheid met haar had gesproken.
Maar soms geven spreekwoorden de werkelijkheid wel degelijk weer. Al lang voor mijn pensioen nam ik de taak van kok in ons huis over. Daarvoor was ik alleen keukenhulp geweest die de afwas moest doen. Ik kocht een groot aantal kookboeken en verdiepte mij in de Chinese keuken. Ik leerde hoe je loempia’s maakt, wat de ingrediënten zijn van babi pangangsaus en hoe je de groenten voor tjap tjoy moet wokken.
Nog later kocht ik boekjes over hoe je garnituren maakt en kocht daar het keukengerei voor: een grote puntenslijper waarmee je van een wortel een prachtige bloem kunt maken en een speciaal mesje waarmee je van een komkommer lange slingers maakt.
Ik houd niet alleen van koken, maar ook van een glas wijn bij het gasstel. Ik voel me steeds tevredener worden met mezelf. Moeiteloos gooi ik de inhoud van een koekenpan de lucht in, die gracieus een bocht van 180 graden maakt, en vang alles omgekeerd op, zonder te morsen. Een schort heb ik niet nodig en mijn handen hoef ik zelden te wassen. Achter me spoelt de vaatwasser alles schoon.
Ik houd niet alleen van koken, ik houd ook steeds meer van mezelf. Ik krijg narcistische trekjes. Het mag zo zijn dat eigen roem stinkt, maar ik kan er niets aan doen! Ik kook zelf en de liefde van de man gaat nou eenmaal door de maag.