• Thema-artikel
Kees de Groot

Betrokken burgers kweken

Kabinet zet scholen in voor waardenoverdracht en versterking van de democratie

Burgerschapsonderwijs staat volop in de belangstelling. Waar hebben we het dan over? En waarom is er nu zoveel aandacht voor?

Burgerschapsonderwijs staat volop in de belangstelling. Waar hebben we het dan over? En waarom is er nu zoveel aandacht voor?
Burgerschap omschrijven is zoiets als liefde definiëren: niet te doen. In Nederland hebben we namelijk veel vrijheid om zélf te bepalen wat een goed burger is. De een benadrukt dit, de ander dat.
Burgerschapsonderwijs samenvatten blijkt net zo lastig. ’t Is wel vaak geprobeerd. Voor historicus James Kennedy bijvoorbeeld gaat het ‘vooral om het motiveren van leerlingen om de samenleving iets beter te maken dan ze nu is.’
De essentie van burgerschapsonderwijs is volgens pedagoog Gert Biesta ‘het verlangen wekken om echt democratisch te leven, dus nooit jezelf in het centrum te plaatsen, maar altijd begrijpen dat er een wereld buiten jou is die ook een stem heeft.’
Minister Slob (Onderwijs) voegde daar in een lezing aan toe dat burgerschapsonderwijs ‘ook is: je eigen geschiedenis kennen, net als die van anderen (…), en ontdekken wat vooroordelen met je doen.’ Hij benadrukte dat scholen en docenten over de invulling van dat onderwijs gaan, ‘want de onderwijsinhoud is bij hen in heel goede handen.’

Eigen belang

De meningen over wat burgerschapsonderwijs is, mogen verschillen, één ding staat vast: het raakt aan de grondslag van de school en daarmee aan haar visie op mens en maatschappij.
Voor christelijke scholen geldt dat ze kinderen vanuit een Bijbelse zienswijze planmatig voorbereiden op deelname aan alle verbanden waarin God hen plaatst. Daaronder valt participatie in onze pluriforme, multiculturele samenleving.
Ze leren hun het Woord van God concreet gestalte te geven in een christelijke levenshouding. En ook dat ze niet hun eigen belang als uitgangspunt nemen, maar zelfstandig en actief verantwoordelijkheid dragen voor de belangen van de gemeenschap in en buiten de school.
Burgerschapsonderwijs gaat, kort samengevat, om kennis (zoals: weten hoe de democratie werkt), vaardigheden (denk aan: je mening kunnen vertolken) en houdingen (bijvoorbeeld: hoe ga je respectvol met een ander om?). Het richt zich dus op de hele mens, en draagt daarmee ook bij aan persoonsvorming.

Kleur

Burgerschapsonderwijs is van alle tijden: scholen zijn altijd gericht geweest op de vorming van leerlingen van nieuwsgierige kleuters tot betrokken burgers. Dat dit soort scholing de laatste tijd zo nadrukkelijk in de belangstelling staat, heeft te maken met maatschappelijke ontwikkelingen.

Door de secularisatie (1) is het christendom voor velen weggevallen als bron van waarden en normen en als verbindend element tussen bevolkingsgroepen. Ook talloze scholen zagen hun kleur vervagen. Ze missen een duidelijk, richtinggevend kader. De overheid springt via het burgerschapsonderwijs in dat gat: zo legt het kabinet wettelijk vast welke basiswaarden alle Nederlanders met elkaar moeten delen (zie kader).

Als gevolg van individualisering (2) zijn burgers steeds meer gericht op hun eigen belang en minder op het algemeen belang. Ook neemt de binding van jongeren met de samenleving af. Clubs, verenigingen en politieke partijen lopen leeg. De scheidslijnen in de samenleving tussen rijk en arm, hoog- en laagopgeleid verdiepen zich.
Daarnaast is de bevolkingssamenstelling door de komst van arbeidsmigranten en vluchtelingen flink veranderd (3). Zij brachten ook een andere godsdienst mee (de islam). Ze hanteren andere waarden en zijn niet geworteld in onze tradities en gebruiken. Sommige radicalen zetten zich zelfs af tegen onze cultuur en de democratische rechtstaat.

En als gevolg van polarisatie (4) lopen de spanningen op: meningsverschillen verharden, veel Nederlanders klagen over een gebrek aan respect en fatsoen.
Globalisering (5) speelt ook een rol: wereldwijde ontwikkelingen beïnvloeden het leven hier, omgekeerd heeft onze manier van leven elders impact.

