• Thema-artikel
Niels de Jong

Normdragers en loopjongens - Training groepsdynamisch werken

Tientallen scholen werken met de aanpak groepsdynamisch werken, ontwikkeld door Ivo Dokman en collega’s. Hoe de aanpak werkt en, belangrijker nog, hoe je leert om aan te pakken, laat Dokman zien tijdens de training van een groep leraren op een grote vo-school.

Iedere keer wanneer een leraar en een groep leerlingen aan een schooljaar beginnen, ontstaat er een nieuwe, unieke sfeer. De sfeer in een klas is geen optelsom van karakters, maar ontstaat door de dynamiek tussen leerlingen en hun leerkracht. Die dynamiek begrijpen én er passend op reageren, vraagt vakmanschap. Op veel scholen valt het leerkrachten bij sommige groepen zwaar. Zij zoeken ondersteuning bij experts. Dokman is zo’n expert die leerkrachten helpt bij dit onderdeel van hun vak.

Doorvertellen

‘Vertel eens, wat hebben jullie de laatste tijd meegemaakt?’ Het leerteam dat door Dokman aangestuurd wordt, is duidelijk gewend om met hem samen te werken en de casussen komen dan ook direct: ‘Op reis probeerden we in de bus zo snel mogelijk een praatje te maken met normdragers. We hadden het idee dat we daardoor op goede voet begonnen aan de trip.’ Dokman knikt tevreden en glimlacht van oor tot oor: ‘Heel goed! Tijdens zo’n reis kun je heel goed zien wie de informele leiders zijn.’

Niet alles verliep vlekkeloos tijdens de reis. Eén leerling ging over de grens en werd daarom teruggestuurd naar huis. Daar schrikt Dokman niet van: ‘Tja, niet leuk voor die leerling natuurlijk, maar jullie reactie is wel goed geweest voor de groep. Juist bij extreem ongewenst gedrag krijg je de kans om de grens duidelijk aan te geven. Reken maar dat de derdejaars dit verhaal aan elkaar doorvertellen, en daar gaan jullie volgend jaar van profiteren!’
De collega’s leerden om in iedere klas de normdragers te ontdekken. Dit zijn leerlingen met veel invloed. Dat zijn niet altijd de leerlingen met opvallend gedrag. ‘Zij kunnen ook de loopjongens zijn van de échte informele leider’, legt Dokman uit. ‘Het is belangrijk dat je hen in de gaten hebt, zodat je positieve invloed hebt op de normen die ze belangrijk maken.’ Omgekeerd is het ook waar: ‘Juist bij leerlingen met invloed moet je ingrijpen als zij negatieve normen uitdragen. Je maakt dan een statement waar de hele groep van leert.’

Een gymleraar vertelt: ‘Toen ik bij mijn collega Latijn ging kijken vond ik het veel moeilijker om te zien wie de normdrager was. Tijdens gymlessen kun je dat veel beter zien.’ Dokman: ‘Dat heb je goed! Jouw collega zal een bijzondere organisatievorm moeten kiezen om goed te kunnen observeren.’

Ambacht

Gedurende de middag wordt één ding duidelijk: werken met groepen is ambachtelijk werk, waarin je kundig wordt door ervaring. Een gezonde interactie tussen leerkrachten en een klas is essentieel. Steeds weer moedigt Dokman de collega’s aan om die interactie te trainen: ‘Oefening baart kunst. Door je reactie naar leerlingen bewust te oefenen word je verbale en non-verbale communicatie eenduidig.’ De hele middag komt de trainer hierop terug. Hij demonstreert leerkrachtgedrag, tot aan het schudden van zijn hoofd: ‘Nee-schudden is ook een vaardigheid’, zegt hij triomfantelijk.

Eén leerkracht vertelt hoe stressvol discussiëren met mondige havisten voor haar is. Collega’s knikken bevestigend en kijken met een vragende blik naar Dokman. Hij stelt: ‘Talige pubers kunnen er wat van, dat is waar. Geef ze daarom geen ruimte voor discussie, maar laat jouw zinnen eindigen met punten in plaats van komma’s.’ De collega aarzelt en vraagt: ‘Leerlingen moeten toch wel weten waarom je corrigeert?’ Dokman reageert: ‘Natuurlijk heb je redenen voor je besluiten en die redenen zijn niet geheim. Dat betekent niet dat leerlingen jou zomaar ter verantwoording kunnen roepen. Leerlingen mogen best kritische vragen stellen, maar dan wel op jouw moment. Nodig hen uit om na de les een gesprek te hebben. Als ze daar geen zin in hebben, weet je dat het blijkbaar ook niet superbelangrijk voor hen is.’

Onzekere collega’s hebben niet altijd hun woordje klaar en komen daardoor aarzelend over in het heetst van de strijd. Voor hen heeft Dokman ook adviezen: ‘Na een moeilijk moment kun je je voorbereiden op de volgende keer. Zie het als een schaakspel en bereid openingen voor. Je kunt voor de spiegel veelvoorkomende situaties oefenen, waardoor je steeds sterker in je schoenen staat als het spannend is in de klas.’

