De coronacrisis wordt een markeringspunt in de geschiedenis. Ooit zullen we spreken over onderwijs vóór en ná de crisis. Op dit moment – half april – is het verdere verloop van de noodsituatie nog niet duidelijk. Toch wagen we ons aan een tussenstand en een vooruitblik. De redactie spreekt daarover met drie onderwijsmensen. Hoe zien zij de huidige situatie? En hoe de toekomst?
Hij jubelde het uit, voorzitter Paul Rosenmöller van de VO-raad. In zijn blog van 20 maart valt te lezen wat een docent hem had toevertrouwd: ‘Paul, wat hier de afgelopen twee dagen is gebeurd, zou zonder crisis vijf jaar duren.’ Iemand anders schreef: ‘Veranderingen waar anders vele vergaderingen aan gewijd worden, worden nu ineens ingevoerd.’
Ook in dagblad Trouw stond op 26 maart een uitgelaten reactie. Micha Proper, eigenaar van Digistudies, zei: ‘De coronacrisis kan ervoor zorgen dat het onderwijs een inhaalslag maakt op het gebied van digitale technologie.’
Deze euforie valt te begrijpen als we bedenken dat veranderingen in het onderwijs de naam hebben traag en stroperig te zijn. De onlangs overleden oud-minister van Onderwijs en Wetenschappen Jos van Kemenade (1937-2020) vergeleek het onderwijs ooit met een ‘mammoettanker’. De richting lag volgens de PvdA-politicus vrijwel vast – al kon je hem met kleine tikjes wel degelijk flink van koers doen veranderen.
Noodkreet
Maar na drie tot vier weken thuisonderwijs begint de aanvankelijk uitgelaten stemming te verstillen. Diezelfde Paul Rosenmöller zei op 1 april: ‘De situatie van thuisonderwijs wordt steeds moeilijker vol te houden naarmate de tijd vordert. Niet alleen voor docenten en leerlingen, maar ook voor de ouders die het moeten zien te combineren met thuiswerken.’ De NOS kwam op 7 april met een noodkreet van de PO-Raad: ‘Ruim 7000 basisschoolleerlingen “kwijt”, leerplichtambtenaren zoeken hen op’.
Ook Jaap de Heer (62), docent en opleidingscoördinator bij het Van Lodenstein College in Kesteren, plaatst kanttekeningen bij de juichstemming. ‘De realiteit achter die noodkreet van de PO-Raad voorkomt dagdromen over veelbelovende innovaties van digitaal onderwijs. Naast didactiek is er namelijk ook nog pedagogiek nodig.’
Hij erkent dat de coronacrisis wel onderwijsinnovaties stimuleert. ‘Door het gebruik van Teams is de vergadercultuur momenteel minder tijdrovend. En dat heeft voordelen.’ Met gevoel voor humor: ‘Je kunt nu niet meer door elkaar heen praten. De deelnemer met de “beste” stem heeft de meeste kans om het woord te voeren…’
Inspanning en ontspanning
Frans van Hartingsveldt (55), voorzitter van het college van bestuur van de Jacobus Fruytier scholengemeenschap (Apeldoorn), vertelt hoe hij als bestuurder de crisis beleeft: ‘Als cvb proberen wij vooral oog te houden voor onze collega’s, de leerlingen en ouders. Er is ziekte, verdriet en zorg in de gezinnen. De vragen zijn: wat doet deze spannende periode met het personeel en de leerlingen, met name met onze “zorgleerlingen”? Wat is de juiste balans tussen inspanning en ontspanning?’
Zijn school neemt ook concrete maatregelen. ‘Eén daarvan is dat alle collega’s in april een bedrag hebben ontvangen om het thuiswerken aangenamer te maken. Ze kunnen hiervan een nieuwe bureaustoel aanschaffen, hun internet opwaarderen of alvast wat geld opzijleggen voor de aanschaf van een nieuw device.’ Collega’s of ouders kunnen een laptop van de school lenen.
‘Veranderingen worden nu ineens doorgevoerd’
Flexibiliteit
Dirk Blom (34), adjunct-directeur op de Revius (Wartburg College, Rotterdam-Zevenkamp), ziet mooie dingen. ‘In het onderwijs zijn we gewend dat er onverwachts dingen kunnen gebeuren. Ik zie ook in deze situatie heel veel flexibiliteit van collega’s, leerlingen en ouders. Prachtig, ik had niets anders verwacht. Onderwijzers zijn veelal idealisten die zich het lot van hun leerlingen aantrekken en erop gebrand zijn om hen te onderwijzen. Dat gebeurt nu inderdaad op een innovatieve, creatieve manier.’
Maar Blom ziet ook nadelen: ‘Eerlijk gezegd ben ik helemaal niet blij met deze manier van onderwijs. Elkaar ontmoeten is een belangrijke voorwaarde voor goed onderwijs. En alle digitale middelen ten spijt: een echte ontmoeting vindt plaats tussen leraar en leerlingen en tussen leerlingen onderling in een klas.’
Hij kan dus de mensen niet volgen die nu heel enthousiast roepen dat we eindelijk innoveren, digitaliseren en nieuwe noodzakelijke wegen in het onderwijs inslaan. ‘Hopelijk leren we juist nú wat de werkelijke waarde van onderwijs is. Geen focus op individueel onderwijs en digitalisering, maar op onderwijzen en ontmoeten.’
Lesuitval
De Heer verwacht veranderingen na de coronacrises. ‘De gewenning aan digitaal vergaderen, de besparing van reistijd en de daardoor verminderende CO2-uitstoot zullen eraan bijdragen dat scholen in de toekomst effectiever vergaderen.’ Hij vraagt zich af wat er gaat gebeuren met het onderwijs zelf. ‘Zullen er straks digitale lessen ingezet worden om de lesuitval te bestrijden?’ Hij verwacht van wel, afhankelijk van de duur van de crisis. ‘Docenten en leerlingen ontwikkelen nu nieuwe vaardigheden die blijvend ingezet worden om dit knelpunt op te lossen.’
Van Hartingsveldt wijst erop dat je als bestuur ook de taak hebt om vooruit te kijken. ‘In de eerste plaats heeft de Heere ons allen iets te zeggen. We hopen en bidden dat we de crisis anders uit mogen komen dan we erin gegaan zijn en dat we Zijn bedoeling in ons leven mogen begrijpen.’
Zijn bestuur heeft een lijst met aandachtspunten én vragen opgesteld. ‘Daarop staan dingen die we willen vasthouden, denk aan de inzet van allerlei ICT-middelen. Vragen hebben we bijvoorbeeld over de gevolgen voor de kwaliteit bij de praktische vakken en de vorming van onze leerlingen vanuit de identiteit, want daar gaat het toch ten diepste om.’
Traag en meanderend
Blom denkt niet dat we met deze situatie onomkeerbare stappen zetten naar een andere, ongedachte manier van werken op de langere termijn. ‘Historicus Piet de Rooy relativeert in zijn boek Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland heel veel onderwijshypes. Hij betoogt dat het onderwijs in Nederland een goede kwaliteit heeft. “Onderwijs beweegt zich traag en een beetje meanderend voort. En dat gaat eigenlijk wel goed.”’ Blom besluit: ‘Ik hoop dat we snel weer naar school kunnen!’