• Thema-artikel
Niels de Jong

Corrigeren zonder corrigeren

Iedere leerkracht weet dat goed gedrag voorwaardelijk is voor leren. Daarom maken leerkrachten ook werk van gedrag: ze stellen verwachtingen aan gedrag en maken tijd vrij om het hun leerlingen aan te leren. Dr. Kees van Overveld legt uit welke pedagogiek en didactiek hij aanraadt en hoe je die uitvoert. ‘Vanuit zelfvertrouwen stuur je kinderen aan met subtiel non-verbaalgedrag.’

‘Professionele nieuwsgierigheid maakte van meester Kees doctor Kees.’ Hij begon als meester in het speciaal onderwijs, promoveerde op gedrag van jongens, schreef veelgelezen boeken over gedrag, trainde duizenden leerkrachten en werkt incidenteel samen met de politie van Rotterdam. ‘Ik wilde altijd meer lezen en leren, want ik ben gek op kennis. Ik koos ervoor om zelfstandig te ondernemen en werd zo gedwongen om constant relevant te blijven,’ zo verklaart de pedagoog zijn uitzonderlijke loopbaan.

Tussen neus en lippen

De ideale leerkracht is een professional die weet wat hij wil en wat nodig is en die zichzelf in de hand heeft. ‘Als je dat goed doet, ben je kalm, duidelijk en vriendelijk. Onder die woorden kun je effectief leerkrachtgedrag scharen.’

‘Kalm, duidelijk en vriendelijk. Onder die woorden kun je effectief leerkrachtgedrag scharen’

Kees van Overveld

De leerkracht moet professioneel en planmatig omgaan met gedrag, daar is de auteur van Groepsplan gedrag duidelijk over. ‘Je geeft lessen over gedrag en bevordert de sociaal-emotionele ontwikkeling. Je legt uit welke gedragsverwachtingen je hebt. Daarnaast geef je constant feedback.’ Van Overveld vindt niet dat een leerkracht streng moet zijn. ‘Duidelijk zijn is niet hetzelfde als streng zijn. Meestal corrigeer je tussen neus en lippen door. Kinderen merken dat nauwelijks. Je corrigeert wel, maar je doet dat niet negatief emotioneel. Je corrigeert zonder te “corrigeren”.

Overtuigingskracht

Dat is echt vakmanschap, weet de pedagoog. ‘Vanuit zelfvertrouwen stuur je kinderen aan met subtiel non-verbaalgedrag. Precies de juiste timing van een indringende blik, een hand op de tafel en een zelfverzekerd omdraaien daarna. De leerling weet wat je bedoelt en je laat zien dat je erop vertrouwt dat het gebeurt. Dat heeft overtuigingskracht.’
‘Het is in ieder geval niet alleen positief doen’, benadrukt Van Overveld. ‘Daarin zijn we met z’n allen wat doorgeschoten wat mij betreft. Altijd maar positieve dingen zeggen terwijl kinderen de tent afbreken! Ik zit dan bij een collega achter in de klas en denk: grijp in!’
De pedagoog is wel altijd gericht op een harmonieuze samenwerking. ‘Je hoeft niet de hele tijd overdreven positief te doen om aardig te zijn. ‘Bij kleuters zeg je misschien nog dat je blij bent dat ze op hun stoel zitten en op hun beurt wachten, maar dat moet je in de bovenbouw niet doen. Wees daar gerust wat zakelijker en ga ervan uit dat kinderen dat soort dingen gewoon vanzelf doen.’

Politieagent

Van Overveld ziet dat sommige leerkrachten het begrenzen van gedrag moeilijk werk vinden. ‘Zij zeggen vaak: ‘’Ik moet in die klas constant politieagentje spelen’’. Ze bedoelen: ‘’Ik moet veel streng zijn en voel me vaak boos worden.’’ Het is juist een combinatie van vriendelijkheid en duidelijkheid die zorgt voor soepele interactie in de klas.’
Van Overveld werkte met agenten en kreeg daardoor nog meer respect voor hun werk. Zij doen echt ander werk, vindt hij. ‘Een leerkracht is een opvoeder, die heeft vooral een preventieve rol rond gedrag. Een agent heeft een repressieve rol. Die heeft met veel heftiger gedrag te maken.’
Leerkrachten met ervaring kunnen veel leren van agenten. ‘Als je een aantal jaren voor de klas hebt gestaan is het geen gek idee om een dag met de wijkagent mee te lopen. Die blinkt meestal uit in kalm begrenzen en de-escaleren van ongewenst gedrag.’ Misschien ook een leerzaam onderdeel voor de lerarenopleiding? ‘Doe dat maar niet’, lacht de pedagoog, ‘Dat is voor jonge studenten een beetje too much. Hen raad ik aan om eens op het sbo mee te lopen, dat is een goede omgeving om wat eelt te kweken.’

‘Gedragsproblemen zijn altijd interactieproblemen. Laten we met jouw gedrag beginnen’

Kees van Overveld

Aan de bak

Als coach zag Van Overveld heel veel gedragsproblemen in klassen en probeerde hij steeds met leerkrachten de negatieve spiraal te doorbreken. ‘Gedragsproblemen zijn altijd interactieproblemen’, vertelt hij. ‘Het is verleidelijk voor een leerkracht om problemen bij de leerling te zoeken. Maar als jij die leerling in een leeg lokaal zet, zijn er vaak geen problemen. Die problemen ontstaan pas als er andere leerlingen en een leerkracht in de klas komen.’
Interactieproblemen pakt hij graag samen met de leerkracht aan. ‘Na een observatie zeg ik: ‘‘Hier moet iets gebeuren; iemand moet hier aan de bak. Laten we met jouw handelen beginnen.’’ Dat waarderen collega’s niet altijd. ‘‘Het is toch niet mijn schuld”, zeggen ze dan. Het gaat niet over schuld, maar over effectiviteit.’

In zijn boeken en coaching onderscheidt Van Overveld interventies en strategieën: ‘Interventies zijn dingen die je met leerlingen doet om hen sterker te maken. Zoals het gebruik van een emotiethermometer. Strategieën zijn de manieren waarop je als leerkracht met de klas omgaat.’
Bij urgente problemen kun je volgens Van Overveld beter niet te veel van interventies laten afhangen. ‘Je bent dan afhankelijk van het ontwikkeltempo van de leerlingen. Als de leerkracht een slimme strategie toepast, heeft die dezelfde dag nog effect.’

Didactiek voor de gedragsdidacticus

Van Overveld legt de sleutel naar succes steeds in de handen van leerkrachten. Zij zijn soms handelingsverlegen. Hoe worden ze handelingsbekwaam? ‘Een leerkracht moet over een flink aantal strategieën beschikken die hij direct kan inzetten om goed met gedrag om te gaan. Dat kun je leren door kennis en ervaring op te doen.’ De auteur pleit voor het lezen van boeken: ‘Neem kennis van de literatuur, mensen. Lees Marzano, lees Tom Bennett’, en lachend: ‘Lees natuurlijk ook mijn boeken!’

Terug naar overzicht