Sam Littel, een stoere puber, hoeft op een schooldag niet lang na te denken wat hij zal aantrekken. In zijn schooluniform, kaki broek en rode trui met V-hals vertrekt hij naar de Ceder, een internationale christelijke school in Boskoop. Net als zijn zusjes Noa en Lina.
‘De Ceder’, vertelt hun moeder Annemieke, ‘is een kleinschalige school die onderwijs op maat biedt voor kinderen van 4 tot en met 18 jaar.’ Een unieke school in Nederland. Niet alleen omdat de kinderen schooluniformen dragen en les in het Engels krijgen, maar ook omdat de kinderen geen klassikale lessen volgen, maar zelfstandig werken in hun offices. De 28 leerlingen die de school telt, werken ieder op hun eigen niveau aan de vakken maths, science, literature, English word building en social studies.
Pro Deo
Vooral opmerkelijk is dat de overheid deze school niet subsidiëert. De ouders dragen zelf de financiële last voor het onderwijs aan hun kinderen. Maar dat niet alleen. Ook het personeel werkt pro Deo. Hoe komen ouders ertoe om in een land waarin de overheid bijzonder onderwijs vergoedt toch te kiezen voor deze school? Annemieke: ‘De Ceder wordt gedreven door één groot verlangen: dat het onderwijs eraan mag bijdragen dat kinderen de Heere lief krijgen en gaan dienen. Dat stempelt het klimaat op de school. En dat sluit sterk aan bij ons verlangen voor de kinderen.’
Bezorgdheid
Zowel vader als moeder Littel zagen met bezorgdheid de tijd tegemoet dat hun kinderen de veilige reformatorische basisschool zouden inruilen voor een grote scholengemeenschap. De leeftijdsfase van 12 tot 18 jaar zien ze als een kritische en kwetsbare periode in het leven van kinderen. Een fase waarin ze gevoelig zijn voor groepsdruk. Een fase waarin hun mening wordt gevormd en identiteitsvorming plaatsvindt. Om zich heen zagen ze kinderen die met plezier naar school gingen soms veranderen in onverschillige jongeren die het normaal lijken te vinden dat school stom is. ‘De Ceder’, legt Annemieke uit, ‘wil functioneren als een kweekkas. Een jong plantje zet je niet meteen in volle grond, maar geef je een beschermde omgeving tot het sterk genoeg is om storm, hitte en regen te verdragen.’
Financiële hobbel
Toen vader Paul Littel hoorde over de Ceder was zijn belangstelling meteen gewekt. Toch was er wel een financiële hobbel te nemen. Zijn inkomen was niet toereikend om alle kinderen zomaar naar de Ceder te doen. Er volgde een periode van gebed. De Heere gaf dat Paul zelfstandig aan de slag kon als installateur. Daarmee werd voor zoon Sam de weg geopend naar de Ceder. Dankbaar zijn de ouders dat het werk zo goed loopt dat dit cursusjaar ook Noa in de brugklas en jongste dochter Lina in groep 3 konden starten. Maar wat als de inkomsten achterblijven? ‘Voor ons is dit een stap in afhankelijkheid. We vertrouwen hierin op de Heere, het ligt in Zijn handen. We leven bij de dag. Tot nu toe hebben we nog niets te kort gehad.’
Dat de school geen overheidssubsidie aanpakt, is een bewuste keuze, legt moeder uit. Daardoor kan de Ceder maximaal werken aan wat de school zélf belangrijk vindt: een expliciet christelijke manier van onderwijs in een kleinschalige, persoonlijke setting.
Karaktervorming en Bijbelkennis
In het curriculum van de verschillende vakken is karaktervorming en kennis van de Bijbel belangrijk, legt Annemieke uit. Ook bij een vak als maths, wat het midden houdt tussen rekenen en wiskunde, staan op pagina 1 van het werkboek doelen die betrekking hebben op persoonsvorming. ‘Lina heeft bijvoorbeeld als leerdoel to learn to do my best. Noa werkt aan flexibiliteit, to know that God changes things through others. Ook leren de kinderen bij ieder vak en ieder boekje een nieuwe Bijbeltekst.’
De kinderen worden intensief begeleid door hun supervisors (hun juffen of meesters). Zij kennen hun leerlingen goed en begeleiden hen in het maken van termgoals. Ze houden hun ontwikkeling bij en delen awards (beloningen) uit als kinderen hun doelen hebben bereikt. Door de kleinschaligheid van de school is oog voor de individuele behoeften van elke leerling goed mogelijk.
Zou Sam niet liever op een gewone middelbare school zitten? ’s Morgens zijn eigen keuzes maken voor de kleding die hij aantrekt? ‘No way!’ is zijn gedecideerde antwoord. En Noa typeert de school op haar eigen bedachtzame wijze: ‘Op de Ceder word je geaccepteerd zoals je bent. Op een gewone school sta je erbuiten als je anders bent dan normaal.’
DE ZEGEN VAN GEEN SUBSIDIE
Verbaasd kijken ze elkaar aan, directeur Jeffrim Bernabela en juf Johanna van Kleef. ‘Bidden om subsidie? Nee, dat hebben we nog nooit gedaan.’ Het feit dat de school niet gesubsidieerd wordt, houdt afhankelijk van de Heere en doet vaak verwonderd staan.
Het zorgt voor een grote betrokkenheid bij het onderwijs van zowel ouders als personeel. Ouders en leerkrachten delen het diepe verlangen dat de kinderen hun vertrouwen op de Heere Jezus zullen stellen en Hem in alle dingen willen gehoorzamen. Daar brengen ze graag een financieel offer voor.
‘God zegent het’, zegt juf Van Kleef met overtuiging, ‘als je je werk doet vanuit het geloof in Hem. Dat is echt onze ervaring.’ Soms kwamen er kinderen op school die in het reguliere onderwijs uitvielen. Ze hebben hen zien opbloeien. ‘Ik deed daar niks aan’, vertelt de juf. ‘God is het Die het doet. God zegent het. Hij zegent kinderen, Hij zegent leerkrachten.’
Steeds werd weer voorzien in vacatures. ‘Ook dat stemt tot verwondering. Vooral als je bedenkt dat het personeel volledig pro Deo werkt.’ Hoe dat kan? Je kunt immers niet van de lucht leven. Bescheiden mengt Bernabela zich in het gesprek. ‘Ik ben van ons gezin degene die buitenshuis werkt. Toch verdien ik niets. Dat is niet altijd makkelijk en soms ook spannend, maar het ontbreekt ons aan niets. Wij leven van giften. Door Zijn kinderen zorgt God voor ons.’
Leren van de Ceder
Arie van Groningen, docent Nederlands bij Driestar educatief, heeft drie jaar Nederlands gedoceerd op de Ceder. ‘Dat was een boeiende periode. Als reformatorische scholen kunnen we zeker van deze school leren.’
‘Een van die leerpunten is dat de verhouding tot de Heere Jezus in alle facetten van het leven terugkomt. Op grof taalgebruik bijvoorbeeld volgt geen sanctie, wel een indringend gesprekje met de leerling. En bij een leerling met moeilijk gedrag worden zorgen geuit over de verhouding van het kind tot God. Dáár zit de bottleneck.
Hoe regels functioneren op de Ceder houdt ons ook een spiegel voor. De school is zeer strikt. Kinderen dragen schooluniformen en bij een schoolkamp trekken jongens en meisjes gescheiden op. Toch is dat nooit een discussiepunt. Het draait niet om die uiterlijke zaken. Kinderen weten dat het gaat om de onderliggende waarden.’