Bidden voor leerlingen maakt meester Weerheim bewogen
‘Als ik voor kinderen bid, ga ik anders naar hen kijken,’ realiseert meester Joost Weerheim zich tijdens een interview over bidden voor en met kinderen. ‘Het helpt mij om bewogenheid te voelen voor die jongen of dat meisje uit m’n klas.’
Op zijn vrije donderdagmorgen heeft Weerheim zich voor het gesprek verschanst in het kamertje van de directeur; de enige ruimte die leeg was in de verder volle Wittenberg. De school in Scherpenzeel is sinds dit schooljaar zijn werkplek. ‘Ik geef les aan groep 7. Een leuke leeftijd vind ik dat. Je kunt inhoudelijk diep op dingen ingaan en de kinderen zijn al in een bepaalde mate zelfstandig. Ik heb 29 leerlingen. Ik dacht dat ik dat een grote groep zou vinden, maar ik merk het eigenlijk niet als ik lesgeef. We hebben het goed en gezellig met elkaar.’
Schietgebedje
Weerheim vindt het goed om het gesprek aan te gaan over bidden. ‘Het is een persoonlijk en teer onderwerp om over te praten, maar ik vind bidden tegelijk ook belangrijk. Ik begin en eindig er de dag mee. Als leerkracht bid ik vier keer per dag met mijn klas.’
Soms doet hij een schietgebedje: ‘Heere, geef me nu wijsheid.’ Of doet hij een klein gebedje bij momenten van dankbaarheid. ‘Het verschilt natuurlijk per dag, maar soms is m’n dag een aaneenrijging van schietgebedjes.’
Het gebed is voor Weerheim sterk verbonden met Bijbellezen. ‘Voor mezelf ben ik nu bezig in het boek Jesaja, de hoofdstukken over Hizkia. De dingen die me raken in het Bijbelgedeelte dat ik lees, leg ik voor de Heere neer. In de tijd van Hizkia werd Jeruzalem bedreigd door Sanherib, de koning van Assyrië. Nu is er nog steeds strijd om die stad. Ik bid dan voor Jeruzalem, Israël en het Midden-Oosten. Net als Hizkia wil ik mijn leven voor de Heere neerleggen.’
Schuldbelijdenis
In april hoopt Weerheim te trouwen; de voorbereidingen daarvoor zijn in volle gang. ‘We zijn druk aan het klussen in ons huis in Woudenberg. Straks ga ik nog een plafonnetje zetten en schilderen.’
Met het werk op school en al die dingen erbij is het echt druk, ervaart hij. ‘Ik vind het moeilijk om doordeweeks de rust te nemen die nodig is voor stille tijd. Vooral maandag- en dinsdagavond, als ik de volgende dag weer voor de klas moet, zijn er zoveel dingen die ik nog moet doen.’
De meester is blij met z’n vrije donderdag en met de zaterdag en zondag. ‘Laptop uit, mobiel weg en in m’n eigen kamer: dan kan ik echt stil worden.’
Weerheim neemt voor zijn gebedshouding graag Daniël tot voorbeeld. ‘Hij bidt niet systematisch of heel overlegd. Zijn gebed is één grote schuldbelijdenis. Toch houdt hij vast aan Gods belofte en trouw. Dat is de grond voor z’n gebed.’
Als hij gaat bidden, denkt Weerheim weleens: ‘God ziet me aankomen met wat ik vandaag hebt gedacht of gezegd.’ Dan bidt hij: ‘Wilt U om Uw eigen Naam en Uw eigen eer toch naar me luisteren?’ Dat leest hij ook in Daniël 9:18: ‘Wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn.’
'Samen bidden laat zien: zonder God gaat deze dag niet lukken'
Joost Weerheim
Coronavirus
Bidden met de klas beschouwt Weerheim als een voorrecht. ‘Als leerkracht mag ik met en namens de klas bidden. Het laat de kinderen zien: zonder God gaat deze dag niet lukken, wordt ze niet tot Zijn eer. En ze beseffen: wij zijn hier en er is een God Die ons hier ziet en van Wie we afhankelijk zijn.’
Tegelijk vindt Weerheim het voorgaan in gebed niet zo gemakkelijk. ‘We bidden ’s morgens vroeg bij de opening van de dag, tussen de middag voordat de kinderen naar huis gaan en als ze weer terugkomen en aan het eind van de dag. Soms hoor ik mezelf bidden en denk ik: bid ik niet altijd hetzelfde?’
Hij merkt dat het best snel een sleur of een gewoonte wordt. ‘Het maakt ook uit hoe het persoonlijk bij me is. Als ik ’s morgens de tijd heb gehad om de dag rustig te beginnen met iets te lezen of te luisteren, sluit het beter aan dan wanneer ik vanuit de drukte de klas in duik. Als ik mezelf hoor praten en steeds hetzelfde hoor zeggen, rond ik mijn gebed af – liever dan dat ik maar bid om te bidden.’
