Serieus gesprek over de rol van lol
Bakx is lector “Goed Leraarschap, goed leiderschap” aan de Fontys Hogeschool Kind en Educatie (Tilburg) en bijzonder hoogleraar “Begaafdheid” aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Al jarenlang doet ze onderzoek naar de kwaliteit van onderwijs. Haar omschrijving van een goede leraar luidt: ‘Deze kan een goede sfeer realiseren (communicatie en pedagogiek), kan leerlingen motiveren en effectief tot leren brengen (didactiek) en kan ervoor zorgen dat er rust en orde in de klas is (gezag). Hij is erop gericht om elke leerling tot bloei te brengen, aansluitend bij zijn of haar ontwikkelbehoeften en -potentieel. ’
Wat is de spits van uw onderzoek?
‘Ik houd me vooral bezig met de vraag: “Wat is een goede leraar voor jou?” Die vraag stel ik dus aan de basisschoolleerlingen zélf. Een belangrijke expert op het gebied van het onderkennen van de ideale leraar zit namelijk in de klas.’ Daarmee onderschat Bakx de rol van wetenschappers en docenten niet. ‘Hun onderzoeken en theorieën zijn nuttig en nodig. Mijn onderzoek voegt hier iets aan toe: ik wil heel graag de kínderen een stem geven. “Pupils’ voices” noemt men dat. Ik stel open vragen zodat zij echt zelf kunnen antwoorden. Ik ben er steeds meer van overtuigd geraakt dat die manier van bevragen ons veel nieuwe inzichten kan opleveren.’
U stelt in uw studie dat er naast de voorwaardelijke kwaliteiten (vakkennis, creativiteit en vakvaardigheid) ook persoonsgerelateerde kwaliteiten van belang zijn om een goede leraar te zijn.
‘Inderdaad. Uit één van onze studies blijkt dat voor ruim veertig procent van de leerlingen de basisbehoefte “relatie” het belangrijkst is, gevolgd door “competentie” (ongeveer veertig procent). Kenmerken die te maken hebben met relatie werden het meest genoemd, zoals “aardig-zijn” en “aandacht hebben voor leerlingen”. Ook uit studies van anderen komt dat naar voren. Zo wordt ook wel eens gezegd: “Eerst relatie, dan prestatie.” ’
‘Kinderen zien het allerliefst dat de leraar het ook écht grappig vindt als zij een grapje maken’
Anouke Bakx
De persoonlijkheid van de leraar scoort dus hoog. Binnen de categorie van persoonsgerelateerde aspecten is humor het meest genoemd. Verbaast u dat?
‘Ja, aanvankelijk wel. Je zou misschien denken dat een aspect als “aardig” zwaarder zou wegen. Tegelijk antwoord ik ook “nee”, want dat belang blijkt ook uit andere studies. Het gaat echt om een prettige sfeer. Leerlingen moeten het fijn vinden om bij jou in de klas te komen. Een goede leraar is in staat een prettige sfeer te creëren. Humor kan daar een instrument in zijn.’
Wat verstaat u onder humor in de klas?
‘In het onderwijs kun je drie aspecten in humor onderscheiden. Allereerst dit: dat de leraar af en toe zélf een grapje maakt. Leerlingen vinden dat leuk. Tegelijk vinden ze dat hij hier vooral niet in moet doorschieten. Het moet zeker niet te flauw zijn. Als tweede geven de leerlingen aan dat ze het leuk vinden als de leraar meelacht met kinderen, namelijk op het moment dat zij plezier hebben om iets grappigs. Ten slotte, het allerliefste zien ze dat de leraar het ook écht grappig vindt als de kinderen een grapje maken. Hij moet in grappige situaties geméénd positief reageren, en niet slechts dóen alsof hij iets leuk vindt.’
Authentiek
Volgens Bakx is het heel belangrijk dat je authentiek bent, jezelf bent. Dat is een voorwaarde. ‘Humor moet bij je passen. Of in ieder geval: de humor die jij gebruikt, moet één zijn met jou. Je moet niet kunstmatig doen.’
Het gaat er volgens Bakx ook niet om dat de kinderen een clown voor de klas krijgen.
‘Verhef humor dus niet meteen tot iets groots. Laten we klein beginnen. Gewoon een gemeende, vriendelijke glimlach laten zien. Dat lijkt heel basaal, maar het doet echt iets met de ander. Die glimlach betekent zoiets als: ik heb jou gezien. Het is positieve aandacht. Je laat zien dat je iets met die ander wilt. Hiermee bouw je iets gezamenlijks op. Dit helpt leerlingen echt om in een prettige sfeer te komen. Positieve emoties dragen bij aan welbevinden. In dit verband spreek ik niet graag over “meetbaar”, maar over “merkbaar”. Als ik een klas binnenkom, voel ik vaak meteen of er een positieve of een geladen sfeer is. Daarop kun je trouwens ook de leerlingen bevragen.’ [Zie ook de kadertekst: ‘De kracht van de lach’.]
