Partnerschap kerk en school cruciaal voor christelijk onderwijs
‘Samenwerking tussen kerk en school is cruciaal om de jeugd Bijbels onderwijs te kunnen geven’, schreef de VGS in 2016. Nu de onderwijsvrijheid steeds meer druk komt te staan, is een hechte relatie des te belangrijker. Hoe staat het ervoor met de coöperatie? En hoe die te versterken?
‘Wat de kerk plant, rukt de school weer uit.’ Die recente uitspraak van een ouderling is weliswaar niet exemplarisch voor de huidige band tussen beide instituties, maar drukt wel uit dat er iets te verbeteren valt. En het begon zo goed: op veel plaatsen waren kerken de drijvende kracht achter de oprichting van christelijke of reformatorische scholen. Veel schooloprichters waren bezield door het Driestarideaal: de school is er ten dienste van kerk, gezin en overheid.
Mede door ontwikkelingen als schaalvergroting en scheiding van bestuur en toezicht zijn kerken in de laatste decennia meer op afstand van het (primair) onderwijs komen te staan. En hoewel de band tussen kerk en school op veel plaatsen goed is, zijn er ook serieuze zorgen.
Wie zijn oor te luisteren legt, hoort bijvoorbeeld dat kerken en scholen wel óver elkaar praten, maar niet mét elkaar. Ja, er zijn contacten, maar van echte ontmoeting, openheid en eerlijke feedback is geen sprake.
Eén-op-één vinden soms goede gesprekken plaats tussen kerkenraadsleden en schoolleiders. Over en weer is er dan begrip en inlevingsvermogen. Maar zodra de ambtsdrager terug is op het kerkelijk erf, is daarvan niets meer te merken. Dan ontstaat er weer afstand en prevaleert het kerkelijk groepsgevoel.
Waar kerken dominant kunnen zijn (wij zullen wel even vertellen hoe het moet), trekken scholen zich soms terug in een ivoren toren (wij zijn autonoom en hebben geen zin om ons te moeten verdedigen).
De kerkelijke verdeeldheid en toenemende polarisatie in de christelijke gezindte zadelt scholen met problemen op: hoe om te gaan met groeiende dogmatische verschillen en met uiteenlopende opvattingen over bijvoorbeeld Bijbelvertaling, kledingregels en liedkeuze?
Kerken op hun beurt zien scholen schipperen om de boel niet op de spits te drijven en maken zich zorgen over de koers.
Last, but not least: scholen lopen er tegenaan dat sollicitanten uit de achterbankerken niet benoembaar blijken omdat ze de grondslag van de school niet (meer) delen. Kerken maken zich op hun beurt zorgen over leer en leven van schoolpersoneel – dat zijn immers dé identiteitsdragers.
Ontwikkelingen als schaalvergroting en scheiding van bestuur en toezicht zorgden voor verwijdering
Verlegenheid
Deze opsomming geeft een somber beeld. Maar dit is niet het hele verhaal. Het besef dat kerken en scholen elkaar nodig hebben, groeit de afgelopen jaren weer. Betrokkenen zoeken elkaar vaker op. Hun bereidwilligheid om samen op te trekken, gaat echter gepaard met verlegenheid: we willen wel meer voor elkaar betekenen, maar hoe dan?
Dát een goede relatie tussen kerk en school meer dan ooit essentieel is, staat in deze tijd van secularisatie en individualisering buiten kijf. ‘Dat belang wordt groter naarmate de wettelijke bescherming [van onderwijs op godsdienstige grondslag] veranderen zal’, staat in de VGS-brochure Relatie kerk & school uit 2016.
De weerstand bij politiek en samenleving jegens opvattingen van orthodoxe christenen over bijvoorbeeld ethische onderwerpen groeit. Leerlingen van reformatorische scholen komen terecht in een samenleving met een andere (liberale) moraal dan ze thuis, in de kerk en op school meekrijgen. Dat vraagt om een veilig opvoedings- en onderwijsklimaat – en daarvoor is eenheid tussen genoemde instituties rond de kinderen cruciaal.
Verdeeld huis
Wat reformatorische kerken en scholen bindt – zeker ten opzichte van de ontkerstende maatschappij – is veel meer dan wat hen scheidt. Een huis dat tegen zichzelf verdeeld is, kan niet bestaan: wees voorzichtig met het (publiek) uitvergroten van onderlinge verschillen. Dat helpt leerlingen ook niet om zich voor te bereiden op participatie in de samenleving vol andersdenkenden.
Dat laat onverlet dat kerken en scholen onderscheiden verantwoordelijkheden en posities hebben: scholen zijn geen filialen van kerken. Idealiter ondersteunen en versterken ze elkaar. Die samenwerking staat of valt met wederzijds vertrouwen. En met open en eerlijke communicatie.