Net als in zijn persoonlijk gebed kiest Weerheim er voor de klas ook vaak voor om het Bijbelgedeelte waarover hij vertelt als uitgangspunt te nemen. Verder bidt hij regelmatig voor kinderen die een moeilijke thuissituatie hebben. ‘Zonder dat ik hun namen noem, weten ze soms wel dat het over hen gaat. Net zoals ze het kunnen aanvoelen wanneer ik in het Bijbelverhaal iets noem wat betrekking heeft op hun omstandigheden.’
In z’n rooster heeft Weerheim elke week een “gat” van twintig minuten, dat hij vaak gebruikt om met de kinderen in te gaan op iets uit de actualiteit. ‘Pas waren dat de spanningen tussen Iran en Amerika. In de afgelopen week ging het over het coronavirus. Ik merk dan hoe kinderen daarmee bezig zijn en welke angst het bij hen kan oproepen. Dat zijn gebedsthema’s voor mij en m’n klas.’
Kinderlijk
Bidden voor en met z’n klas doet Weerheim altijd zelf. ‘Dat beschouw ik als de taak van de leerkracht. Het is wel belangrijk dat kinderen hardop leren bidden, maar ik vind dat meer iets voor de ouders.’
Tot nu toe heeft hij kinderen geen gebedspunten laten aandragen. ‘Het idee vind ik wel mooi, het delen van elkaars zorgen en blijdschap. Maar het lastige vind ik dat kinderen dan misschien met dingen komen waarvan ik denk: moet ik daarvoor bidden?’
Weerheim is er nog niet over uitgedacht. ‘Als ze bijvoorbeeld vragen om te bidden voor een broertje dat vandaag ziek is, zou ik dat toch een beetje lastig vinden. Hoewel dat kinderlijke ook heel mooi is. Het is iets wat de Heere van ons vraagt, om te worden als een kind. Overigens zou ik tijdens een gesprekje met een kind na schooltijd gerust met hem of haar bidden als ik zou merken dat die leerling vastloopt en een gebed gepast zou zijn.’
‘Leerlingen raad ik aan: waar jij mee loopt, mag je bij de Heere neerleggen’
Joost Weerheim
Genade
Tijdens zijn Bijbelvertellingen probeert de jonge meester iets door te geven over hoe en wat kinderen mogen bidden. Weerheim noemt twee dingen waar hij van hoopt dat de kinderen ze nooit meer zullen vergeten: ‘Ik vertel nu over de rondwandeling van Jezus op aarde. Je leest nergens in de Bijbel dat Jezus mensen van Hem wegstuurt. Soms vermaant Hij ze wel, maar er was geen mens die Hij afwees. Daarom raad ik de kinderen aan: waar jij mee loopt, mag je bij de Heere neerleggen.’
Het andere dat hij de kinderen wil meegeven, is dat er genade is bij God: ‘We leren hen dat ze een nieuw hart nodig hebben en dat dat een wonder is. Dat moet niet heel ver bij hen vandaan staan, als iets dat anderen overkomt maar wat zij wel nooit zullen krijgen. Wie Hem zoekt, zál vinden. En wie bidt, ontvangt.’
Verlangen
Weerheim vraagt zich soms af hoe de Heere werkt in kinderen. ‘Dat is een zoektocht. Ik denk dat we snel te grote dingen willen zien. Wanneer kinderen alleen maar een verlangen hebben om God te leren kennen, is dat al een zaadje dat de Heere plant. Als kinderen me zouden vragen: “Hoe krijg ik een nieuw hart?”, zou mijn antwoord zijn: “Vraag het maar aan Hem.”’
De kinderen die overdag onder Weerheims hoede zijn, zijn ’s avonds of in het weekend ook nog wel eens onderwerp van zijn gebed. ‘Elk kind probeer ik wel mee te nemen in m’n gebed. Ik vind het bijzonder dat ik dan vaak anders naar zo’n jongen of meisje ga kijken, er meer bewogenheid mee voel. Alsof ik beter besef: Dit kind heb ik gekregen in mijn klas, ik mag ervoor zorgen.’
Na een ouderavond is meester Weerheim blij dat hij kan bidden. ‘Op zo’n avond, met 29 gesprekken achter elkaar, soms met ouders die veel pijn, verdriet en vragen hebben, ontdek ik weer dat we in een gebroken wereld leven. Dan heb ik het gebed nodig om al die dingen weer kwijt te raken en aan de Heere over te geven.’
Gebed van een onderwijzer
Maar ik, wie ben ik toch o Heer'
die kind'ren wel Uw wegen leer
maar zelf daar afdwaal keer op keer,
'k vermeer hun kennis, ach mijn hand
beeft waar mijn lamp hen bijlicht want
ik weet hoe zwak hoe flauw hij brandt,
en lief te hebben leer ik hen
al wie ik als Uw scheps'Jen ken
ik die zelf aller schuldenaar ben,
maar wilt Gij toch dat ik hen leid
Heer' toon hen dan te allen tijd
hoe zeer Gij zelf mijn Helper zijt.