‘In het onderwijs moet je vaak in een splitsecond de goede inschatting kunnen maken’
Anouke Bakx
Behoort wat u betreft “humor” tot het curriculum van de pabo?
‘Het onderscheid tussen de pedagogische en de interpersoonlijke competentie is, zeker voor pabostudenten, vaak lastig te maken. Maar wij trainen niet in humor. Ik heb wel jaren les gegeven in “pedagogische sensitiviteit”. Het gaat daarbij om het aanvoelen van wat een kind in welke context, op dat specifieke moment nodig heeft. Noem het maar “de voelsprietjes” van de leraar. Hij moet kunnen aanvoelen wat in welke situatie gewenst is. En dat kan per kind per situatie verschillend zijn. In het onderwijs moet je vaak in een splitsecond de goede inschatting kunnen maken.’
Kun je leren om humoristisch te zijn?
‘Sommige leraren hebben van zichzelf wat minder humor. Maar ook dat biedt een mogelijkheid. Als je dat namelijk van jezelf weet, doet dat iets met je. Het begint dus met bewustwording. Iedereen kan een authentieke glimlach laten zien. Dat is wat anders dan humor.’
Bakx heeft overigens al in menig gezelschap gediscussieerd over het feit of humor en grappig-zijn een persoonsgerelateerde kwaliteit is (‘je hebt het of je hebt het niet’) of een didactische strategie. ‘Dat is een interessante vraag. Voor beide perspectieven zijn er argumenten.’
Met een lach
Bakx besluit: ‘Zelfs de serieuste leraar zal van tijd tot tijd een aanleiding hebben om een grappige opmerking te maken. Maar de essentie is dat de leraar zorgt voor een plezierig pedagogisch klimaat waarin elke leerling zich optimaal kan ontwikkelen. Als dat kan met een lach -zowel van de leerlingen als van de leraar- dan graag!
De kracht van de lach
In één van haar studies geeft Bakx aandacht aan de zogenaamde ‘Broaden-and-build theorie’. Dat is zoiets als de ‘kracht van de lach’. Grondlegger van dit gedachtegoed (het denken vanuit positieve emoties) is de Amerikaanse hoogleraar Barbara Fredrickson. Uit haar onderzoek en dat van anderen blijkt dat positieve emoties bijdragen aan het welbevinden, en zelfs fysieke veranderingen teweegbrengen. Die dragen ook positief bij aan de gezondheid. Haar theorie gaat over een set van positieve emoties, zoals plezier, interesse en tevredenheid. De kern ervan is dat dit soort positieve emoties zorgen voor het tijdelijk ‘verbreden’ (broaden) van de gedachten en acties.
Mensen die positieve emoties ervaren, staan (tijdelijk) meer open voor nieuwe ervaringen, voor leren en het aangaan van positieve contacten. In dit kader spreekt Fredrickson over ‘verbrede mindsets’ (build). Leerlingen die positieve emoties ervaren, kunnen beter leren en staan ook meer open voor perspectieven van anderen.
Als leerkracht zijn er meerdere manieren om hieraan te werken. Soms kan dat heel eenvoudig zijn. Het schenken van een vriendelijke glimlach is er al één, zo toonde Fredrickson aan. Een lach is méér dan een uitdrukking van iets positiefs of vriendelijks. Je trekt er aandacht mee. Een lach doet iets met de ander. Vriendelijk lachen roept intersubjectiviteit op. Dat houdt in dat er iets gedeeld wordt, dat je ‘samen iets hebt’ of iets gezamenlijks opbouwt. Je zou zelfs kunnen stellen, ook in het onderwijs: samen lachen, samen sterk! Kortom, zoiets eenvoudigs als een vriendelijke lach is in het onderwijs heel wezenlijk.
Bron: Bakx, A. (2015). De pedagogisch sensitieve leraar: werken aan brede opbrengsten. Bussum: Coutinho (pp. 153-154; samengevat, ES).
Tips voor leerkrachten
• Realiseer je hoe belangrijk het is dat leerlingen zich fijn én gezien voelen op school;
• Maak af en toe een grapje;
• Lach eens mee met de kinderen als ze ergens plezier om maken;
• Speel soms een spelletje tussendoor (als beloning voor goed werk);
• Doe niet geforceerd grappig (dat werkt niet; leerlingen hebben dat direct door).