Los zand

Het kabinet ziet die ontwikkelingen ook en wil via de nieuwe burgerschapswetgeving voorkomen dat de samenleving als los zand uit elkaar valt en dat de democratie wordt ondermijnd. Daarom schakelt de regering scholen in om te werken aan meer onderlinge verbinding, duidelijkheid over gedeelde waarden en actieve betrokkenheid bij de maatschappij.

Omgekeerd geeft de wet de overheid extra middelen in handen om te toetsen of scholen zich houden aan de grondwaarden van onze samenleving en om antidemocratisch en extremistisch onderwijs aan te pakken. Scholen die niet of onvoldoende aan burgerschapsonderwijs doen, krijgen te maken met de inspectie. Dat kan zelfs leiden tot stopzetten van de bekostiging en schoolsluiting.

‘Onderwijsinhoud is bij docenten in heel goede handen’

Arie Slob

Zie ook:
https://slo.nl/thema/meer/burgerschap/
https://wij-leren.nl/burgerschapsvorming.php · https://prodemos.nl/nieuws/nieuw-handboek-burgerschap/

Kompas voor scholen

Actief burgerschap en sociale integratie bevorderen is sinds 2006 wettelijk verplicht voor scholen. Dat komt niet goed van de grond, vindt het kabinet. Daarom heeft minister Slob vorig jaar een wetsvoorstel ingediend om de burgerschapsopdracht van de school te ‘verduidelijken’.

Die wet moet ‘een kompas bieden’ aan scholen door de gemeenschappelijke kern van het burgerschapsonderwijs te verankeren. Alle scholen moeten:
• bij hun leerlingen respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtstaat en de mensenrechten ontwikkelen. [Denk aan: vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, verdraagzaamheid, autonomie, afwijzen van discriminatie; KdG.]
• en hun leerlingen sociale en maatschappelijke competenties bijbrengen die hen in staat stellen om deel uit te maken van en bij te dragen aan de samenleving.

Hoe scholen dat doen, mogen ze grotendeels zelf bepalen. Zolang ze maar niet discrimineren. Hun visie op burgerschapsonderwijs, hun aanpak daarvan en de opbrengsten moeten scholen beschrijven in hun schoolplan en schoolgids. Ook moeten ze zorgen voor een schoolcultuur waarin iedereen handelt conform de basiswaarden en waarin leerlingen ervaring kunnen opdoen met de omgang met die waarden.

Voetnoot:

De Tweede Kamer zou dit najaar met Slob in debat gaan over zijn wet. Zie vgs.nl/nieuws voor actuele berichtgeving daarover.

Kernnoties voor een christelijke visie

Opvoeding, en dus ook burgerschapsvorming, begint bij ouders. Maar het is tevens een kerntaak voor de (reformatorische) school. Juist nu leerlingen opgroeien in een post-christelijke samenleving is het van belang dat ze weten wie ze zijn, waar ze voor staan en hoe ze zich staande kunnen houden.

Wat betekent dat voor christelijk burgerschapsonderwijs? Enkele kernnoties op een rij:

  • Liefde tot God en de naaste, kennis van Christus als persoonlijke Zaligmaker en de verwachting van de toekomende wereld bepalen de manier waarop een christen zich verhoudt tot het aardse bestaan. Hij reist als pelgrim en rentmeester door de tijd naar de eeuwigheid.
  • Een christen is in de wereld, maar niet van de wereld: hij is actief betrokken op de samenleving maar mijdt wereldgelijkvormigheid.
  • Kinderen leren Bijbelse principes, waarden en normen in woord en daad gestalte te geven, waarbij ze de Tien Geboden als richtsnoer hanteren.
  • - Burgerschapsonderwijs:

    o sluit aan op opvoeding, toerusting en vorming die leerlingen thuis en in de kerk krijgen;
    o draagt bij aan identiteitsontwikkeling;
    o maakt leerlingen geestelijk weerbaar en bewust van hun rechten en plichten;
    o past bij de identiteit en de specifieke lokale context van de school;
    o is nationaal én internationaal georiënteerd: leerlingen weten zich verbonden met Nederland en met christenen wereldwijd;
    o brengt leerlingen in contact met anderen en hun ideeën;
    o doordesemt alle vakken, maar krijgt ook specifiek aandacht;
    o staat of valt met de leraar: die is identificatiefiguur en moet voorbeeldgedrag tonen.

Voetnoten:

Terug naar overzicht