Tien onderwijsinnovaties onder de loep
‘We zien veel vernieuwing van het onderwijs’, schreef inspecteur-generaal van het Onderwijs Monique Vogelzang in de Staat van het Onderwijs 2019. ‘En soms ook verbetering.’ Welke onderwijsinnovaties zijn geslaagd? Welke mislukt? Dit artikel presenteert er tien. Maar eerst deze disclaimer: van geen enkel voorbeeld geldt dat die het onderwijs alleen maar heeft verbeterd of alleen maar heeft verslechterd. Daarvoor zijn ze te veelzijdig. Desondanks een poging de werkelijkheid te vatten in een simpele score.
GESLAAGD:
1. Vrijheid van onderwijs
De onderwijsvrijheid (sinds 1848) voorziet in een behoefte: de meeste ouders kiezen een bijzondere school voor hun kind(eren). Dat waren eerst vooral christelijke scholen. Naarmate de samenleving veranderde, wijzigde ook het scholenpalet. Er kwamen Jenaplanscholen, daltonscholen en Montessorischolen. Recent groeit de variëteit explosief: er komen profielscholen bij zoals technasia en mediawijsheidscholen.
Bijzondere scholen scoren hogere leeropbrengsten dan openbare. En de grote mate van zelfbestuur van scholen jaagt innovaties aan. Toch pleiten steeds meer mensen ervoor de onderwijsvrijheid af te schaffen. Die zou leiden tot segregatie en versnippering van het onderwijsaanbod.
2. Mammoetwet
De Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) – ingegaan in 1968 – schafte de mulo, mms en hbs af en verving die door lbo, mavo, havo en vwo. Dat was zo ingrijpend dat de WVO de bijnaam “Mammoetwet” kreeg. De wet introduceerde onder meer de brugklas en stimuleerde de vorming van brede scholengemeenschappen.
De structuur voor het voortgezet onderwijs die de Mammoetwet neerzette, functioneert nog altijd. Wel is de wet inmiddels zó vaak gewijzigd (ruim 250 keer) dat die moeilijk meer te doorgronden is. Minister Slob heeft daarom een vervangend wetsvoorstel ingediend.
3. Invoering basisschool
Door de Wet op het basisonderwijs (1985) fuseerden 17.000 kleuter- en lagere scholen tot 8.500 basisscholen. De leerplicht ging van zes naar vijf jaar. De wet moest leiden tot een ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen van 4-12 jaar en moest het onderwijs en de lesstof systematiseren via respectievelijk een schoolwerkplan en kerndoelen.
De invoering van de basisschool bleek een proces van lange adem. En de ontwikkelingen gaan door: sommige basisscholen experimenteren met 10-14-onderwijs om de overstap naar het voorgezet onderwijs te vergemakkelijken; daarnaast ontstaan integrale kindcentra voor kinderen van 0-12 jaar.
4. Profielwerkstuk
Bij wijze van meesterproef maken alle leerlingen in de hoogste klas van het vmbo (theoretische en gemengde leerweg), havo en vwo een profielwerkstuk (pws) over een onderwerp dat past bij hun profiel. Vmbo’s moeten er minimaal twintig uur aan besteden, havo- en vwo-leerlingen minimaal tachtig uur. Het pws dient twee doelen: leerlingen verdiepen hun theoretische kennis over een bepaald onderwerp én oefenen in vaardigheden als onderzoeken, analyseren, beschrijven en presenteren. Dat kan leiden tot aansprekende resultaten: de plasticvanger waarmee Boyan Slat de oceanen schoonmaakt, is ooit bedacht voor zijn pws.
5. Digibord
Afgaande op zijn opmars, is het digibord een doorslaand succes: het heeft bijna alle krijtborden uit de lokalen verdreven. Kinderen zouden dankzij het digibord meer betrokken zijn op de lesstof en meer gemotiveerd. Dat zou weer leiden tot betere prestaties.
