• Thema-artikel
Niels de Jong

De klas de baas door krachtig gedrag

De klas de baas door krachtig gedrag

Welk vak je ook geeft en op welke school je ook werkt, iedere leerkracht moet een goed leerklimaat scheppen in zijn of haar klas. Alleen een vaardige leerkracht krijgt dat voor elkaar. Wat moet zo’n leerkracht kunnen en kan iedereen dat leren?

Leerkrachten van alle tijden en plaatsen proberen een goed leerklimaat te creëren in hun klas. Bij velen van ons kost dat bezwete oksels of zelfs tranen met tuiten. Ieder jaar weer proberen we de juiste aanpak te vinden. Ieder jaar moeten we onze werkwijze afstemmen op een unieke klas met nieuwe puzzels. Soms lijkt geen kruid gewassen tegen ongewenst gedrag en zakken we iedere week verder in een moeras van negativiteit. Dan duurt een schooljaar lang en is het werk zwaar. Als het wel lukt, is de goede sfeer een heerlijke beloning op ons werk. Kinderen en leerkrachten ontmoeten elkaar met een lach. In zo’n goed gevormde groep worden onderwijsdromen werkelijkheid. Emeritus hoogleraar Theo Wubbels maakte er zijn levenswerk van om te onderzoeken wat nodig is voor goed klassenmanagement. In gesprek deelt hij goudklompjes waar hij decennialang naar heeft gegraven.

Wetten
Op de middelbare school ontdekte Wubbels zijn talent voor exacte vakken. Hij studeerde daarom natuurkunde en wilde ook graag met mensen werken. In de jaren 70 werd Wubbels om die redenen natuurkundedocent. ‘De wereld begrijpen door te onderzoeken’ past hij nu toe op een klassiek probleem in het voortgezet onderwijs: klassenmanagement. Net als veel van zijn collega’s kostte het hem moeite om een goed leerklimaat te scheppen: zij bleken hierop niet goed voorbereid te zijn. Enkele jaren later werd hij lerarenopleider en begon hij met collega’s onderzoek te doen naar dit probleem. In de veertig jaar die volgen, observeerde hij legio leraren. Hij keek steeds naar de wisselwerking tussen leerkracht- en leerlinggedrag. ‘Want’, concludeerde hij, ‘interpersoonlijk contact tussen leerkracht en leerlingen bepaalt het klimaat in de groep.’ Om de unieke dynamiek van iedere klas en leerkracht te kunnen observeren en vergelijken met andere klassen en leerkrachten, ontwikkelde hij met Hans Créton een model. Het model is gebaseerd op de Roos van Leary en toepasbaar gemaakt op interactie tussen de leerkracht en leerlingen. Ze noemden het de ‘Interpersoonlijke Cirkel Docent’. Onderzoek toont aan dat de cirkel tijdloos en toepasbaar is in klassen wereldwijd.

Twee dimensies doorkruisen de cirkel: invloed en nabijheid. Ieder gedrag is een unieke combinatie van invloed en nabijheid. Zoals de oneindig verschillende kleuren alle een plek hebben in de regenboog, zo past ook iedere vorm van gedrag tussen leerkracht en leerling ergens binnen de cirkel. Sturend gedrag bijvoorbeeld scoort hoog op invloed en nabijheid en corrigerend gedrag voornamelijk hoog op invloed. Een onzekere leerkracht laat juist gedrag met weinig nabijheid en invloed zien.

Door met wetenschappelijke bril te kijken naar het groepsklimaat ontdekte Wubbels met zijn collega’s wetten waaraan de interactie in veel klassen voldoet: ‘Vriendelijkheid wordt vaak met vriendelijkheid beantwoord en agressie met agressie.’ Sturend of dwingend gedrag van de leerkracht roept meestal volgend gedrag op bij leerlingen; in een goede sfeer heeft één iemand veel invloed en één weinig. Als beiden veel invloed willen hebben ontstaat een conflict.

