• Thema-artikel
Gesine Zuijdweg-Slagboom

Inspiratie voor identificatiefiguren

Sonnetten van Ida Gerhardt

Ida Gerhardt (1905-1997), dichteres en docente klassieke talen, schreef Sonnetten van een leraar. De veertien sonnetten zijn inspirerend voor iedereen die te maken heeft met het onderwijs. Gerhardt beschrijft de herkenbare wereld van de school en weet met haar rake omschrijvingen lezers aan te zetten tot reflectie. Voor haar oeuvre ontving ze de hoogste literaire prijs, de P.C. Hooftprijs.

BIECHT

Ruzies met mijn collega's hebben niets om 't lijf.
Ik mag hen graag; vooral de krommen en de scheven.
(ik sta ook trouwens zelf van de gebreken stijf)
Alleen, die éne Streber kan ik niet vergeven.

Mijn rector gunt me veel; en zèlfs wel dat ik ‘schrijf'.
De school gaf ik de beste jaren van mijn leven.
Sòms zeg ik dat ik ga, toch weet ik dat ik blijf.
Alleen, die éne Streber kan ik niet vergeven.

Hij is correct; hij heeft mìj waarlijk niets misdreven.
Maar gruwelijk strooit distels tussen 't kiemend zaad
hij, die maar één beginsel heeft: zijn eigen voordeel.

't Is om dit minne onkruid, dat ik hem zo haat.
Ik werd de laatste tijd toch zachter in mijn oordeel...
Vergeef het mij, ik kan... ik kàn hem niet vergeven!

Opmerking bij de titel ‘Biecht’

De docent als identificatiefiguur is iemand die bereid is tot reflectie op zijn doen en laten. Dit type vragen zal hij stellen: ‘Wat doe ik en waarom doe ik het? Wat zijn mijn doelen en hoe denk ik die te halen?’

Opmerking bij de tweede en derde regel

Aan iedereen mankeert wel iets: niemand is volmaakt. Maar ze is bereid ook zelf in de spiegel te kijken, dat blijkt wel uit de derde regel.

Opmerking bij de laatste regel van de tweede strofe

De lezer-docent ontmoet in dit gedicht zo’n eerlijk mens dat deze als eerste kan vaststellen dat leerlingen ‘eerlijkheid’ in een docent weten te waarderen.

Opmerking bij het woord ‘haat’ (laatste strofe)

De dichteres biecht op dat ze haat! Niet zoals het zo vaak gebeurt: in het vage, abstracte, algemene, maar heel concreet: die docent haat ik. Ze haat de persoon die zijn eigen voordeel nastreeft, terwijl deze de kinderen moet dienen. Dat kan ze uiteindelijk niet verkroppen en niet vergeven. Voor docenten moeten kinderen op de eerste plaats komen. Docent-zijn is dienen!

Opmerking bij de laatste regel

Een bijzondere laatste regel: in een paradox vraagt ze om vergeving vanwege het feit dat ze niet vergeven kan, terwijl ze voelt dat vergeving noodzakelijk is.

De toelichting op de sonnetten is gegeven door Leo Kosten. Hij studeerde Nederlands in Den Haag en Antwerpen. Kosten is docent Nederlands aan het Calvijn College in Goes. Hij is auteur van het boekje Sonnetten van een leraar, waarin hij toelichting geeft op de gedichten en leerlingen laat nadenken over de waarde van Gerhardts poëzie en haar betekenis voor het onderwijs.

TUSSENUUR

Midwinterdag. - De geur van oude jassen,
de gang met kalken licht om in te dwalen;
een schateren - grindstorting - uit een klasse;
en dan hoort men de school weer ademhalen.

Dit is mijn land. Ik zal niet meer verkassen:
Dr I.G.M. Gerhardt, oude talen.
Vergeef mij, God, mijn duizendvoudig falen.
Ik kon dit nimmer in mijn schema passen.

En rebelleerde. - Maar ik ben gezwicht:
Te sterk zag mij mijn werk in het gezicht.
Het is mijn prachtige, mijn hondse baan.

Waar staat van `wandelen voor Uw aangezicht'?
Een tussenuur. In deze geur, dit licht.
Het is mijn arbeid, en Gij ziet mij aan.

Opmerking bij het woord ‘midwinterdag’

Ida gebruikt haar zintuigen om aan te geven dat het hartje winter is: ze ruikt, ziet en hoort.

Opmerking bij het woord ‘kalken’

Geen helder licht, maar gedempt licht.

Opmerking bij de derde regel van de tweede strofe

Ida Gerhardt vraagt om vergeving. De beste docenten hebben soms gevoelens te willen deserteren; Ida wilde het bijvoorbeeld vanwege haar falen. Bij haar streden haar schrijftaak (de poëzie) en haar onderwijstaak (onder andere voor de broodwinning) om voorrang. Uiteindelijk zwichtte ze en aanvaardde ze haar ‘prachtige, hondse baan’.

Opmerking bij de eerste regel van de laatste strofe

Ida nam haar taak als docent op zich omdat die taak haar was opgelegd door God Zelf. Zoals Abraham wandelde voor Gods aangezicht en oprecht moest zijn, zo zag ze zich tijdens een tussenuur staan in de geur van oude jassen en in getemperd licht.

Opmerking bij de laatste regel

Zijn docenten nu anders? Reflecteren ze ook op hun onderwijstaak en willen ze eerlijk zijn, willen ze het kind centraal zetten en doen ze het werk in het besef dat het gedaan wordt voor Gods aangezicht?

Terug naar overzicht