• Thema-artikel
Thea Kool

Móét ik toetsen?

persoonlijk verslag van een intern begeleider

‘Als intern begeleider ben je toch vooral bezig met toetsen’, zei een collega onlangs tegen me. Die zin blijft in mijn hoofd hangen. Klopt dat? Draait het in mijn werk vooral om toetsen? En, zijn die dan zo fout? Tijd voor reflectie.

‘Nee hoor, in mijn werk draait het niet om tóétsen, het draait om léérlingen!’ Dat is wat ik fel wil zeggen. Ik houd me in, maar voel een sterke behoefte me te verdedigen. Waarom eigenlijk?

Als ik wat rondstruin op internet is het al snel duidelijk. ‘De toets is een doel op zich geworden, in plaats van een middel om een doel te bereiken’, lees ik. En: ‘Het leerproces van de leerling komt in het gedrang, omdat het curriculum versmalt en er alleen getraind wordt voor een toets.’ Is dat zo? Móéten we toetsen? Voor de overgang naar het voortgezet onderwijs, voor ons samenwerkingsverband, voor de inspectie, voor mij als ib’er?

Buikpijn

Waarom associeert mijn collega “toetsen” met mij als ib’er? Ergens snap ik dat wel. Ik zie mezelf, eind januari, achter mijn bureau zitten. Op mijn scherm staan de cijfertjes van de afgenomen Cito’s. Ik bekijk ze grondig. Wat valt op? Straks heb ik leerlingbespreking met de leerkracht. Als een van de kinderen ineens zwak scoort, wil ik wel weten wat er aan de hand is. Maar ook als een ander steeds heel hoog scoort: is hij dan nog wel aan het leren? De toetsresultaten gebruik ik om in gesprek te gaan. Moet elke leerling een hoge score hebben? Welnee. Als leerlingen maar groeien ten opzichte van zichzelf.

Nou ja… dat is niet helemaal waar. Soms had ik – toen ik zelf nog voor de klas stond – na Cito’s ook een beetje buikpijn: stel je toch eens voor dat mijn hele klas heel zwak scoorde… dan had ik toch echt iets verkeerds gedaan. Maar wacht even: hád ik dan wat verkeerd gedaan? Of was mijn klas gewoon wat zwakker op bepaalde onderdelen? En lag dat dan aan mij als juf? Nee toch?

Maar terug naar nu. Ik moet iets bekennen. Stiekem houd ik wel van al die cijfertjes. Analyses boeien me. Als ib’er kijk ik niet alleen naar de resultaten per leerling. Maar ook naar hoe een groep zich door de jaren heen ontwikkelt. En ik leg de gegevens van bijvoorbeeld groep 4 van dit jaar naast de cijfers van voorgaande groepen 4. Daarmee moet ik ook oppassen. De ene groep is de andere niet.

'Toetsresultaten gebruik ik om in gesprek te gaan'

Beperkingen

Draait het in mijn werk dan tóch om toetsen? Wat is een toets eigenlijk? Opnieuw raadpleeg ik internet – daar stuit ik op de brochure Toetsen op school van Cito1. Ze vertellen dat een leerkracht twee ‘dagelijkse vormen van evaluatie’ gebruikt. Allereerst stelt hij of zij aan leerlingen vragen of observeert hoe een leerling een opgave oplost. Dat geeft informatie over wat het kind beheerst en wat hij nog moet leren. Daarnaast neemt een leerkracht methodegebonden toetsen af.

Maar, schrijft Cito, deze twee vormen hebben beperkingen, omdat ze subjectief en persoonsgebonden zijn. Want wanneer spreek je bijvoorbeeld over actieve betrokkenheid van een leerling bij een kringgesprek? En wanneer is dat (on)voldoende?

Vervolgens legt Cito uit dat er methodeonafhankelijke toetsen zijn ontwikkeld. Die zijn objectief en niet-persoonsgebonden. Cito wil met zo min mogelijk toetsvragen zoveel mogelijk informatie over de vaardigheid van een leerling verzamelen. Wat een klus om een goede toets samen te stellen.

Afwijken

Nu snap ik het. Op internet gaat het alleen om toetsen bij een methode of toetsen van Cito. Maar een observatie is ook een “toets”. En observeren doe je als juf of meester continu. Je wilt weten wat een leerling beheerst en wat hij nog mag ontwikkelen. Je wilt hem immers zo goed mogelijk onderwijs geven.

En als ib’er? Ja, ik heb die observaties en toetsgegevens ook nodig. De leerkracht bespreekt een leerling alleen bij mij als er “iets” opvalt, wat welbevinden, gedrag of resultaten betreft. Wanneer valt “iets” op? Precies: als het afwijkt van “normaal”. En wat is “normaal”? Het kringetje is rond: daarvoor zijn observaties, observatiesystemen of toetsen nodig. Vergelijking met een standaard.

Houtgravure

Dinsdagmiddag. Vanochtend sprak ik ouders, observeerde ik een leerling in groep 5, beantwoordde ik mailtjes van een ambulant hulpverlener en een orthopedagoog en sprak met de teamleider over een nieuwe aanmelding. Nu heb ik onderwijsteamvergadering. Samen met specialisten binnen school spreken over ons onderwijs. Ook het “schoolpaspoort” komt aan de orde. Wat kenmerkt onze school? Mooie gesprekken volgen. ‘Vanuit Gods Woord, gericht op ieder kind.’ Dat is wat we willen. Maar hoe geef je dat gestalte?

Een paar uur later. Ik loop terug naar mijn kamer. Mijn oog valt op de houtgravure die in de zaal hangt. De geschiedenis van het bloed aan de deurposten. Veilig achter het bloed! Wat een voorrecht om christelijk onderwijs te mogen geven en daar als ib’er, vooral indirect, een steentje aan bij te dragen. De leerlingen heenwijzen naar het Lam.

Draait het in mijn werk om toetsen? Nee, om goed onderwijs voor ieder kind. Die toetsen gebruik ik alleen als middel om het onderwijs te evalueren. Steeds weer wil ik het doel voor ogen houden. Van toetsen én van onderwijs.

‘Geen ontwikkeling als welbevinden achterblijft’

Anja Walhout is intern begeleider op SBO De Akker te Sliedrecht. Hoe kijkt zij aan tegen toetsen?

‘Het welbevinden van het kind staat bij ons bovenaan. Is dat niet goed, dan zie je vaak ook geen ontwikkeling. Toetsen nemen daarom een kleine plaats in binnen het SBO.

Sommigen denken dat we binnen het SBO minder opbrengstgericht werken. Dat is niet zo. Wel hechten we binnen het SBO relatief meer waarde aan dagelijkse lessen en methodetoetsen dan aan Cito’s. Veel kinderen hebben namelijk door hun leervermogens of beperking moeite met inzicht.

Toetsen zijn voor ons een hulpmiddel om de ontwikkelingen van kinderen te volgen en kleine vooruitgangen te vieren. We stellen prognoses op en kijken of een kind zich voldoende ontwikkelt, passend bij zijn uitstroomniveau. De analyse van de toetsen gebruiken we weer om een vervolg te geven aan het onderwijsaanbod.’

Terug naar overzicht