‘Juist bij extreem ongewenst gedrag krijg je de kans om de grens duidelijk aan te geven’

Ivo Dokman

Conflict

Dokman raadt collega’s aan om luchtiger met confrontaties om te gaan: ‘Als je in het vo werkt, kies je ervoor om met pubers te werken. Ongewenst en uitdagend gedrag hoort daarbij. Dit zijn opvoedmomenten waarvan je kunt genieten. Leerlingen van deze leeftijd hebben die momenten nodig om te ontwikkelen en jij kunt daarbij helpen.’

In een conflictsituatie tussen leerling en leerkracht nemen ouders het steeds vaker voor hun kind op. Het valt in zulke gevallen voor leerkrachten niet mee om gezag te hebben over leerlingen. Deze maatschappelijke ontwikkeling is Dokman niet ontgaan en hij heeft ook hiervoor een oplossing. Volgens de trainer hoeven ouders het niet per se eens te zijn met het besluit, maar ze moeten zich wel voegen naar de regels op school: ‘Ouders kiezen voor een school en daarmee ook voor de regels die je hanteert. Het is wel belangrijk dat die regels voor ouders vooraf duidelijk zijn. Communiceer vóórdat er een conflict is ontstaan welke grenzen je als school hanteert. Dan kun je, als je regels handhaaft, aan ouders uitleggen dat je hebt gedaan wat je hebt beloofd.’

Zeurkous

‘Ivo, je zegt steeds dat we allemaal dezelfde regels moeten hanteren. Ik denk niet dat dat ooit gaat lukken, want we hebben allemaal onze eigen voorkeuren. Collega’s mogen toch ook verschillend zijn?’ Die vraag heeft Dokman eerder gehoord, want hij reageert direct en vloeiend: ‘Je gaat niet alles vastleggen in regels. Er moet natuurlijk vrijheid blijven voor verschillen in aanpak. Als jullie drie of vier regels met alle collega’s hanteren, zal dat al veel duidelijkheid geven.’ Een collega met een leidinggevende functie vraagt: ‘Maar hoe? We worden het op een vergadering nooit allemaal eens over de regel.’ Dokman: ‘Nee, je moet het eens zijn over de procedure waarmee regels worden vastgesteld. Je spreekt vooraf af hóe de regels tot stand komen en dat, als die regels er zijn, je op elkaar kunt rekenen. Bij zo’n procedure is het logisch dat een stuurgroep of mt uiteindelijk een keuze maakt. Alle collega’s hebben inspraak, maar niet iedereen heeft evenveel invloed.’

Bij afspreken hoort ook aanspreken. Tegen dat laatste zien collega’s op: ‘Ik heb pas een collega voor de tweede keer aangesproken op de schoolregel die hij in zijn klas negeert. Ik durf het niet nóg een keer te zeggen: ik wil geen zeurkous zijn.’ Andere collega’s knikken begrijpend. ‘Je hoeft niet te zeuren’, tipt Dokman. ‘Vertel hem dat je er nog steeds last van hebt en vraag dan of hij jou wil helpen.’ Terwijl Dokman adviseert, schrijven collega’s druk mee. De middag vliegt voorbij en iedere deelnemer gaat met een lijst goede voornemens de laatste weken van het schooljaar in.

Ik in de Wij

Ivo Dokman, Roel van Beusekom, Bruno Oldeboom en Annemieke Pepping-Poot ontwikkelden op basis van praktijkervaring en literatuur het zogenaamde groepsdynamisch werken. Het is een aanpak die zich richt op het vormen van een vruchtbaar leerklimaat in een groep. Ze noemen zo’n klimaat een “possibility atmosphere”. In het boek Ik in de Wij beschrijven ze hun werkwijze, die bestaat uit een cyclus van zien, begrijpen en handelen.

Interventies kun je pas goed uitvoeren als je eerst begrijpt hoe een groep in elkaar steekt. Voor dat begrijpen is observeren en analyseren nodig, twee vaardigheden die een leerkracht moet leren toe te passen. Uiteraard beoog je met een interventie een positief effect op het leerklimaat in de groep. De auteurs van het boek erkennen dat dit niet altijd lukt. Daarom is het essentieel om oog te hebben voor het effect van je plan, waardoor je ook ná en tijdens de interventie de groep beter gaat begrijpen.

Interventies zijn meestal gericht op leerlingen met veel invloed in de klas. In het boek heten deze leerlingen “normdragers”. Het is de kunst om te ontdekken welke leerlingen normdragers zijn en welke normen ze dragen, om daarna zo slim mogelijk met deze leerlingen om te gaan. In het boek staan voorbeelden van doordachte interventies.

Dokman, I., Van Beusekom, R., Oldeboom, B., Pepping-Poot, A., Van Beusekom, R., & Wissink, J. (2018). Ik in de wij. L&Ving Factory

Terug naar overzicht