Vergissing
Onderzoekers in de groep van Wubbels observeerden tal van leerkrachten gedurende een schooljaar. Ze zagen dat de leerkracht vooral in het begin van het jaar veel invloed en nabijheid moet laten zien. Sommige leerkrachten denken dat je vooral streng en afstandelijk moet zijn in de eerste maand. Dat is wat de onderzoekers betreft een vergissing: ‘Je moet óók nabijheid tonen. Dat kan op veel manieren. Doe het op een manier die bij je past: groeten bij de deur, complimenten over kleding, gesprekjes aanknopen of iets over jezelf vertellen.’ Wubbels stelt: ‘Een goede leerkracht laat vooral gedrag uit de rechterbovenkant van de cirkel zien. In de kern is zo’n leerkracht de baas én aardig tegelijk’.
In zijn observaties zag Wubbels ook dat goede leerkrachten nauwelijks straf geven, maar vaak op milde manier corrigeren: ‘Ze reageren onmiddellijk op kleine dingen voordat ze groot worden. Natuurlijk wordt niet elk vergrijp voorkomen en moeten ook goede leerkrachten weleens optreden, maar veel minder dan bij collega’s die het zwaar hebben voor de groep.’ Bij onervaren leraren zag hij het omgekeerde: ‘Ze willen de confrontatie vermijden en doen daarom liever niet te moeilijk. Het ongewenste gedrag wordt dan steeds erger totdat de leerkracht wel móet ingrijpen. Die doet dat dan groot en onvriendelijk. We noemen dat ook wel het fluitketel-effect.’ Voor leerlingen is die uitbarsting niet voorspelbaar. Bij goede leerkrachten is gedrag niet onverwacht; zij laten consistent gedrag zien.
Om bovenstaande te bereiken moet de leerkracht zich professioneel gedragen. ‘Dat betekent soms dat hij een primaire reactie kan onderdrukken. Het kan je natuurlijke reactie zijn om boos te worden of weg te kijken, maar je moet vaak rustig blijven praten en oogcontact houden.’ Je emoties bedwingen en professioneel reageren kost een mens energie. Hebben leerkrachten het dus altijd zwaar? ‘Als het eenmaal gelukt is om een goed leerklimaat te vormen, en de leerlingen weten wat ze aan de docent hebben, hoeft een leerkracht het niet iedere les vol te houden. Hij of zij kan zich dan, op zijn tijd, best een ontevreden mopperbui permitteren’. Ook na het schooljaar heeft de leerkracht nog profijt van zo’n gevormde cultuur: ‘Een leerkracht bouwt dan door de jaren heen een goed imago op. Dat helpt veel. De leerlingen weten vaak al voor de eerste les hoe de leerkracht bekend staat.’

Interpersoonlijke Cirkel Docent

Jolieke de Jong

Pabo’s aan zet
Het is moeilijk om vriendelijk sturend gedrag te tonen op stressvolle momenten. Moeilijk, maar aan te leren. De professor pleit daarom voor training van gedrag op de lerarenopleiding. De gemiddelde pabo doet dat onvoldoende, is zijn ervaring. Hij roept pabo’s op om de praktijk naar voren te halen in de opleiding: ‘Je moet problemen tegenkomen in de praktijk om van de theorie te leren.’
Helaas is er een deel van de studenten die het na goede training niet lukt om professionele interactie te hebben met een klas. Die kunnen beter een ander vak kiezen: ‘Zij moeten dat wel zo snel mogelijk horen en niet pas ná de opleiding als ze zelfstandig voor de klas staan. Iemand moet dat eerder tegen hen zeggen. Wat mij betreft ligt die verantwoording bij de lerarenopleiding.’
Wubbels ontmoette als lerarenopleider ook studenten die zeiden niet te wíllen sturen: ‘Ze bedoelden dan meestal dat ze het niet kunnen.’ En leraren die het nemen van de regie niet bij hun stijl vinden passen? ‘Dan kun je dit werk gewoon niet doen, wat mij betreft. Iedere leraar móet een compliment kunnen geven zonder rood te worden; je móet een leerling in de ogen kunnen kijken, terwijl je zonder te knipperen zegt wat je wil.’

De klas in perceptie van leerlingen
Gedrag van leerkrachten bleek goed meetbaar door leerlingen te bevragen. Ruim een half miljoen ingevulde vragenlijsten liet zien dat leerlingen én leerkrachten het liefst werken in een klas waarin de leerkracht veel nabijheid en invloed laat zien. Opvallend: doorgaans verandert de perceptie van leerlingen gedurende het schooljaar niet veel meer. Als het al gebeurt, dan meestal in de ongewenste richting. Gedurende een loopbaan van een leerkracht is er wél verbetering mogelijk.

Van Tartwijk, J. W. F., Mainhard, M. T., Brekelmans, M., den Brok, P. J., & Levy, J. (2014). Docent-leerling interacties en het sociaal klimaat in de klas.

Terug naar overzicht