****John Lennox (1943) – bekend als emeritus-hoogleraar in Oxford en christelijk apologeet die de degens kruiste met atheïsten als Dawkins en Hitchens – vertelt hoe hij zelf nog les kreeg van de bekende C.S. Lewis (1898-1963). Hij studeerde wiskunde in Cambridge, maar glipte graag bij de andere disciplines naar binnen om een glimp van Lewis op te vangen. Volgens de huidige regels van het goede lesgeven zou daarvan weinig te verwachten zijn. Aan interactie deed Lewis niet. Aan activerende werkvormen ook niet. Hij voerde geen dialoog, maar een monoloog. Geen tijd meer voor vragen – Lewis was al weer weg.
Dat ging zo, vertelt Lennox. Ruim voor het moment dat het college zou beginnen, was het theater afgeladen. Alle zitplaatsen waren bezet – ruimte om te staan was er ook nauwelijks meer. Op de slag van de klok ging de deur open en kwam Lewis binnen. Meteen werd het stil en al bij de deur begon de meester zijn verhandeling. Terwijl hij al pratend zich een weg naar voren baande, trok hij zijn jas uit, zette zijn hoed af en drapeerde hij zijn das over de lessenaar. Starend in het luchtledige vervolgde hij zijn rede. Vijf minuten voor het einde van de les ging de das weer om, de hoed op, de jas aan. Nog steeds pratend werd de terugweg naar de toegangsdeur aangevangen. Op de slag van het uur was de les voorbij en konden de studenten napraten. Met elkaar, welteverstaan.
Wat Lewis voor een jonge student als Lennox zo boeiend maakte, waren niet zijn didactische maniertjes. Was het de pure eloquentie, de eruditie van de mediëvist, schrijver, denker en spreker? Daar valt in Lennox’ verhaal wel wat van terug te vinden. Toch was er nog iets anders. Dat was Lewis’ vreugde. Die uitte zich niet in zingen, dansen, springen of handgeklap. Wel in analytische scherpte en een doorleefd betoog. Ook in humor. Lewis had iets te zeggen. En hij kon het brengen. In woord en geschrift. Van dat laatste zijn bekende werken als Onversneden christendom, Brieven uit de hel en De kronieken van Narnia bekende voorbeelden.
Lewis had één centrale boodschap die hij op zeer diverse wijze wist uit te dragen. Die boodschap komt het meest pregnant naar voren in zijn autobiografische werk Verrast door vreugde. Het gaat over hoe Lewis uit zijn uitzichtloze atheïsme werd verlost. God drong zich in zijn even vijandige als uitzichtloze bestaan op en overwon de tegenstand. Lewis werd van atheïst theïst, van theïst kerkganger, van kerkganger christen en van christen apologeet – gepassioneerd verdediger van het christelijke geloof. Het christendom opende voor hem namelijk een perspectief zo rijk, wijds, groot en inhoudsvol dat hij het niet anders kon omschrijven dan als ‘joy unspeakable’ – onuitsprekelijke vreugde.
De vreugde is merkbaar in heel het werk van Lewis. Grote thema’s daarin zijn de liefde, het lijden (maar wel als Gods megafoon), vreugde en de Persoon van Jezus Christus. Met name in het boek De afschaffing van de mens heeft Lewis iets weergegeven van zijn visie op goed onderwijs. Dat laaft zich aan Gods openbaring in de natuur en in de Bijbel. Het heeft er diep respect voor. Onder de indruk zijn van een grote waterval, bijvoorbeeld, is niet zomaar een kwestie van persoonlijk gevoel dat voor ieder verschillend kan liggen. Het is een inkijkje in Gods macht en majesteit dat aandacht en eerbied vereist. Het bestuderen van de werkelijkheid moet mensen brengen tot de erkenning van een vóórgegeven morele orde waarmee ieder mens in het reine moet komen. En van de veel grotere werkelijkheid daarachter, waarmee de mens weer in verbinding kan komen door de verlossing in Christus.