• Thema-artikel
Mettie de Braal-Prins

Luchtig duwtje in de goede richting

Eindelijk droeg ik zelf verantwoordelijkheid voor een klas. Het lokaal van de combinatiegroep 3/4 zou een jaar lang de plek zijn waar de klas en ik het samen zouden gaan rooien. Dat voelde als een gewichtig moment.
De school liet mijn voorgangster maar node vertrekken. De loftrompet schetterde nog lang na. Terecht. Hoe zou een kersvers Pabomiepje een doorgewinterde juf kunnen vervangen? Zeker als die ook nog eens totaal anders in elkaar stak. En dat in een plaats waar destijds nog veel - voor mij nauwelijks verstaanbaar - dialect gesproken werd.
In de pauze deed ik tikkertje en als de tijd daar was dat de springtouwen mee naar school kwamen, leerde ik al springend de meiden nieuwe liedjes aan. Of kunstjes met het elastiek dat ze meebrachten.
Het “hoofd der school” schudde zijn hoofd en liep na schooltijd het lokaal binnen om zijn visie te delen. Ik moest een voorbeeld zijn. ‘Juffrouw, ik zie dat de meisjes naar je kijken. Ze vinden het prachtig, maar eigenlijk kan het niet. Je moet het goede voorbeeld geven. Zoals juf X dat deed. Rustig je gang gaan. Daar hebben kinderen respect voor. Een leerkracht die over het plein holt en touwtje springt…’ Ik nam mezelf diep serieus en ging er tegenin. Ik was nu eenmaal niet juffrouw X en zou dat ook nooit worden.

Stel oude vrouwtjes

Dat gebeurde buiten. Binnen regeerde je als juf toch een beetje als koningin in je eigen koninkrijk. Dacht ik. Halverwege het eerste kwartaal sloop de onrust het lokaal in. De groep presenteerde me de rekening van mijn nonchalante, speelse gedrag. Zoals de directeur al had voorspeld.
De onrust bereikte het toppunt op de dag dat de vrouwenvereniging van de plaatselijke kerk haar verkoping organiseerde. Klasgenoten lieten elkaar zien hoeveel geld ze mochten besteden. En kletsten voortdurend over alles wat er te koop zou zijn.
En nee, niemand mocht schoolblijven. Kon echt niet. In plaats van met een kwinkslag de rust de laten terugkeren, maakte ik de domste opmerking ooit: ‘Jullie lijken net het stel oude vrouwtjes van de vrouwenvereniging. Kom op. Gewoon aan het werk. En ik wil er niets meer over horen.’
Niet alleen de kinderen reageerden verontwaardigd, ook hun moeders waren niet te spreken over de boude uitspraak. Met een beetje humor zou de kwestie gesmeerd afgehandeld zijn; klas rustig, kinderen blij en ouders tevreden. Nu werd het best een dingetje.

Dialect

Het voorval drukte me des te meer met de neus op het feit dat ik van “buitenaf” kwam. Net zoals het dialect dat de leerlingen spraken dat elke dag deed. ‘Juf, ik ben op m’n rik in de dulve evollen’, vertelt een nogal verlegen knul. Geen idee wat hij bedoelt. Durft hij eindelijk iets te zeggen, begrijp ik het niet.
Nog maar een keer proberen. ‘Fijn dat je iets vertelt, maar ik versta het niet zo goed. Wil je het nog een keer zeggen?’ En jawel, de volzin kwam nog een keer. Ik heb vast hulpeloos de klas in gekeken, want van alle kanten klonk het: ‘Je moe Ollands praeten. Ze komt uut Olland. Ze verstaet je nie.’
Met wat ondertiteling werd duidelijk dat Gerard de vorige dag op zijn rug in de sloot beland was. Achteraf is het een grappig verhaal, maar wat voelde ik me tekortschieten.

Na een half jaar presenteerde de groep me de rekening van mijn nonchalante, speelse gedrag

Slang

Het onderwijs zegde ik na enkele jaren vaarwel om ons eigen kroost op te voeden. Dat leerde mij om niet alles wat voorviel, hoog op te nemen. En dat een humoristische opmerking voor ontspanning kan zorgen. Zodat we samen weer verder konden.
Als herintreder heb ik veel gemak van deze ontdekking. Tijdens een invalperiode klikte het niet direct met leerling Mike. Sterker nog, het botste regelmatig. Tot de dag waarop we samen een techniekles uitprobeerden. Iets met een slang en met water.
Het maatje zette de kraan veel te ver open en het water spoot over mij heen. Leerling keek verschrikt. Ik schoot in de lach om de situatie en om zijn verschrikte gezicht. ‘Bedankt Mike. Lekker fris in deze hitte.’ Hij begon hard mee te lachen. Vanaf die dag konden we samen prima door één deur.

Soepkip

Ook in het speciaal basisonderwijs zie ik dat humor relativeert. Geestigheid helpt om een minder prettige situatie positief om te buigen. En in verbinding met de leerling te blijven.
Daarvan is Marieke een mooi voorbeeld. Ze was erg boos en gefrustreerd geraakt. Geen land mee te bezeilen. Wat haar voor de voeten kwam, kreeg een schop. Zo kon ze niet mee naar mijn kamer. Ik ging bij haar in de rustruimte van de klas zitten. ‘Ik ben woedend hoor. Als ik soep ga koken, gooi ik u er als soepkip in. Hmm. Lekker een soepje van een soepkip.’
Vroeger zou ik echt boos zijn geworden over zo’n opmerking. Maar boosheid had me in dit geval geen stap verder gebracht. Ik vertelde haar dat ze dan pech zou hebben met zo’n soepkip zonder al te veel vlees. Tegen wil en dank moest ze glimlachen en draaide ze langzaam maar zeker bij. Toen kon ze rustig aangeven wat haar zo dwars zat. En zochten we samen naar een oplossing.

Knap van Peter, dat hij me met één grappige vraag een spiegel voorhield

Wesp

Ander voorbeeld. Peter koos ervoor om te zwijgen over wat er in de klas was gebeurd. Ik wilde het graag weten en bleef, ondanks de signalen die hij gaf van zijn oplopende irritatie, maar peuteren. Toen hij eindelijk begon te praten, wreef ik stiekem in mijn handjes. Ha, eindelijk had ik hem zover. Toch weer gelukt!
Hij stelde me een vraag: ‘Wat is het verschil tussen een wesp en juf Mettie?’ Ik was zeer benieuwd. ‘Nou kijk, van een wesp heb je alleen in de zomer last en van juf Mettie het hele jaar.’
Peter hield me een spiegel voor. Daarin zag ik een leerkracht die op een drammerige manier probeerde haar eigen gelijk te halen. Knap van hem om dat met één grappige vraag te laten zien.
Humor neemt het probleem serieus, maar belicht de zaken van de andere kant. En geeft luchtig een duwtje in de goede richting.

Terug naar overzicht