In het schoolleven zijn er, als het lekker loopt met je klas (en soms ook als het minder lekker loopt), veel van die momenten die eigenlijk onbetaalbaar zijn. Ze ontlokken je een schaterlach, maken je blij vanbinnen, overtuigen je dat je het mooiste werk van de wereld doet. Een bloemlezing van vrolijke momenten.
Zielig
Tijdens de noodopvang in de lockdownperiode zit ik in het kamertje tegenover de kleuterklas te wachten tot de kinderen weer binnenkomen na de middagpauze. (Ik begeleid nog een paar uur per week een-op-een een zorgleerling).
Ik knip nog even een paar dingen uit die ik nodig heb voor de les. Zonder dat ik het merk, staat er “opeens” een kleuter (groep 1) naast me. Ze pakt mijn arm en knuffelt even met haar hoofd tegen mij aan en zegt: ‘Ik kom jou even een dikke knuffel geven, want jij zit hier zo zielig alleen te knippen...’
Mieke Boumans, begeleider zorgleerlingen CBS Het Talent in Den Hoorn
De meester snoepte!
Meesterlijk, de schrijfstijl van Theo Tijssen (1879-1943), onderwijzer in de Amsterdamse Jordaan. In Schoolland vertelt hij van de jarige Hendrika Klaver. Ze is komen aanzetten met een kleverig zakje snoep van de allerslechtste kwaliteit om te trakteren. Door besmuikt vast te snoepen lukt het de meester om het snoepgoed een zeer begerenswaardige status te geven. ‘’t Was aardig, ‘t was eigenlijk best ‘n beetje verfsmaak in m’n mond waard...’ Slot van ‘t lied is dat de klas geniet van Hendrika’s flikjes.
Voorkeur
Een brugklasser schrijft over zijn literaire voorkeuren.
Achttien
Pas werd onze stagiair 18 jaar oud. Een van de kinderen in de klas vroeg aan mij (toen bijna 60, nu al 60): ‘En juf, wanneer wordt u 18?’ Haha, dat is wel heel lang geleden!
Gerdien van der Kooij, leerkracht groep 1/2, Groen van Prinstererschool in Katwijk
Op de verwarming
Het was rond het jaar 2000. Groep 0/1. De werkjes die de kinderen maakten met behulp van plaksel, legden we na het werken altijd op de verwarming om te drogen.
Tijdens het buitenspelen in de zandbak belandde een emmer op een ongelukkige manier op het hoofd van mijn leerling. Resultaat: een fikse snee en heel veel bloed. Op de wond werd een schone theedoek gelegd. Ik moest met hem langs de huisarts. De jongen keek mij heel benauwd aan. Hij had geen zin in een doktersbezoek. Ik zei geruststellend tegen hem: ‘Ik denk niet dat het gehecht hoeft te worden. Volgens mij is het even lijmen en klaar.’ Zegt het jongetje tegen mij: ‘Moet ik dan ook de hele dag op de verwarming?’
Ria Bok-Oomen, leerkracht groep 2, de Wegwijzer in Nederhemert
Jarig
Al vanaf dag één van dit schooljaar ontbreekt er een klok in mijn lokaal. Op de vraag waarom ik geen klok ging halen, antwoordde ik steevast dat ik op 1 februari jarig was. Meer dan een halfjaar later prijken er nu twee gepersonaliseerde klokken aan de wand in mijn lokaal: de eerste schooldag na mijn verjaardag hebben leerlingen (onbekend wie) een klok opgehangen en ook van mijn mentorklas kreeg ik een leuke klok (met een foto van mij die ze een paar maanden als klassen-whatsappgroepsprofielfoto hadden).
Leander Tramper, docent Nederlands, Driestar College in Leiden
Een minnebriefje
Het boek Brood op de plank van Tiem Mateboer beschrijft het leven van een kwekeling aan het eind van de jaren ’30 van de vorige eeuw. Mateboer was in die periode voor de oorlog zelf ook driftig op zoek naar een school waar hij een benoeming kon krijgen. De lezer wordt meegenomen in de lange zoektocht van kwekeling Klopper naar een vaste aanstelling, zijn geloofsworstelingen en liefdesperikelen. Onderstaand fragment verhaalt van een verjaardagsvisite bij De Haan, het hoofd van de school waar Klopper werkt.
‘Daar onderschepte ik een minnebriefje’, kondigde De Haan aan. Een minnebriefje? Alle ogen richten zich nu op de spreker.
‘Ja’, vervolgt De Haan, ‘het was afkomstig van Jaapje Bloemstra en bestemd voor Hilligje Pals. Er stond op: Hilly, heb je mij lief? Ja. Neen. Doorstrepen wat niet van toepassing is. Jaap.’
‘En? Hebt u ’t in de prullenbak gegooid?’ vraagt Ruigevoort.
‘Ben je nou?’ zegt De Haan. ‘Ik heb het laten passeren en daarna weer opgevangen. Toen was het woord “ja” doorgestreept en er stond met kromme letters onder: Je kunt de pot op, snotjong.’
Allen kijken onthutst. Mevrouw Ruigevoort ziet haar man aan. ‘Je kunt de pot op! Wat een taal!’
‘Ja, mevrouw’, lacht De Haan, ‘dat zijn nu de resultaten van ons zwoegen.’ ‘Nu, ik vind’, beweert Van Ommen, ‘dat zo’n meid haar taal goed beheerst.’
Zusje
Vorig jaar viel ik in op het Driestar College in Leiden bij de vakgroep Engels. Via Teams gaf ik een les over de overtreffende trap. Ik vroeg aan de leerlingen: ‘Grab something big.’ De een stond met een orgelbank te zwaaien, een ander met weer iets anders groots. Een tweeling die vaak de camera uit had, echt een stelletje boeven, kwam ineens in beeld. Ze hielden samen hun zusje omhoog, een meisje met syndroom van Down. ‘She’s big!’ Ik vond het ontroerend.
Annemarie Rozendal-van der Plas, NT2-docent