• Thema-artikel
Peter van Olst

Vreugde als beste didactiek

Augustinus leert leraren blijmoedigheid en leerlingen aandacht

Over goede didactiek bestaan eindeloos veel raadgevingen. Maar, zegt Augustinus, alles staat of valt met oprechte vreugde. Die komt van de Heilige Geest en is een genade die de donkerte van menselijke sleur en verveling doorbreekt. Hilaritas maakt van een leraar een blijmoedige gever.

In de adviezen van kerkvader Aurelius Augustinus (354-430) aan leraren speelt het begrip hilaritas (letterlijk: blijmoedigheid) een cruciale rol. Om dit begrip goed te begrijpen, is het zinvol om eerst zorgvuldig naar de kant van de leerlingen te kijken. Daar komen de didactische vragen tenslotte vandaan, zowel bij diaken Deogratias die ze in eerste instantie aan de kerkvader stelde, als bij leraren van overal en altijd. Hoe krijg je de leerlingen in de goede stand? Hoe zorgen intrinsieke en extrinsieke motivatie ervoor dat ze aandacht krijgen voor de leerstof?

‘Mensen-kijken doe je alleen voor zover het helpt om die mensen om er zelf beter door te kunnen handelen’

Thomas van Aquino

Curiositas

Veel leraren zouden allang blij zijn als hun leerlingen nieuwsgierig het klaslokaal binnenkwamen. Maar Augustinus is daar niet tevreden mee. Curiositas heeft in zijn taalgebruik bepaald geen positieve klank. ‘Bij het bestuderen van de schepselen moeten we niet gedreven worden door lege en vluchtige nieuwsgierigheid’, zegt hij ergens. ‘Maar we zouden altijd moeten opklimmen tot de onsterfelijke en blijvende dingen.’ Nieuwsgierigheid leidt tot opgeblazen kennis (1 Kor. 8:1) en biedt ruimte aan bijgeloof en onredelijkheid, aan te grote uitspraken en waanideeën. Augustinus zelf was in zijn jonge jaren op die opgeblazen wijze met kennis bezig. Hij werd opgeleid tot retor en ontdekte dat hij met de kracht van woorden en argumenten schijnwerkelijkheden kon scheppen.
Maar schijn is geen zijn en brengt het rusteloze hart van een mens niet tot bedaren. Als leraar maakt Augustinus zeker gebruik van zijn opleiding in de filosofie en de retorica, maar valt hij niet te begrijpen zonder kennis te nemen van zijn bekering. Ware vreugde vond hij ‘niet in brasserijen en dronkenschappen’, maar in ‘de Heere Jezus Christus’ (Rom. 13:13-14).
De grote middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino werkt de veroordelende wijze waarop Augustinus over curiositas spreekt verder uit. Bij hem staat dit voor onmatigheid in het streven naar intellectuele en zintuiglijke kennis. Het is waarnemen zonder verzadigd te worden, omdat het niet gericht is op het zoeken van God of de verwondering over Zijn schepping. Wat hij daarover zegt, doet denken aan modern zapgedrag of het eindeloos scrollen langs allerlei sites en beelden. De onverzadigbaarheid zit hem daarbij in de mens zelf – in zijn rusteloze hart.

Studiositas

Thomas van Aquino stelt daartegenover het begrip studiositas. Dat is: leergierigheid. Leergierige leerlingen hebben een doel. Ze zoeken geen kennis zoals de mannen van Atheense Areopagus die zochten – alleen om ‘wat nieuws te zeggen en te horen’ (Hand. 17:21). Hun doelstelling is edelmoedig, zoals bij de mannen van Beréa (Hand. 17:11). Die onderzochten om te kunnen geloven. Studiositas legt het ongebreidelde hart aan banden en focust op wat er te doen staat. Mensen-kijken, zegt Thomas van Aquino, doe je alleen voor zover het helpt om die mensen te helpen, óf om er zelf beter door te kunnen handelen.
Net als Augustinus is het Thomas van Aquino er uiteindelijk om te doen dat de mens tot zijn doel komt. In God vindt het menselijke hart rust. Het onderzoeken van de werkelijkheid is het onderzoeken van de door Hem geschapen orde. Ondanks de zondeval wil Hij daarin gediend worden met de talenten die Hij heeft gegeven. Zondaren zijn doelmissers, maar mensen die door genade de Heere dienen, komen tot hun bestemming. Respect voor het geschapene en liefde tot God en de naaste staan daarbij centraal. Daarin is waar, blijvend geluk gelegen.

‘Spreek leerlingen aan in hun verlangen’

Simone Weil

Hilaritas

Wat Augustinus voor leraren in petto heeft, sluit hierop naadloos aan. Je kunt allerlei didactieken bestuderen en beoefenen, maar het belangrijkste is dat respect, liefde, verwondering en vreugde worden vóórgeleefd. Wat Deogratias als jonge godsdienstonderwijzer uit Carthago miste, lag niet op het vlak van kennis of praktische kunde. Augustinus wil meer vuur, hoop en gunning bij hem zien. Daarbij wijst hij hem op twee Bijbelteksten waarin het Griekse woordje hilarós voorkomt. In Romeinen 12:8 gaat het om de barmhartige (Deogratias was diaken) die uitdeelt in blijmoedigheid. In 2 Korinthe 9:7 gaat het om de blijmoedige gever.
Blijmoedig geven dus, als kern van goed onderwijs aan leerlingen tussen curiositas en studiositas. Hoe kun je leerlingen warm maken voor het dienen van God en de naaste in een moeilijke, door de zonde gebroken wereld? Door zelf de vreugde uit te stralen van deze dienst. Die haal je niet uit jezelf, maar die komt bij God vandaan. Het is de gift van oprechte verwondering over de natuur en over de genade. Om die gift te krijgen en levend te houden, is gebed nodig. Gebed richt de aandacht op God en Zijn werkelijkheid, zegt de Joods-Franse filosofe Simone Weil in reactie op de inzichten van Augustinus.
Je moet leerlingen niet in de eerste plaats trainen in wilskracht, meent Weil, maar hen aanspreken in hun verlangen. De verlangens van het hart gaan aan willen en denken vooraf. Augustinus is de theoloog van het hart, omdat hij de mens kenschetst als een begerend wezen. Een leraar die vol is van zijn vak en liefde voor zijn leerlingen wekt verlangens naar het goede en het schone op. ‘Het is zo dat we inderdaad een veel dankbaarder gehoor krijgen als we ook zelf plezier hebben in wat we doen. De rode draad van ons spreken wordt beïnvloed door ons eigen genoegen: de woorden komen er gemakkelijker uit en ze worden sneller opgenomen.’

Verder lezen:

Terug naar overzicht