onderwijzen staat haaks op de cultuur
Mijn leerlingen uit de welzijnsklas druppelen het lokaal binnen. De dames inspecteren met een selfie hun haar, scrollen door hun insta-berichten. Ondertussen checken ze het bord. ‘Mevrouw, ’t is toch wel een leuke les?’
Stoerder dan ik me voel, antwoord ik: ‘Zeker, het gaat over een interessant onderwerp. En ik zorg voor veel afwisseling.’ ‘Ja maar, we hebben wel twéé uur achter elkaar.’ Een diepe zucht.
In de veelheid aan informatie die hun leven overspoeld, moet ik iets onderscheidends bieden. Iets dat hun apathie doorbreekt. Kan ik dat?
Daarbij willen ze dat passief ontvangen, want dat zijn ze gewend. Filmpjes, foto’s en berichten hoeven ze alleen maar te liken. Krijgt mijn les een duimpje?
Wíl ik dat wel? Zijn mijn lessen bedoeld ter verstrooiing? Ben ik een actrice die een mooie voorstelling moet opvoeren? Dat is bij voorbaat gedoemd te mislukken. Toch stap ik regelmatig in die valkuil. Bij mijn lesvoorbereiding scroll ik door filmpjes die mijn les moeten opleuken. Bedenk ik grappige verwerkingsopdrachten. Toch lees ik regelmatig in hun ogen: ‘Hoe saai is dit.’
Overvol brein
Lesgeven in een amusementscultuur, hoe moet dat? Om die vraag te beantwoorden, steken we eerst dieper af naar de kenmerken van deze cultuur. Jongeren groeien op in een belevingscultuur, schrijft directrice Els van Dijk van de Evangelische Hogeschool (Van Dijk, 2012, pag. 25). Het gesproken woord en rationele argumenten zijn niet langer leidend. Belangrijk is of iets leuk is, dan wel goed voelt. Of iets je raakt.
Daarnaast komt mijn leerstof bij mijn studenten binnen in een overvol brein. Velen hebben één of meer apps die hen continu voorzien van het laatste nieuws. Die informatie komt binnen tussen fotoberichten van vrienden door die kitesurfen en terwijl ze wachten op de update van hun favoriete game.
Deze overload aan informatie kan apathie en desinteresse veroorzaken. Hoofdredacteur Rob Wijnberg van NRC Next schetste deze houding ooit treffend met drie kernwoorden die jongeren elkaar veelal toeroepen: ‘Boeiuh, chilluh en pimpuh’. Chilluh staat voor: laat je niet gek maken door alles wat je hoort en ziet. Boeiuh: trek een muur op van gevoelloosheid, anders trek je het niet. En pimpuh: vrolijk je eigen leven wat op. Die woorden tekenen volgens Wijnberg de onmacht van veel twintigers om hun weg te vinden door alles wat op hen afkomt.
Ook Reinke stelt vast dat jongeren meer en meer hun uitvlucht zoeken in simpel vermaak en virtuele realiteit (Reinke, pag. 102). Niet uit onverschilligheid, maar uit onmacht. En omdat ze steeds meer gewend raken aan oppervlakkig vermaak.
De spanningsboog van veel jongeren is dan ook kort, gewend als ze zijn aan veelvuldige afleiding. ‘Aandachtig lezen is moeilijker dan ooit’ (Reinke, pag. 100). Het probleem van studenten is niet ongeletterdheid, maar a-geletterdheid: teksten nemen ze slechts vluchtig door, simpelweg omdat ze een hele stortvloed aan informatie proberen bij te houden.
Overload aan informatie kan apathie en desinteresse veroorzaken
Ware vreugde
Jongeren zijn gewend aan afleiding. Het vraagt veel zelfbeheersing om daaraan niet toe te geven. Hoe vaker we onze toevlucht zoeken in afleidingen, hoe meer we gewend raken aan prikkels en hoe ongevoeliger we worden voor ware vreugde, stak Reinke op van wetenschapper Littlejohn (Reinke, pag. 102). We verliezen ons vermogen om eens halt te houden en zaken diepgaand te overpeinzen. Door voor oppervlakkig vermaak naar onze smartphone te grijpen, trainen we onszelf om steeds meer van die oppervlakkige pleziertjes te willen.
Al in 1985 legde de Amerikaanse communicatiewetenschapper Neil Postman de vinger bij de enorme impact van de televisie op het denken en beleven van mensen. Alle informatie – of dat nu nieuws is, een film of zelf een tv-preek – wordt geboden in de vorm van vermaak.
Diep, complex en kritisch denken is wezensvreemd aan het aan beeldgebonden medium televisie. Juist daarom vormt de komst van de televisie – en in het verlengde daarvan media als TikTok, Instagram en Snapchat – een regelrechte aanval op het onderwijs.