Echt contact komt eerder tot stand in kleine groepjes dan tijdens grootschalige bijeenkomsten
Een structurele gesprekkencyclus helpt een veilige sfeer te scheppen, zodat er ruimte komt om gevoelige thema’s te agenderen. Kritiek is dan ook welkom, maar wel rechtstreeks en niet via de krant of een synodeverslag.
Echt contact en verbinding komt eerder tot stand in kleine groepjes – met een handvol vertegenwoordigers van plaatselijke/regionale kerken en de school – dan tijdens grootschalige bijeenkomsten. De kunst is vervolgens wel om elkaar niet los te laten (of, erger: te laten vallen) zodra het samenzijn is afgelopen.
Onontbeerlijk is een goede relatie tussen predikant(en) en bevoegd gezag. Persoonlijke betrokkenheid van dominees laat zien dat zij veel belang hechten aan het onderwijs. Omgekeerd kunnen predikanten invloedrijke ambassadeurs en strategische steunpilaren zijn voor schoolbestuurders.
De band tussen kerk en school is erbij gebaat als ambtsdragers zich regelmatig op school laten zien, bij de weekopening of tijdens een gastles. Omgekeerd kunnen schoolleiders acte de présence geven bij kerkelijke vergaderingen: een bestuurder uit de Gereformeerde Gemeenten zou bijvoorbeeld de synode kunnen bezoeken als die spreekt over het werk van het deputaatschap Kerk, Gezin, Jeugd en Onderwijs.
Eén lichaam
Kerkelijke verdeeldheid en polarisatie in eigen kring kan de school niet verhelpen. Dat valt buiten haar cirkel van invloed. Wel kan zij haar eigen positie helder markeren, uitgaande van de grondslag en haar ontstaansgeschiedenis. Dat schept intern helderheid (naar medewerkers, leerlingen en ouders) en naar buiten (naar kerken).
Ondanks de verdeeldheid en de onderscheiden posities van ambtsdragers en onderwijsmensen zijn ware christenen in beide verbanden elkaars leden, die één lichaam vormen in Christus (Rom. 12). Dat schept een onverbrekelijke band. En brengt een opdracht met zich mee: bidt voor elkander (Jak. 5).
De VGS-brochure Relatie kerk & school – met extra aanbevelingen om ontmoeting en gesprek tussen beide gremia te bevorderen – is op te vragen via secretariaat@vgs.nl.
Geloof en kennis helpen bij omgaan met verschillen
Verbinding aan het christelijk geloof, een sterke eigen overtuiging, zelfkennis, kennis van de Bijbel en van verschillen in christelijke kring: die factoren bepalen in hoge mate of startende leraren goed kunnen omgaan met kerkelijke en theologische verschillen op hun school en in hun klas. Daarnaast is het fijn als ze een open houding hebben (kunnen luisteren), gesprekken kunnen voeren (goede vragen stellen) en onderscheid kunnen maken tussen hoofd- en bijzaken.
Dat blijkt uit een onderzoek dat Hanna Markus, Daniël Bos en Bram de Muynck van onderzoekscentrum Driestar educatief momenteel doen naar leraren en religieuze diversiteit.
Meer kennis vergaren over diversiteit in Bijbels licht, over verschillen binnen het christelijk geloof en hoe die zich in de kerkgeschiedenis hebben ontwikkeld, helpt leraren steviger in hun schoenen te staan bij meningsverschillen over bijvoorbeeld films kijken, zondagsbesteding of het afbeelden van de Heere Jezus.
Werkervaring helpt ook mee: na verloop van tijd weten leraren beter raad met situaties waarin hun persoonlijke mening botst met die van ouders, leerlingen of van de school. Eerst vinden ze het soms best spannend om te zeggen wat op hun school wel of niet kan. Ze houden zich dan wat op de vlakte. Verschillen tussen leerlingen negeren ze regelmatig.
Van lieverlee echter durven ze daarover vaker het gesprek aan te gaan. Maar dat blíjft spannend, want veel leraren willen én alle kinderen een veilig klimaat bieden waarin zij zich kunnen uiten én rekening houden met het schoolbeleid en hun eigen overtuigingen. Ze willen ook niet tussen de ouders en de leerlingen in komen te staan.
De pabo kan aankomende leraren helpen beter te kunnen omgaan met religieuze diversiteit in eigen kring. De hogeschool is daarvoor zelf een oefenplaats, waar een open klimaat moet zijn met aandacht voor verschillen. Daarnaast draagt de opleiding bij aan verwerving van eerdergenoemde kennis. Ook is het belangrijk om in de lerarenopleiding met concrete casussen en vraagstukken aan de slag te gaan.