‘Als we dicht bij de bron leven, hebben we wat uit te delen’
Ontroerende voorbeelden vanuit de praktijk van het christelijk onderwijs, afgewisseld met de nuchtere werkelijkheid van alledag. Mart-Jan Wiegman van De Zaaier te Groningen en Jacqueline van Tilborg van de Eben-Haëzerschool te Drachten in gesprek over het boek ‘Gidsen’.
‘In christelijk denken over onderwijs neemt de leraar een belangrijke plaats in’, stellen auteurs De Muynck en Kunz in Gidsen. Ze nemen Psalm 78 als uitgangspunt: niet alleen vanuit de bekende passage om kinderen de daden en geboden van God te vertellen, maar ook ‘opdat zij niet worden als hun vaders.’ Een onthutsende en tegelijkertijd hoopvolle boodschap:
‘God roept mensen om leerlingen onderwijs te geven, opdat ze bevrijd worden uit de vicieuze cirkel van zonde en schuld. Ze mogen als een gids hun leerlingen voorgaan, opdat die hun hoop op God zullen stellen.’
Hoe ga je als een gids je leerlingen voor?
Van Tilborg: ‘Door de Bijbelvertellingen, maar ook door bij vakken als biologie en aardrijkskunde te benoemen hoe bijzonder God alles gemaakt heeft. Gidsen houdt voor mij ook in: hoe reageer ik op de kinderen? Ik kan best fel en frontaal reageren. Dan probeer ik dat later ook te benoemen: “Ik was wel erg fel, dat was niet goed van mij.”’ Wiegman herkent dit: ‘Als ik zelf een fout maak, heb ik de neiging om eroverheen te stappen. Als ik het echter niet rechtzet, geef ik daarmee een verkeerd voorbeeld aan de leerlingen.’
Hoe reageren de kinderen hier op?
‘Dat ligt aan de sfeer’, geeft Van Tilborg aan. ‘Een kind kan het er nog eens extra inwrijven: “Juf, u was echt fout.” Meestal accepteren ze mijn bekentenis. Als het gaat om een een-op-eensituatie met een kind vraag ik weleens: “Wil jij mij vergeven?” Dan geef ik ook ruimte aan de leerling om nog iets te zeggen, in de hoop dat hij leert om vergeving te vragen. Aan het einde van de dag bid ik vaak om vergeving van de zonden, ook voor de zonde van de juf.’
‘Na vergeven is het vergeten’, gaat Wiegman erop in, ‘maar soms komt een leerling na een uur weer met alles boven tafel. Als de Heere God vergeeft, is het weg. Zo probeer ik die afspiegeling naar leerlingen te maken.’ Van Tilborg: ‘Bij een ruzie vraag ik de kinderen soms: “Wat zou de Heere Jezus willen dat je doet?” Dan is het soms: “Huh, wat heeft Hij daar nu mee te maken?” De leerlingen mogen ervan doordrongen zijn dat Hij er de hele dag bij is.’
Spreek je met collega’s over gids zijn?
‘Met de ene collega meer dan met de andere’, noemt Wiegman. ‘De openheid is er. Wat ik mooi vind, is dat we allemaal beseffen dat we het zelf niet kunnen. Als we dicht bij de Heere God – de Bron – leven, hebben we wat uit te delen. Met de weekopening of -sluiting bidden we om de Heilige Geest en brengen we elkaar bij Christus.’ ‘Zeker als je hetzelfde Bijbelverhaal vertelt, heb je het er wel over’, zegt Van Tilborg. ‘Tegelijk heeft het iets kwetsbaars. Als ik de ander een vraag stel, moet ik zelf ook bereid zijn om open te zijn.’
In teamvergaderingen komt het gesprek over christelijk onderwijs regelmatig aan de orde. Van Tilborg: ‘Op een andere school waar ik heb gewerkt, hadden we regelmatig een vergaderochtend waar het hele team bij was. Vooraf kregen we een bezinnend stukje toegestuurd. Op de vergadering zelf gingen we hierover in groepjes in gesprek. Daarna zongen we een paar psalmen of liederen. Dit doet ook iets met je houding in de vergadering.’ ‘Dat is inderdaad het mooie van christelijk onderwijs’, vult Wiegman aan. ‘Dat je echt even van hart tot hart spreekt.’
‘Hij roept om voor de leerlingen te bidden, zodat ze de Heere Jezus leren kennen als hun Verlosser’
Mart-Jan Wiegman
Hoe blijf je bij de Bron?
‘Ik gebruik het te vertellen Bijbelgedeelte soms als mijn eigen dagsluiting’, geeft Van Tilborg aan. ‘Of ik probeer – let op: “probeer” – vooraf een preek bij het Bijbelgedeelte te luisteren. Bij het eten met de klas lees ik wat ik heb verteld. Soms – als het een lang verhaal is – zeggen ze: “Hè, maar dat hebt u niet verteld.” Ik leer ze om altijd terug te gaan naar de Bijbel en te kijken hoe het daar staat.’ Wiegman: ‘Dat wil je hen inderdaad leren. Hoewel je niet wilt dat ze elke dominee gaan wantrouwen. Hier in Groningen komen de leerlingen na groep 8 in de “grote, boze wereld”. Dan wil je dat ze weten: wat zegt God Zelf?’ Van Tilborg: ‘Van de mensen in Berea staat er dat zij dagelijks de Schriften onderzochten om te zien of die dingen zo waren. Dat wil je de kinderen leren.’
‘De leerlingen mogen ervan doordrongen zijn dat Hij er de hele dag bij is’
Jacqueline van Tilborg
Ervaar je zelf gegidst te worden?
‘Voor mijn zwangerschapsverlof had ik een groep waar ik moeite mee had’, vertelt Van Tilborg. ‘Toen lag ik echt op m’n knieën te bidden: “Heere, help! Als dit werk Uw plan is, mag het dan weer lukken, mag ik er weer plezier in krijgen?” En dat gebeurde.’ Wiegman ervaart hetzelfde: ‘Na de tweede lockdown kwamen er veel gedragsproblemen naar boven in mijn groep 7-8. Vaak moest ik bidden: “Heere God, wilt U liefde geven?” Soms verliepen de dagen moeizaam en was ik blij dat de kinderen om drie uur naar huis gingen. Maar ik heb wel een beroep waarvoor ik gekozen heb en wat ik ervaar als mijn roeping. Op een gegeven moment kreeg ik toch het plezier weer terug.’ Van Tilborg: ‘Dan kun je de leerlingen weer zien als kinderen die door God geschapen zijn.’ ‘Hij roept ook om lief te hebben’, stemt Wiegman in, ‘om voor ze te bidden, zodat ze de Heere Jezus leren kennen als hun Verlosser.’
Kun je een gouden moment uit je lespraktijk noemen?
Wiegman: ‘Pas ging het laatste kind van een niet-reformatorisch gezin van school. Ze zeiden toen: “We hebben gemerkt dat de Bijbel de hele dag centraal staat.” Zo vind je elkaar in Gods Woord.’ Van Tilborg: ‘Bij het rapport in maart had een leerling uit groep 6 – toen ik vroeg om een reactie op het rapport in hun schrift te zetten – geschreven: “Ik mag de Heere God wel danken voor dit rapport.” In de auto had hij dit ook tegen zijn moeder gezegd.’ ‘Dat zijn echt momenten waarop je denkt: hier doe ik het voor’, reageert Wiegman. ‘Door alle rompslomp vergeet je dat weleens. Het is je beroep, maar het is ook écht mooi werk.’