Onderwijzen is een ambacht dat in de praktijk geleerd moet worden. Leerkrachten ontwikkelen vaardigheden die alleen in het onderwijs geleerd worden. ‘Het begint met van kinderen houden, hun een leeromgeving bieden en vertrouwen geven, zodat ze kunnen ontwikkelen.’
In de meer dan veertig jaar dat Elly Hoekman op de Abraham Hellenbroekschool in Zwijndrecht werkt, raakt ze ervan overtuigd dat ze het vak in de praktijk heeft geleerd. Ze behoort bij de laatste lichting leerkrachten die een diploma Kleuter Leidster Opleiding School (KLOS) op zak heeft. ‘Op school kreeg ik veel theorie, maar ik kon het soms niet eens goed plaatsen.’ Bovenbouwcollega Martine Terlouw knikt instemmend en nuanceert: ‘Je moet natuurlijk wel bepaalde basiskennis hebben.’
Hoe en waarom
Ooit heeft Hoekman bijvoorbeeld op de opleiding meegekregen hoe ze kinderen in een bepaalde volgorde moet leren vouwen. ‘Ik heb me vroeger nooit afgevraagd waarom dat nodig is.’ Intussen weet ze dat vouwen het ruimtelijk inzicht bevordert en daarom volgens een vaste volgorde aangeleerd moet worden. ‘Het is me destijds misschien wel verteld; dan is het gewoon langs me heen gegaan.’ Nu is ze er meer op gespitst en na zoveel jaren ervaring weet ze waarom ze iets doet. ‘Ik kan het hoe en waarom ook doorgeven aan mijn collega’s.’
‘Het is leuk als anderen mijn vakmanschap zien en dat ook waarderen’
Elly Hoekman
Als pabostudent heeft Terlouw, nu juf bovenbouw en intern begeleider, niet het idee dat onderwijzen een specifiek vak is dat geleerd moet worden. Ze ontdekt in de praktijk dat dit wel degelijk het geval is. ‘In een gesprek met een stagiair dacht ik laatst: o ja, je hebt toch echt een vak. Je doet dit niet zomaar. Het moet in je zitten. Je ontwikkelt vaardigheden die mensen die buiten het onderwijs werken, niet hebben. Het is een ambacht dat je persoonlijk moet leren.’
Vakmanschap
Haar collega vult aan: ‘Als ik voor Koningsdag met mijn groep in een verzorgingshuis ga zingen, vinden zorgmedewerkers het bijzonder dat de kinderen zo goed luisteren naar mijn aanwijzingen. “En wat knap dat ze het hele programma uit hun hoofd kennen”, zeggen ze dan.’ Nuchter constateert ze dat ze door de jaren heen geleerd heeft wat werkt en wat niet. ‘Het is leuk als anderen mijn vakmanschap zien en dat ook waarderen.’
De intern begeleider zegt regelmatig tegen leerkrachten dat ze heel veel dingen al goed doen, maar dat ze nog wel een nuanceverschil aan kunnen brengen. ‘Juist dat nuanceverschil zorgt ervoor dat het gaat lukken met die groep of die ene leerling. Dat is vakmanschap. Iedereen kan een spijker in de muur slaan, maar alleen een goeie timmerman maakt een mooie tafel.’
Bepaalde tijdens de opleiding aangeleerde vaardigheden blijken klassiekers te zijn. De kleuterjuf laat de kinderen tussen twee lessen in bewegen. De bewegingsliedjes van toen klinken nog steeds door het lokaal. ‘Of het in je handen klappen. Dat heb ik op de KLOS geleerd door van mijn ene hand een kommetje te maken en met de andere daarin te klappen. Zo leer ik het stagiaires ook nog steeds.’
Gegroeid
Leerkrachten kennen, net als hun pupillen, leercurves en leerkuilen. Hoekman vertelt dat als ze onder in de leerkuil zit, dat meestal samenhangt met administratieve rompslomp. ‘Vroeger speelden kleuters veel. Nu moet ik doelen stellen in spel en in de hoeken in plaats van alleen maar in de werkjes.’ Dat vraagt een omschakeling in denken en in handelen. ‘Handelingsgericht werken, daar kan ik nog in leren. Ik observeer scherp en doe de goede dingen, maar het moet wel ergens genoteerd staan.’
‘Het is een ambacht dat je persoonlijk moet leren’
Martine Terlouw
Terlouw merkt dat ze gegroeid is in het aanspreken van leerlingen met ingewikkelder gedrag. Eerder wist ze niet zo goed hoe ze daarmee om moest gaan. Ze probeerde dan dit en dan weer dat. ‘Nu heb ik geleerd de juiste toon aan te slaan. Het is prachtig om zo’n kind te laten groeien, ook in gedrag. Dat vind ik echt heel leuk.’ Ze is zich ervan bewust dat ze in voorgaande jaren te lang gewacht heeft om hulp te vragen. ‘Ik voel me nu minder onzeker, doordat ik uit ervaring weet wat normaal gedrag is en wat niet.’
Meekijken
Beide leerkrachten hechten waarde aan een goede sfeer onder de collega’s. Een prettige sfeer motiveert en geeft ruimte om onderling over belangrijke, lastige en mooie zaken te kunnen sparren en spuien. Het vraagt volgens de intern begeleider wel de moed om jezelf kwetsbaar op te stellen: ‘Ik heb moeite met de leswisseling. Wil jij eens meekijken?’ Haar collega geeft aan dat het belangrijk is te weten waar je kracht zit, om die in te zetten op een manier die bij je past. Anders gebruik je een foefje en dat voelen kinderen haarscherp aan. ‘Iedere leerkracht brengt zijn eigen persoonlijkheid mee de groep in.’
De juffen vinden ook het contact met ouders belangrijk. Terlouw: ‘Met elkaar bedenken wat er nodig is voor het kind om bij stagnatie verder te ontwikkelen. Wat is er aan de hand en hoe gaan we verder.’ Parro heeft de onderlinge contacten tussen school en thuis geïntensiveerd, is haar ervaring. Dat heeft niet alleen voordelen: ‘Ouders sturen bijvoorbeeld een door het kind vergeten huiswerkblad na. Daarmee nemen ze de verantwoordelijkheid van de kinderen uit handen.’
Hoekman vindt het contact met ouders wezenlijk voor de begeleiding van de kinderen. ‘Op school proberen we voor te leven dat Gods Woord bepalend is voor ons handelen door bijvoorbeeld zorg te dragen voor elkaar. Het is fijn om te merken dat ouders daar thuis ook aandacht aan besteden.’
Samen naar vakmanschap
Meer praktijkervaring opdoen, dat is wat pabostudenten willen. Samen in ontwikkeling (SAM) komt tegemoet aan die behoefte en biedt werkplekleren. Driestar hogeschool en de aangesloten basisscholen zijn samen verantwoordelijk voor het opleiden van de studenten. Aanstaande leraren werken twee dagen per week op een basisschool en volgen daarnaast wekelijks twee dagen college.
Zo wordt de verbinding tussen praktijk en theorie sterker en ontstaan er krachtig leerwerkgemeenschappen: onderwijs als vakmanschap. www.sameninontwikkeling.nl