‘Van de lagere school tot de universiteit proberen leerkrachten hun onderwijs visueel aantrekkelijk te maken, het aantal mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen terug te brengen, en minder lees- en schrijfopdrachten te geven’, schetst Postman (pag. 146). ‘Ze moeten met spijt concluderen dat ze de belangstelling van de studenten nog vrijwel alleen door middel van amusement kunnen wekken.’
Gids
Voor veel jongeren is hun smartphone dé gids door dit leven. Hun vragen leggen ze daaraan voor. De betekenis van een woord, de diagnose behorend bij hun lichamelijke klachten of op welke partij ze moeten stemmen. Zelfs hun eventuele geestelijke vragen kunnen ze op internet beantwoord krijgen. ‘Levenswijsheid wordt steeds minder overgedragen van de ene generatie op de andere, maar wordt verschraald tot informatie. En het loket waar zij die informatie kunnen vinden, heet Google’ (Van Dijk, 2013, pag. 67).
Ik moet me ontworstelen aan de context van amusement
Demonstratief
Terug naar mijn lokaal, waar de vraag van mijn leerlingen nog naklinkt: ‘wordt het een leuke les?’ Demonstratief schud ik mijn hoofd. ‘Nee, meiden, als jullie iets leuks verwachten, zijn jullie hier aan het verkeerde adres.’ Verwonderd kijken ze me aan. ‘Niet leuk? Wat voor verschrikkelijk saai onderdeel staat er dan nu op het programma?’
Ik merk dat ze openstaan voor uitleg. ‘Ik word niet betaald om jullie verstrooiing te bieden. Ik ben jullie onderwijzeres en het is mijn doel om jullie te prikkelen tot nadenken. Ik hoop dat ik iets van mijn ervaringen als opvoeder aan jullie kan overdragen, wat je meeneemt als je straks als onderwijsassistent met kinderen werkt. Om dat te bereiken, moeten jullie hard aan het werk. Goud moet je delven, dat komt je niet aanwaaien. Dus meiden, overeind, ’t wordt bikkelen.’
Uitdagend
Lesgeven in een amusementscultuur is uitdagend. Voor mij als docent: ik moet me ontworstelen aan de context van amusement. Loskomen van de drang naar een duimpje. Leerlingen hoeven mijn les niet meteen te liken.
Tegendraads moet ik durven zijn. Niet tussendoor korte filmpjes aanbieden, maar tijd nemen voor gesprek. Leerlingen uitdagen hun pas te vertragen. De diepte in te gaan, in plaats van hapklare brokken voor te schotelen.
Ook mijn verwachtingen zal ik temperen. Ik moet rekening houden met hun korte spanningsboog. Blij zijn met kleine stapjes. Een leerling die een vraag stelt. Nadenkende ogen. Studenten die zich buigen over een stuk tekst.
Uitnodigend
Het is belangrijk om als docent oog en oor te hebben voor je leerlingen, zodat ze zich veilig voelen om vragen te stellen en er ruimte ontstaat om leiding te geven. Leiding vanuit dé Gids. Om samen, bij een geopende Bijbel, op zoek te gaan naar Gods perspectief.
Het gesprek dat Jezus voerde met de Samaritaanse vrouw (Joh. 4: 1-42) is een prachtig voorbeeld van onze roeping als christendocenten. In haar leven, dat tot dan toe draait om kortdurende behoeftebevrediging, wekt de Heere een verlangen naar meer en anders, naar de gave Gods.
Wat zou het heerlijk zijn als Hij door mijn lessen heen dat diepe verlangen doet ontluiken naar God. Want daartoe zijn wij en onze leerlingen immers geschapen.
Westerse amusementscultuur
· oog en gevoel
· smartphone, televisie
· beeld
· vluchtig
· passieve absorptie
· gericht op verstrooiing
· onpersoonlijke gids
· liken en geliked worden
· virtuele werkelijkheid
Christelijk onderwijs
· oor en verstand
· docent, lessen, lesboeken
· luisteren en gesprek
· diepgaand
· actieve leerhouding
· gericht op vorming en overdracht
· ontmoeting leerling–docent, Bijbelse raad
· Gods eer, vorming van student tot christen in deze maatschappij
· onzichtbare werkelijkheid van God in deze en de toekomstige wereld
Bronnen
Postman, Neil (1986). Wij amuseren ons kapot. De geestdodende werking van de beeldbuis. Houten: Het Wereldvenster.
Dijk, Els van (2013). De hunkerende generatie. De leefwereld van jongeren. Apeldoorn: De Banier.
Dijk, Els van (2015). Oefenen in verlangen. Apeldoorn: De Banier.
Reinke, Tony (2017). Altijd en overal. Apeldoorn: De Banier.
Wijnberg, Rob (2009). Boeiuh! Het stille protest van de jeugd. Amsterdam: Prometheus.