• Thema-artikel
Jannette Harskamp-Vermeer

‘Maak de boodschap van de Bijbel tot je gebed’

Voorgaan voor de klas kun je leren

Bidden voor de klas is belangrijk, maar ook lastig. Daar les in krijgen, helpt de toekomstige onderwijsassistenten in de praktijk. De ervaringen van godsdienstdocent Peter Kok (Hoornbeeck College Gouda) laten zien dat het in een veilige context zeker kan. Met vakgenoot en collega Arie Muilwijk praat hij over de “gebedslessen”.

Kok begint er al mee aan het einde van het eerste leerjaar. Studenten krijgen de opdracht om een dagopening te verzorgen waarin vrij gebed een vaste plek heeft. ‘Het is belangrijk om te zorgen voor een veilige context’, licht hij toe. ‘Studenten hoeven niet mooi te bidden, als het maar eerbiedig gebeurt.’

Ter geruststelling vertelt hij hen vaak wat hem zelf overkwam toen hij nog maar kort docent was: ‘Bij het bidden van het Onze Vader was ik ineens de draad kwijt. Een student nam het van mij over. “Kan gebeuren”, was zijn nuchtere reactie na afloop. Je probeert op die manier de spanning wat weg te nemen.’

Teer

Feedback op gebed is wel lastig. ‘Dit ligt teer. Opvoeding en persoonlijke geloofsbeleving hoor je in de gebeden terug. Daarom geef ik meestal feedback op proces en inzet. Meer dan op inhoud.’ Kok ervaart dit wel als een dilemma. Het gebed blijft bijvoorbeeld een optelsom van danken. Of je hoort er de algemene verzoening in terug.

De terugkoppeling laat Kok dan ‘via de buitenbocht’ terugkomen. In de les haakt hij bijvoorbeeld aan bij wat de student zojuist bad. Hij vult het dan aan, of verwoordt hoe de Bijbel over hetzelfde onderwerp spreekt. Zo hoopt hij dat de studenten toch verder komen.

Kok geeft hen van tevoren ook richtlijnen voor hun gebed mee. ‘Wij zijn zo geneigd om te beginnen met wat wíj nodig hebben, of te danken voor wat we ontvangen hebben. Maar uit het Onze Vader kunnen we leren dat de Heere Jezus zegt: “Denk nu eerst eens aan Míj”.’
Godsdienstdocent Arie Muilwijk: ‘Ik stimuleer de studenten te bidden bij een open Bijbel. Maak de boodschap van de Bijbel tot je gebed.’

Verzoening

‘Een kernnotie is voor mij toch wel de noodzaak van de verzoening’, stelt Kok. ‘Dat mag in de gebeden niet gemist worden. Anders blijf je zo steken in het horizontale.’

‘In mijn kast staat het boekje "Leven uit Christus", vult Muilwijk aan. ‘Het gebed om te worden als Christus.’ Het is dan ook zijn verlangen dat de studenten iets van Christus in hem gaan zien. Het noopt hem tot gebed om zachtmoedigheid. ‘En als ik dan ’s avonds terugkijk op de dag, blijft de bede om verzoening over.’

Het oefenen met openbaar gebed in de klas, werkt verbindend tussen de studenten, is Koks ervaring. Het dwingt respect af en brengt verstilling: ‘Uitgesproken, luidruchtige meiden gaan, als ze bidden, ineens rustig en eerbiedig voor. Klasgenoten worden daar stil van.’

bovenste foto: Peter Kok; onderste foto: Arie Muilwijk

X-X-X

‘De eerste keer was best spannend’

Op hun stageschool hebben ze alle vier ervaring opgedaan met bidden voor de klas. Julia, Anna, Judith en Wouter, derdejaars studenten onderwijsassistentie op het Hoornbeeck College in Gouda delen wat ze hebben geleerd en wat ze nog lastig vinden.

‘De eerste keer vond ik dat best spannend’, zegt Wouter. Voor Anna scheelde het wel dat ze er op catechisatie al mee geoefend had. ‘Wat het in je stage ook spannend maakt, is de vraag in hoeverre je je gebed aanpast aan de cultuur van de school’, vult Julia aan.

‘Op heel verschillende scholen heb ik stage gelopen’, zegt Julia. ‘Van breed christelijk tot een reformatorische school. Je hoort dan veel verschillen in de gebeden van de vaste leerkracht. Het zou goed zijn als we daar op school ook meer les over zouden krijgen. Noem je God bijvoorbeeld Vader in je gebed, als dat niet echt de cultuur is op de school? Tot hoever is het goed om je aan te passen? Het moet wel je eigen gebed blijven.’ Anna beaamt: ‘Belangrijk is dat je bidt vanuit je hart. Dan is het zeker goed.’

Eerbiedig

Voor feedback op hun gebed staan de studenten zeker open. Bijvoorbeeld bij de mentorlessen; dan zitten ze in een kleine groep. Judith: ‘Nu doe je maar wat.’ Wouter kreeg een keer positieve feedback van de vaste leerkracht. Het was hem gelukt om in zijn gebed aan te sluiten bij het niveau van de kinderen.

Dat is precies waarover de studenten meer willen leren: hoe sluit je goed aan bij de kinderen? ‘In groep 8 ga je bijvoorbeeld niet meer zo nadrukkelijk zeggen dat de kinderen eerbiedig moeten worden’, vindt Anna, ‘dat weten ze wel.’ In groep 5/6 kan dat best, is de ervaring van Judith. Het werkt daar prima om te zeggen: ‘We gaan nu bidden tot de Heere. En daarom worden we eerbiedig.’

Bevindelijk

‘Eerbied moet ook terugkomen in de inhoud van je gebed’, vindt Wouter. ‘Het is belangrijk dat de kinderen aanvoelen dat we in het gebed tot God spreken. En wie God wil zijn voor hen. Dat Hij goed is en alles weet en dat de kinderen daardoor ontdekken dat ze alles bij Hem kunnen neerleggen.’ Nadenkend vervolgt hij: ‘Het is wel lastig als je de Heere niet persoonlijk kent. Bevindelijk, zeg maar. Maar, dan weet je toch vanuit de Bijbel Wie de Heere is. Dat is ook wat één van onze docenten zei: “Maak van wat in het Woord staat, je gebed”.’

‘Belangrijk dat kinderen aanvoelen dat we in het gebed tot God spreken’

Wouter

Terug naar overzicht