Het digibord biedt veel meer mogelijkheden om informatie te presenteren en interactie met de klas te bevorderen dan het traditionele schoolbord. Maar een digitaal schoolbord komt pas tot zijn recht als de docent ‘m goed gebruikt. Al was dat – niets nieuws onder de zon – bij het krijtbord ook al zo.
MISLUKT:
1. Basisvorming
Kinderen op hun twaalfde laten kiezen voor een bepaald schooltype, is veel te vroeg. Die gedachte leidde tot de introductie van de basisvorming in 1993: alle leerlingen in het voortgezet onderwijs zouden de eerste jaren hetzelfde programma moeten volgen. Daarna zouden ze dan de keuze maken voor beroeps- of algemeen vormend onderwijs.
Per 2006 werd de basisvorming ingrijpend hervormd, de facto zelfs afgeschaft. Het programma met veertien vakken bleek overladen. Niveauverschillen aanbrengen voor leerlingen was lastig. Klap op de vuurpijl: het onderwijspeil steeg niet door de basisvorming, maar daalde juist.
2. Studiehuis
Weg met klassikale kennisoverdracht, welkom aan het nieuwe leren: kinderen moeten vooral leren waar ze informatie kunnen vinden. Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun leerproces, de docent coacht hen daarbij. Uitvloeisel van die aanpak was het studiehuis. Die moest zorgen voor een betere aansluiting tussen het middelbaar onderwijs en hogescholen en universiteiten. Kort na de invoering in 1998 bleek echter dat de taal- en rekenvaardigheid en analytische vermogens van instromende studenten achteruit holden. Het studiehuis werd daarop opgedoekt; het nieuwe leren daarentegen komt in veel andere gedaanten nog volop voor.
3. Vmbo
Het vmbo (sinds 1999) is mislukt, stelde de VVD in 2004. Toch bestaat deze samenvoeging van vbo en mavo nog steeds. Wel kampt het vmbo met een negatief imago. Mede daarom stimuleren veel ouders hun kinderen om naar het algemeen vormend onderwijs te gaan. Daardoor daalt het aantal vmbo-leerlingen gestaag.
Is het vmbo mislukt? Velen zijn het met de VVD eens. Anderen wijzen op het succes van dit schooltype: dankzij het vmbo blijven leerlingen die vroeger op 16-jarige leeftijd gingen werken, nu langer op school en behalen meer kinderen een startkwalificatie.
4. Iederwijs
Kinderen kunnen leren wat ze willen, met wie ze het willen en wanneer ze het willen: dat kenmerkte Iederwijs, een onderwijssysteem dat van 2002-2014 op zeventien Nederlandse scholen werd toegepast. Op dit concept kwam veel kritiek: het zouden ‘veredelde speeltuinen’ zijn. De onderwijskwaliteit op een deel van de Iederwijsscholen was onvoldoende. Negatieve publiciteit, interne onenigheid en geldgebruik deden de Iederwijsscholen uiteindelijk de das om. Verdwenen is het Iederwijsconcept echter niet: enkele van die scholen zijn omgevormd tot democratische scholen: ook daar mogen leerlingen zelf kiezen wat, wanneer en hoe ze leren.
5. iPadscholen
Opiniepeiler Maurice de Hond richt in 2014 twee iPadscholen op: De Voorsprong en De Ontplooiing. De eerstgenoemde gaat al gauw dicht wegens gebrek aan leerlingen. De andere sluit een paar jaar later omdat hij zeer zwak is. Een onderzoekje door de Universiteit van Amsterdam had in 2015 al uitgewezen dat het gebruik van tablets op scholen geen aantoonbaar gunstig effect heeft op de motivatie van kinderen of op het leren. Ook ruim veertig andere scholen die De Honds’ opzet volgden (ook wel Steve Jobsscholen genoemd), hielden het al snel voor gezien.